De vogelpest confronteert ons met
de gevolgen van de huidige grootschalige vleesproductie.
Maar kan het de consument eigenlijk wat schelen waar zijn
voedsel vandaan komt? Met zijn rechterhand vult hij een
enqu?te in over scharrelvlees, met zijn linker vult
hij de kar bij de kiloknaller. Mac van Dinther in het Reflexkatern van
de Volkskrant op 26 april 2003.
Van zijn schrijvershand op deze site ook "begeerlijk vlees" en "Voedselveiligheid".
Vroeger had je als slager te maken met de
'vierkantstelling'. Die kwam er op neer dat je de hele
koe moest zien te verkopen. Was op zaterdag de biefstuk
in de aanbieding, dan moesten op dinsdag de stooflappen
in de reclame en ging de rest in het gehakt voor woensdag.
Want een koe bestaat niet uit alleen maar biefstuk.
De vierkantstelling is achterhaald. Nederlandse koeien
worden tegenwoordig in stukken gehakt en over de hele
wereld verhandeld. Hollandse biefstukken en riblappen
gaan naar Rusland, Zweden, Finland of Egypte, waar er
ook maar vraag is. Omgekeerd importeren Nederlandse winkelketens
biefstukken en entrecotes uit Ierland en Argentinië.
De vierkantstelling is geglobaliseerd.
Wat geldt voor vlees, gaat ook op voor groente en fruit.
Een appelteler uit de Betuwe moet tegenwoordig rekening
houden met concurrenten uit Nieuw-Zeeland en Australië
die al met hun nieuwe oogst komen als hier de oogst van
vorig jaar nog in de bewaarschuren ligt. Nederland is
een van de grootste exporteurs van groente. Tegelijkertijd
worden groenten uit alle windstreken Nederland binnengereden
en gevlogen. Zelfs de natuurvoedingswinkel draait zijn
hand niet om voor peultjes uit Egypte en mango's uit Brazilië.
Honderd procent biologisch natuurlijk, dat wel.
In deze alsmaar sneller draaiende handelscarrousel is steeds ondoorzichtiger wie verantwoordelijk is voor ons
dagelijks brood. Wie bepaalt eigenlijk wat we doen? Is
dat de boer, die het land inzaait, zijn koeien melkt en
het fruit van de bomen plukt? Zijn het de fabrikanten
die primaire producten tot merkartikelen verwerken? Zijn
het de supermarkten die bepalen wat ze wel of niet in
hun schappen leggen? Of zijn we het zelf omdat uiteindelijk
de consument bepaalt wat hij wel of niet koopt.
De slag op de voedselmarkt is een potje touwtrekken in
het vierkant tussen deze groepen, waarbij de ene keer
sprake is van concurrentie, dan weer van samenwerking
en soms van alle twee tegelijk. Maar de laatste tijd lijkt
één partij sterker dan de rest. Dat zijn
de supermarkten. De partij die onderuit dreigt te gaan,
is de primaire sector.
Zoals overal is ook in de voedselproductie
sprake van concentratie en schaalvergroting. Ondernemingen
fuseren, bedrijven worden overgenomen, merken verdwijnen.
In dit proces liggen de supermarkten voorop. Daarmee hebben
ze een voorsprong, zegt Pieter ter Veer, oud-Kamerlid
van D66 en zelf boer. 'Nog niet zo lang geleden hadden
we tien supermarktketens. Als je bij de een niet aan de
bak kwam, waren er nog negen over. Nu zijn er nog maar
vier'. Wie daar niet binnen komt kan het schudden.
Typerend voor de verhoudingen in de vleessector was de
Ierse rundvleescrisis. Halverwege de jaren tachtig besloot
Albert Heijn zijn rundvlees voortaan uit Ierland te halen.
De officiële reden was dat de Nederlandse biefstuk
niet aan de kwaliteitseisen voldeed. Op zich zat daar
wel wat in. Nederlandse koeien worden gehouden voor de
melk. Is een dier niet productief genoeg meer, moet een
boer inkrimpen of is een koe lastig, dan gaat ze naar
de slachter. Het gevolg is dat Nederlandse slachtkoeien
van wisselende leeftijden zijn. De ene koe komt als ze
dertien is, de andere als ze acht is. Dat levert andere
biefstuk op. In Ierland koopt Albert Heijn zijn vlees
bij ossenmesters die al hun dieren slachten als ze anderhalf
tot twee jaar zijn. Zo is het vlees altijd hetzelfde.
Maar er is Nog een reden waarom Albert Heijn uitweek naar Ierland. Het supermarktconcern was te groot geworden voor Nederland. Zo gauw de slachterijen er lucht van kregen
dat Albert Heijn in de markt was voor biefstuk schoten
de prijzen omhoog, zegt unitmanager versproducten John
Valster. Iedereen weet dat als Albert Heijn wil stunten
met biefstuk, hij veel biefstuk nodig heeft.
Zo konden de producenten de prijs bepalen. 'Dat is het
nadeel van zo groot zijn', aldus Valster.
In Ierland maakt het bedrijf afspraken met grote leveranciers.
Albert Heijn neemt de biefstukken af, de andere delen
gaan naar McDonald's, die er hamburgers van maakt. 'Dat
is niet bewust gegaan, maar de kwaliteitseisen van ons
en McDonald's bleken enorm overeen te komen'. De aanpak
maakte school. Steeds meer supermarkten halen hun vlees
tegenwoordig uit het buitenland. Nederlandse slachters
zijn aangewezen op export.
Wat Albert Heijn doet met vlees doet hij ook met groente
en fruit. Het bedrijf koopt niet meer in op de veiling.
'Dan zijn we overgeleverd aan het aanbod dat er toevallig
is', zegt Valster. Hij betrekt zijn spullen liever rechtstreeks
van de producent. In binnen- of buitenland. "Dat
maakt ons niet uit".
Op het eerste gezicht valt daar niks tegenin te brengen,
beaamt marktdeskundige Thijs Cuijpers van landbouworganisatie
LTO-Nederland. Zo gaat het spel van vraag en aanbod. Maar
er zit een kronkel in de regels, zegt hij. Nederlandse
boeren en tuinders hebben te maken met strengere eisen
dan collega's in het buitenland.
Cuijpers neemt als voorbeeld spruiten. Een tijdje terug
was in Nederland een bestrijdingsmiddel tegen ziekten
bij spruiten verboden. Daardoor hadden de Nederlandse
telers lagere opbrengsten en hogere kosten. 'Toen haalde
Albert Heijn zijn spruiten gewoon in België. Eigenlijk
zou het zo moeten zijn dat als Nederlandse boeren niet
mogen spuiten, behandelde spruiten ook niet in de supermarkt
mogen liggen. Maar zover gaat het weer niet'.
De Nederlandse boer wordt steeds meer gewezen
op zijn maatschappelijke
verantwoordelijkheid. Hij moet niet alleen voedsel
produceren, maar ook zorgen voor het milieu en het landschap.
'Bij boeren vinden we dat normaal. Maar we vragen het
niet van de supermarkt'.
Als het om maatschappelijk ondernemen gaat, geven supermarkten
niet thuis, beaamt Ter Veer. 'Supermarkten hebben maar
één doel: Ze zijn voortdurend op zoek naar
lagere prijzen. Degene die het gelag betaalt is de producent
aan de onderkant van de markt. De hutspot wordt slecht
betaald'. De boeren zitten in de tang, met als gevolg
dat ze naar wegen zoeken om zo goedkoop mogelijk te produceren,
wat weer leidt tot schandalen als dioxine en hormonen
in het veevoer.
Een handicap voor boeren is dat ze geen herkenbare merkproducten
maken waarvoor reclame gemaakt kan worden. Voor bedrijven
als Unilever en Heineken is reclame de manier om de consument
rechtstreeks aan zich te binden. Er worden wel pogingen
in die richting gedaan. Maar een grote vlucht zal het
nooit nemen, zegt Cuijpers. 'Nederlandse boeren zijn exportgericht,
daar zitten de grote klanten. Daarom is er in Nederland
ook weinig liefde tussen de consument en de boeren'. Franse
supermarkten hoeven niet aan te komen met Iers rundvlees.
De Nederlandse consument laat het koud.
Zonder een directe band met de consument zijn de primaire
producenten afhankelijk van de supermarkt. Dat ondervonden
de appeltelers op hardhandige wijze toen ze vier jaar
geleden de Santana wilden introduceren. De Santana moest
het 'groene' alternatief worden voor de Elstar. De nieuwe
appel was beter bestand tegen de appelziekte schurft en
hoefde minder gespoten te worden.
De lancering van de Santana was uitgestippeld als een
militaire operatie met proefbedrijven, gecontroleerde
afzet, een reclamecampagne. Maar op het moment supr?me
trad bij het bewaren een probleem op. Sommige appels werden
een beetje bruin van binnen. De supermarktketen trok zich
schielijk terug. Exit Santana.
De fruitsector heeft de macht van de supermarkten aan
den lijve ondervonden. Nederland kent van oudsher een
fruitcultuur. Maar veel fruitrassen -appels, peren, pruimen,
kersen- zijn verdwenen. Hun plaats is ingenomen door mango's
en kiwi's uit het buitenland. Voor de supermarkten is
dat lood om oud ijzer. Als het goedkoper is kersen uit
Griekenland te halen dan uit de Betuwe dan doen ze dat.
De Nederlandse boer wordt het slachtoffer van dit 'multinationaal
superkapitalisme', zegt Ter Veer. 'De akkerbouw is op
sterven na dood. De agrarische sector is een krimpsector'.
Uiteindelijk wordt de consument daarvan ook de dupe, zegt
Ter Veer. De almacht van de supermarkten leidt volgens
hem tot massaproductie en smaakvervlakking. 'Fruit verdwijnt,
de goudrenet sterft uit. Het aanbod verschraalt'.
Supermarkten die rijk worden over de rug
van de boeren, het is een vaak gehoorde klacht, vooral
onder boeren. Maar het is te simpel, zegt Valster van
Albert Heijn. Want uiteindelijk is het de consument die
beslist. 'Dssr ligt de echte macht. Wij
kunnen niet anders doen dan de wensen van de consument
zo goed mogelijk invullen'.
De consument vaart daar juist wel bij, beweert Valster.
Hij wijst naar de Verenigde Staten waar volgens hem de
situatie omgekeerd is en de producenten machtiger zijn
dan de supermarkten. 'Daar bepaalt de producent wat er
gebeurt. Het gevolg is meer bulk, grotere volumes, meer
van hetzelfde. Wij zijn juist voortdurend op zoek naar
onderscheidende producten'.
Hij krijgt bijval uit onverdachte hoek. Atie Schipaanboord
van de Consumentenbond ontkent niet dat supermarkten,
Albert Heijn voorop, een dominante rol spelen. Maar er
is nog genoeg te kiezen, zegt ze. Wie Albert Heijn niet
lust kan terecht bij de concurrent. 'Het is de consument
die kiest'.
'Maar de supermarkt bepaalt waaruit hij kan kiezen', reageert
Hans Dagevos, onderzoeker van het Landbouw Economisch
Instituut (LEI) in Den Haag. 'Supermarkten doen graag
alsof de consument de macht heeft. Koning Klant. Maar
het is niet waar. Er is sprake van een pre-selected choice.
De supermarkten bepalen het aanbod'. Met reclames, aanbiedingen
en bonuspunten proberen de supermarkten hun klanten in
de door hen gewenste richting te sturen. 'En dan zeggen
ze achteraf: zie je wel, de consument wil het', zegt Dagevos.
Voorbeelden zijn er genoeg. Allerhande schrijft voor wat
we eten met Pasen. Albert Heijn heeft in zijn winkels
receptenkaarten liggen waarmee bepaalde producten onder
de aandacht worden gebracht. Bijna een kwart van Nederland
kookt daarmee. En wat te denken van de teloorgang van
de kropsla? Albert Heijn begon ooit een campagne voor
zakjes voorgesneden en gewassen sla onder het motto Life
is too short to wash lettuce. Sindsdien wordt er
nauwelijks nog kropsla verkocht.
De macht over ons eten concentreert zich steeds meer in
grote bedrijven als Albert Heijn, The Greenery (groente
en fruit), Dumeco (vlees) en Friesland Coberco Dairy Foods
(zuivel), signaleert Dagevos. 'Dat heeft gevolgen voor
onze consumptiemaatschappij. Het wordt tijd dat daar een
debat over loskomt. Dat gebeurt nu niet'.
Maar wie is de schuldige als de kropsla er straks niet
meer is? De supermarkt of de consument die het verdomt
sla te wassen. Wat was er eerst: snelle ontbijtproducten
of de consument die geen tijd had om te ontbijten? Pampers
of luie ouders?
Het is een kip-of-ei discussie, zegt Marcel Temminghoff
van marktonderzoekbureau GFK in Dongen dat veel onderzoek
doet naar koopgedrag en supermarkten. Het is een wisselwerking,
aldus Temminghoff. Waarbij de supermarkten als voordeel
hebben dat zij georganiseerd zijn en de consument niet.
Supermarkten hebben goed in de gaten dat de consument
be?nvloedbaar is. 'Neem de magnetronmaaltijden. Niemand
riep: ik wil dat. Maar het wordt aangeboden en mensen
gaan ernaar handelen. Het is een kwestie van aanvoelen.
Albert Heijn is daar altijd heel goed in geweest'.
Maar ze zitten er ook vaak naast, benadrukt Temminghoff.
In de jaren tachtig werd al eens een poging gedaan met kant-en-klaar maaltijden. 'Dat was een flop'. Probeersels om verse vis of verse diervoeding te verkopen waren hetzelfde
lot beschoren. 'Supermarkten hebben veel macht. Maar ik
denk niet dat ze zo machtig zijn dat ze de vraag kunnen
sturen'.
De vraag is wie dan wel. Die vraag is van belang omdat
er zoiets bestaat als maatschappelijke gewenste consumptie.
Een kwestie die opnieuw actueel is naar aanleiding van
de kippencrisis. Zoals bij eerdere crises (BSE, MKZ) wordt
er nu ook weer schande gesproken van de bio-industrie
die dieren behandelt als productiemiddelen. Minister Veerman
kondigde aan dat de sector diervriendelijker moet worden.
Maar wie moet daarvoor opdraaien?
De overheid spreekt de pluimveesector
aan. Maar de kippenhouders wijzen naar de supermarkten
die goedkope kip uit Thailand en Zuid-Amerika halen.
De supermarkten op hun beurt verschuilen zich achter
de consument die tuk is op het goedkoopste stukje vlees
en de consument beroept zich weer op de overheid: 'Als
het echt zo slecht was, zou het er niet mogen liggen'.
De vraag is wie die cirkel moet doorbreken. De macht
van de overheid is beperkt. Binnen Europa kan Nederland
afspraken maken over compensatie voor boeren die aan
natuurbeheer doen, welzijnseisen voor dieren of het
gebruik van bestrijdingsmiddelen. Daarmee kan worden
gewaarborgd dat er een level playing field is, eerlijke concurrentie tussen Europese boeren.
Maar de overheid kan de supermarkten niet verbieden
kippen uit Thailand en konijnen uit China te halen.
Dat zal alleen maar toenemen. De trend is vrijhandel
en in besprekingen over liberalisering van de wereldhandel
spelen onderwerpen als dierenwelzijn geen rol.
De pluimveehouder dan. De kippenboer die zijn kippen
diervriendelijk houdt, is duurder uit en moet dus meer
vragen voor zijn kippen. Voor hij daarmee kan komen
moeten supermarkten het willen verkopen en consumenten
het willen kopen.
Om met de eerste te beginnen: Er is geen reden te bedenken
waarom een pluimveehouder zijn dieren niet diervriendelijk
zou houden als hij daarmee ook zijn brood kan verdienen.
Hetzelfde geldt voor de supermarkt. Het lijdt geen twijfel
dat de supermarkten zich onmiddellijk zouden bekeren
tot biologische productie als de consument dat vraagt.
Niet voor niets heeft Dumeco, de grootste slachterij
van Nederland, de biologische Groene Weg slachterij
ingelijfd en timmert Albert Heijn aan de weg met biologische
groenten. Albert Heijn wil wel, zegt Temminghoff. 'Het
wachten is op de consument'. En zo komt het verwijt
van de consument aan de bio-industrie als een boemerang
terug.
Gezegd moet worden dat supermarkten niet
voorop hebben gelopen om de consument te vertellen
dat de moderne vleeskip een doorgefokt monster
is dat moeite heeft overeind te blijven onder
het gewicht van zijn eigen borstvlees. Wat niet
weet dat niet deert.
Dat moet veranderen, vindt Schipaanboord. 'Wij
willen dat supermarkten de hele keten laten zien.
Zodat de consument weet waar de biefstuk vandaan
komt. Dan kan hij zelf een keuze maken'. De vraag
is of het veel uitmaakt. Onderzoek wijst keer
op keer uit dat de consument best wil betalen
voor diervriendelijke producten. Onlangs nog bleek
uit een peiling van de Nederlandse Organisatie
voor Wetenschappelijk Onderzoek dat driekwart
van de Nederlanders dat wel wil.
Maar die keuze is er al. Overal in het land zijn
scharrelslagers. Bij elke vleescrisis worden ze
weer in het zonnetje gezet. Maar op de totale
vleesconsumptie komt hun omzet nauwelijks boven
de statistische foutenmarge uit.
De treurige constatering luidt dat de consument
dubbelhartig is. Terwijl zijn rechterhand een
enqu?te invult over scharrelvlees, vult
zijn linkerhand de kar bij de kiloknaller, de
Aldi en de Lidl. Niet dierenwelzijn, het behoud
van het landschap, betrokkenheid bij onze eigen
boeren of duurzaamheid bepalen ons aankoopbeleid,
maar de prijs. Als het gaat om uitgaven voor eten
bezet Nederland binnen de Europese Unie de op
één na laatste plaats. Alleen Engelsen
geven nog minder uit.
Voor sommige consumenten speelt de prijs een rol.
Diervriendelijke kip is twee keer zo duur als
kip uit de bioindustrie. Wat overigens meteen
aangeeft hoe treurig het gesteld is in de bioindustrie.
Het prijsverschil tussen biologische en gewone
productie is daarvoor een mooie graadmeter.
Maar het prijsargument geldt niet voor iedereen.
Wie op wintersport gaat, een breedbeeld-tv thuis
heeft staan en op Nikes loopt, kan zich ook scharrelvlees
veroorloven. Het is een kwestie van prioriteiten,
zegt Ter Veer. 'We wonen in mooie huizen, maar
eten interesseert ons niks. Mijn mede-Nederlanders
stellen me in dat opzicht teleur'.
Minister Veerman wil een discussie aanzwengelen
over het gedrag van de consument. Ook de consument
heeft een verantwoordelijkheid, aldus de minister.
Dat wordt tijd, want de consument is machtiger
dan hij zelf denkt. Wat niet wil zeggen dat iedereen
in gelijke mate bediend wordt.
Supermarkten reageren op koopkrachtige vraag. Als de consument sla in een zakje wil, dan krijgt
hij sla in een zakje. Voor de enkeling die gehecht
is aan een krop sla is dat slecht nieuws. Nog
even en een krop sla is zo duur als kaviaar. Maar
ook daar is een markt voor. De conclusie is teleurstellend
en opwekkend tegelijk: We krijgen het eten dat we verdienen.