Lucas Reijnders heeft niets met radicaal milieu-activisme
Milieu is uit, maar hoogleraar milieukunde
en biochemicus Lucas Reijnders blijft onvermoeibaar doorstrijden
voor een betere leefomgeving. Dan maar zonder veel publieke
belangstelling. Aanhangers van Pim Fortuyn 'een rare kwast,
niet goed bij zijn hoofd' noemen hem de leermeester van
Volkert, maar hij moet niets hebben van gewelddadige dierenactivisten. Interview met Lucas Reijnders door Mayke Calis (voor de GPD bladen), publicatiedata o.m.:2003-08-22 Nederlands Dagblad;
2003-08-23 Gooi & Eemlander;
2003-08-21 Noord Hollands Dagblad;
2003-08-21 Haarlems Dagblad.
Reijnders over activisme
Na de moord op Fortuyn ben ik bedreigd.
Ik zou de 'leermeester' van Volkert zijn. Ik heb Volkert
zelfs nooit ontmoet. Leuk is het niet, om zo te worden
afgeschilderd. Maar blaffende honden bijten meestal niet.
Voor de moord ben ik ook wel bedreigd. 'We weten je te
vinden', dat soort dingen. Altijd alleen telefonisch.
Gelukkig ben ik moeilijk bereikbaar.
Wat Van der G. heeft gedaan, is bij de milieubeweging
hard aangekomen. De moord op Fortuyn zou de schuld zijn
van de milieubeweging. Kletspraat natuurlijk. Er is
een enorme tegenwind, vooral in de media. Bladen als
Elsevier en HP/De Tijd voeren campagne tegen de 'milieumaffia'.
Reijnders persoonlijk
'Ja, treurig, maar aan mij ligt het niet
dat ik nog steeds met mijn hoofd op de televisie verschijn.
Ik ben moeilijk bereikbaar, mijn secretaresses zijn nogal
eens ziek en ik bied mij niet aan. Er zijn genoeg jongeren
uit de milieubeweging met veel meer uitstraling. IJdel?
Niet op mijn kleren in ieder geval. Ik schijn er altijd
uit te zien alsof ik er zes weken in geslapen heb.
Ik ben niet trots als ik teruglees wat ik heb geschreven
of als ik mezelf terug zie op televisie. Ik denk altijd:
het had beter gekund. Ik heb niet het idee dat ik belangrijk
ben. Ik doe mijn werk omdat ik het interessant vind.
Fortuyn is in de jaren zeventig wel eens
bij mij thuis geweest. Toen was hij nog Maoïst; ik
ben zelden zulke gelovige Maoïsten tegengekomen als
Pim Fortuyn. Wij waren beiden verbonden aan de universiteit
van Groningen. We hadden een discussiegroepje. Volgens
Fortuyn was er in China geen milieuprobleem; dat had Mao
Zedong al helemaal opgelost. Ook was hij er stellig van
overtuigd dat Mao Nederland zou komen bevrijden. Ik heb
hem daar krachtig over tegengesproken. Daar hield hij
toen al niet van. Sindsdien is het nooit meer goed gekomen
tussen ons. Ik vond hem een rare kwast, hij was niet helemaal
goed bij zijn hoofd. Ik heb hem daarna nooit meer gezien.
Hij bleef me wel regelmatig uitschelden in columns. 'Die
Reijnders is een schoft' of 'die Reijnders woont in een
te groot huis'. Ik was er altijd een beetje lacherig om.
Ik vind het wel curieus dat hij zich zo helemaal de andere
kant uit heeft bewogen: eerst passeert hij me links, daarna
rechts. Zelf ben ik nooit Maoïst geweest. Ik las
Marx wel, maar ook diens ideeën heb ik altijd grotendeels
onzin gevonden. Ik was actief in de studentenvakbeweging
en links georiënteerd, maar altijd, ook nu nog, aan
de rechterzijde van links. Aan de linkerkant wordt over
het algemeen meer nagedacht. Ik was als student aan de
serieuze kant. Ik ging dus niet naar de Rolling Stones
of naar de Beatles. En nu al helemaal niet meer, die bejaardengymnastiek
vind ik tamelijk sneu. Mijn vrouw stierf tien jaar geleden aan borstkanker. Waardeloze ziekte. Het heeft vier jaar geduurd.
Dat was niet makkelijk. We waren twintig jaar getrouwd
en onze zoon was zeventien. Zij was hoogleraar filosofie.
Wij hadden maar één kind omdat we zo'n druk
leven hadden, we wilden niet dat ons kind te drukke ouders
had. Overigens heeft onze zoon er nooit over geklaagd.
Hard werken deed ik voor haar dood ook al, maar daarna
was het een goede afleiding. Drie banen heb ik nu. Ik
vind z? veel dingen interessant en kan niet ophouden
met leren. Mensen vind ik ook interessant. Ik ben geïnteresseerd
in wat er in vrienden en collega's omgaat. Over mezelf
praat ik liever niet. Ik vind dat privé, daar hebben
mensen gewoon niets mee te maken.
Politiek is niets voor mij. Ik ben wel een aantal malen
gevraagd voor verschillende partijen. Welke zeg ik niet.
Vanaf D66 naar links, zeg maar. Ik zou er niet tegen
kunnen standpunten te moeten verdedigen waarmee ik het
niet eens ben. Bovendien zou ik vrij snel overspannen
raken. Het is ontzettend veel nutteloos vergaderen en
daar kan ik niet zo goed tegen. Ik bereik meer met het
werk dat ik nu doe.
Met de publieke belangstelling voor het
milieu is het niet best gesteld. De tijdgeest is nu: 'Het
milieuprobleem bestaat niet en mensen die zich ermee bezig
houden deugen niet'. Ook in de Verenigde Staten zie je
dat. Nergens binnen Europa is de publieke belangstelling
zo klein als in Nederland. Milieuorganisaties hebben nog
geen manier gevonden zich weer in de kijker te spelen.
Wat ze ook doen, het wordt niet opgepikt. Die belangstelling
is overigens altijd met pieken gegaan. Meestal had dat
te maken met milieurampen waar mensen enorm van schrokken.
Van 1973 tot 1975 was zo'n piek. En eind jaren tachtig
had je Tsjernobyl, het gat in de ozonlaag en de zure
regen. Na begin jaren negentig verdween dat opnieuw.
Ik verbaas me er niet over. Ik weet niet wanneer, maar
de belangstelling neemt heus wel weer toe. Ik neem aan
dat het op dezelfde wijze gaat. Na een milieuramp bijvoorbeeld.
Ik ben daar vrij rustig onder.
Het positieve verschil met vorige periodes is dat het
milieu bij bedrijven veel meer leeft dan in de jaren
zeventig en tachtig. Ook hebben we veel lol van de Europese
Unie, die loopt op diverse punten voor op Nederland.
Nederland probeert meer onder de Brusselse regels uit
te komen dan ze na te leven.
Omdat de overheid het laat afweten, probeer
ik met bedrijven en land- en tuinbouworganisaties te onderhandelen.
Dat lukt heel aardig. Grote concerns als Akzo, Unilever
en Shell hebben zo langzamerhand het idee: 'we willen
over tien jaar ook nog bestaan, dus wat kunnen we beter
doen voor het milieu'? Er zijn ook bedrijven die zeggen:
'zolang de overheid bepaalde stoffen niet verbiedt, veranderen
wij niets'.
Bij ex-overheidsbedrijven zoals KPN en vuilverbranders
moet ik vaak vanaf punt nul beginnen. Bij hen heb soms
het gevoel: heb ik dit gesprek al niet eens eerder gevoerd,
ergens in 1970 of zo? Nee, ik word er nooit moe van.
Als het niet lukt, hou ik juist vol. Dan gaat bij mij
de adrenaline omhoog - en tegenwoordig ook de bloeddruk,
dat is minder. Collega's geven mij de hopeloze gevallen.
Als zij roepen: 'Dat wordt niks', begin ik er toch aan.
Ik heb veel geduld. Als ik ergens niet verder mee kom,
kan ik het rustig tien jaar laten wachten.
Ik kan een zekere vorm van radicalisering
wel begrijpen: actievoerders die zich vastketenen aan
hekken of proberen bouwers tegen te houden. Maar geweld
tegen mensen of het vernielen van gebouwen vind ik volstrekt
onacceptabel. Dieren en milieu zijn zachte belangen. Er
zijn veel hardere belangen, zoals de economie. Daarvan
kunnen de zachte belangen het niet winnen als het ieder
voor zich is. Dat milieubescherming en diervriendelijkheid
bestaan, heeft met onze welvaart te maken, ze zijn een
product van de beschaafde samenleving. Daarin past geen
geweld.
Ik weet niet wat die actievoerders bezielt. Ik heb
geen kennissen in die wereld. Activisme ontstaat meestal
met een goed bedoelde instelling, maar dat blijft vaak
niet zo. Soms zie je mensen helemaal in de eigen gemeenschap
vastdraaien, ze gaan steeds gekker denken. Ze versterken
elkaar in hun sektarisch gedrag. Ik vind dat zeer zorgelijk.
Ik ben via een omweg in de milieuhoek terecht
gekomen. Ik kom uit een onderwijzersgezin waar het gebruikelijk
was om te studeren. Tijdens mijn studie biochemie schreef
ik voor Vrij Nederland. Ik was de enige beta die
dat deed. Vrij Nederland vroeg of ik wetenschapsjournalist
bij hen wilde worden. Toen ben ik over milieu gaan schrijven.
Begin jaren zeventig ben ik gepromoveerd en werden de
eerste milieugroepen actief. Die zaten met allerlei vragen.
Omdat ik toch op de universiteit zat en vlak bij de bibliotheek,
kon ik die informatie makkelijk opzoeken. 's Nachts deed
ik proefjes op het laboratorium om de mate van vervuiling
van slootjes vast te stellen. In Groningen kreeg ik uiteindelijk
de aanbieding een nieuwe studierichting milieukunde op
te zetten. Sindsdien is het mijn beroep geworden.
Zelf leef ik tamelijk sober. Ik vlieg voornamelijk
alleen voor mijn werk. Ik koop bijna alleen biologische
producten, eet weinig vlees en geen eten uit blik. Ik
hou heel erg van koken; voor mij is het ontspanning,
maar echt goed kan ik het niet. Ik heb altijd een beetje
medelijden met de mensen die bij mij komen eten. Ik
was ook af, ook dat vind ik ontspannend. Bij mij komt
er geen machine in, al maken ze die tegenwoordig heel
zuinig. Voor het hoofd is het beter als ik afwas.
De radicalisering neemt volgens mij toe.
Mede door, ik durf het bijna niet te zeggen, de demonisering
van de milieubeweging. Groepen radicaliseren wanneer ze
het gevoel hebben dat er langs reguliere weg geen vooruitgang
meer wordt geboekt. Dat is frustrerend voor veel mensen.
Er is geen vertrouwen meer in de overheid.
Er is een scheiding van geesten ontstaan. De één
spoedt zich naar Brussel en probeert daar iets voor
elkaar te krijgen, de ander praat met bedrijven, zoals
slachterij Dumeco en Albert Heijn; dat doe ik. En weer
een derde steekt bedrijven in de fik. Ik was woest toen
ik hoorde dat Dumeco in brand was gestoken door de mensen.
In die tijd was ik juist met het bedrijf aan het onderhandelen
over investeren in ecologische varkens. Gelukkig is
Dumeco daarmee doorgegaan'.