IJsberen, zorgenkindjes |
Paul Koene, gedragsbioloog in Wageningen. Hij is gespecialiseerd
in kippen. Wageningen, boerderijdieren, dat ligt voor
de hand. Maar hij heeft ook altijd studenten begeleid
die iets spannends wilden doen, en die kregen dan een
onderzoekje in de dierentuin. Vandaar zijn relatie met
dierentuinen.
Interessante parallellen trouwens, dieren in de intensieve
veehouderij, dieren in de dierentuin. Het optreden van
stereotypieën
bijvoorbeeld. Dan zegt het woordenboek: steeds herhaalde
doelloze bewegingen of handelingen. Maar de bioloog: doelloos
niet.
Met deze bewegingen of handelingen, de voortdurende herhaling
ervan, probeert een dier zich te schikken. De hartslag
gaat omlaag, de hersenen maken endorfines vrij, endorfines
dempen de onrust. Het dier doet gek om zich de gekte van
het lijf te houden. Stereotypieën kun je als een
laatste redmiddel beschouwen.
"Moeten we ze dan niet bevorderen in plaats van tegengaan"?,
vroeg ik.
"We moeten de oorzaken tegengaan", zei Paul. 'Deze
dieren zijn diep ongelukkig, meestal omdat we ze een veel
te eenvoudige omgeving aanbieden'.
In de natuur komen stereotypieën zelden voor. In
de natuur wordt een dier op het hele scala van zijn gedragsmogelijkheden
aangesproken, in al zijn capaciteiten uitgedaagd. Misschien
moet je dan eerder van een gevoel van compleetheid dan
van geluk spreken. Maar wie weet, een gevoel van compleetheid,
misschien is dat wel geluk.
Zo zaten we te praten voor de ingang van Ouwehands Zoo
in Rhenen. Het begon zachtjes te regenen en het werd weer
droog, en toen we eindelijk naar binnen gingen, voegde
zich een vrouw bij ons, José Kok, de bioloog van
de zoo zelf.
We liepen naar de flamingo's, een nieuwe voliëre.
"Toen ze vorig jaar begonnen te broeden", zei José,
"hebben we ze afgeschermd voor het publiek. Toen ze dit
jaar weer gingen broeden, gingen ze juist zo dicht mogelijk
bij het publiek zitten". Ze bedoelt maar: we weten
niet alles van de wensen die hier leven.
Van de flamingo's naar de tijgers, van de tijgers naar
de giraffes, van de giraffes naar de leeuwen, van de leeuwen
naar de ijsberen, van de ijsberen naar de bruine beren,
van de bruine beren naar de panters (Deze verblijven
zijn me te transparant", zei José, "ze doen geen
recht aan de behoefte aan privacy van deze dieren") en
van de panters weer naar de flamingo's (er scharrelde
een onvoorstelbaar dapper kuiken door dat woud van roze
poten. "Pas één jong", zei Paul. "Al
één jong", zei José). |
Ergens onderweg kon Paul mooi zijn kippen van stal halen
om een fundamenteel punt aan te stippen. "Ook al vreten
ze uit de voerbak", zei hij, "ze beginnen toch met hun
poten te krabben". Eten mag je ze niet onthouden, maar
de mogelijkheid om met hun poten te krabben ook niet.
De vraag, als je kippen wilt houden, is niet wat wij rationeel
vinden, maar wat zij rationeel vinden.
Bij dieren zou je onderscheid kunnen maken tussen basisbehoeften
(bij kippen: legnest, zitstok, scharrelgelegenheid) en
extra's (bij kippen misschien het stofbad).
"In de bio-industrie", zei Paul, "hebben ze nu de mond
vol over verrijkte huisvestingssystemen. Maar in feite
gaat dat nog steeds over de basisbehoeften, vermindering
van de armoede, vermindering van het lijden. Naar mijn
idee zou je pas over verrijking moeten spreken als je
in de sfeer van de extra's komt".
Ik heb de halteplaatsen op onze rondwandeling al genoemd.
Daar bleven we even staan om wat aandachtiger te kijken,
wat uitvoeriger van gedachten te wisselen. Telkens was
het dan maar ïéén stap van de huisvesting,
omvang en inrichting van het verblijf naar de aard van
het betrokken dier. Ik vond het prachtig, ik ben dol op
de aard van dieren.
Bij de tijgers kon ik mijn ogen niet afhouden van die
ene, die zich op een rotsblok had uitgestrekt als op een
chaise longue, zo kolossaal, zo lui, zo behaaglijk, zo
benijdenswaardig.
Paul: "Die kunnen hier alles doen wat ze willen, behalve
zelf een prooi bespringen. Ik weet niet of deze hinderlaagjagers
dat erg missen. Cheeta's schijnen het wel te missen,
die hele reeks van zoeken, spotten, vangen, en dan
pas eten. En wolven, en hyena's, die beleven de jacht
als een sociaal gebeuren, een ritueel bijna".
José: "We hadden een stel ooievaars binnengekregen,
verkeersslachtoffers. Op een gegeven moment konden ze
weer vliegen en toen kwam er eentje bij de tijgers terecht.
Die hadden ze zo te pakken".
"Dus dan gebeurt er eens wat", zei ik.
Josë: "Maar het publiek vond het niet leuk". |
Maar het langst stonden we toch stil bij de ijsberen.
Van ijsberen komt ijsberen, de stereotypie bij uitstek.
Ik zag er maar één (er moesten er zes zijn:
"Vier wijfjes en twee jongen; de man is op het ogenblik
in Artis") en die lag als bolle hoop sneeuw, restant
van een vergeten winter, op het gazon. José: "In
het oude verblijf hadden ze alleen maar beton. Iedereen
dacht: ijsberen, ijs, harde ondergrond. Maar als je ze
een zandbak geeft, gaan ze in de zandbak zitten, hoor".
Paul: "Ze zitten ook niet de hele dag op ijs, of in ieder
geval niet het hele jaar, niet hun hele leven. Dag en
nacht, zomer en winter, jeugd en ouderdom - in al die
fases moet je je dieren kennen".
José: "Dus hier hebben we ze een stuk toendra
gegeven, kunnen ze zelf kiezen".
Paul: "De ijsbeer is geen vreselijk sociaal wezen. Je
kunt je afvragen of-ie niet het beste af is in z'n eentje".
José: "In Engeland hebben dierenbeschermers gezegd:
je kunt geen ijsberen in gevangenschap houden.
Engelse dierentuinen hebben de ijsberen toen uit hun collectie
gedaan".
"Wat is er zo anders aan ijsberen?", vroeg ik. Paul:
"Ze zijn natuurlijk een recent product van de evolutie,
aangepast aan bijzondere klimatologische omstandigheden,
gespecialiseerd in bijzondere jachtmethoden - dagenlang
lopen, lopen en kijken, lopen en kijken en geuren opsnuiven,
voor die ene zeehond".
José: "IJsberen zijn voor mij zorgenkindjes. Ze
overleven, ze planten zich voort, maar we weten niet precies
wat we ze aandoen". Paul: "Je weet niet of je wel in
de buurt van hun basisbehoeften komt". José: "Samen
met andere dierentuinen proberen we dat uit te vissen.
We doen gedragsonderzoek en onderzoeken hun poep op stresshormonen.
Intussen manipuleren we ze met voedsel - we houden ze
in beweging en zorgen dat ze anderen kunnen mijden".
Het is ook maar net welke maatstaven je aanlegt. Deze
ijsberen komen niet uit de natuur, maar de natuur is wel
het ijkpunt. Wat dat betreft is de ethiek rond de bruine
beren in Ouwehands veel eenvoudiger. De bruine beren hebben
een heel andere achtergrond: die komen uit het circus,
uit de berenkuil, uit een kooi bij een hotel, van de gloeiende
plaat waarop men ze leert dansen. Die hebben het al gauw
beter dan voorheen.
Hier hebben ze een fraai stuk bos tot hun beschikking,
volop ruimte. En Paul, plotseling: "Hier moet nog zalm
in".
"Zalm?", herhaal ik. "Helder stromend water"?
Paul: "Dat is een kwestie van engineering. Bij bruine
beren hoort zalm". "Dan geef je ze levend
voedsel", zei ik.
José: "We voeren regelmatig levende vis aan de
pinguins en de ijsberen. Bezoekers hebben daar geen probleem
mee. Een collega vertelde me dat je ook gerust levende
ratten kunt voeren - zolang het maar geen witte zijn.
Als je levende witte ratten voert, hebben bezoekers daar
wel een probleem mee".
Geen vreemder dier in de dierentuin
dan de mens. We liepen naar de uitgang (wij wel).
Geen stereotypie gezien, jij?
Paul: "Je ziet ook altijd veel dieren rusten. Je kunt
je afvragen of dat wel rusten is". |
|
|