Existentiële angst als basis voor de miskenning van leed
De ontkening van angst
De meesten van mijn vrienden zijn zelf geen veganisten
of zelfs maar vegetariërs. Dit vormt voor mij persoonlijk
geen beletsel voor wederzijdse vriendschap, maar het
heeft me wel aan het denken gezet. Hoe is het mogelijk
dat iemand een betrokken en sympathieke vriend of vriendin
van mij is en tegelijk geen oog heeft voor zoiets als
de alom tegenwoordige gevolgen van het speciësisme.
Ik heb deze kwestie voor mijn vrienden diplomatiek proberen
te vertalen in de concrete vraag: "Waarom ben jij
eigenlijk geen vegetariër"? Steeds weer kreeg
ik daarop het antwoord te horen: "Omdat ik vlees
veel te lekker vind!" Een antwoord dat mij shockeerde
door het schaamteloze egoïsme dat er in door lijkt
te klinken, maar dat me juist daardoor nog verder aan
het denken zette. Ik kon domweg niet geloven dat mijn
behulpzame en aardige vrienden, buren en collega's in
feite zelfzuchtige naarlingen waren. In plaats daarvan
probeerde ik een andere verklaring te vinden in de sociale
psychologie. Daarover dit stukje. De tekst is van Titus
Rivas en is gepubliceerd in Gezond Idee! 48 van
winter 2000/2001 en sluit aan op een
verklaringsmodel achter het vegetarisme.
Woordverklaring speciësisme is discriminatie op basis van (dier)soort oftewel 'speciës'.
Een rechtvaardige werkelijkheid
Mensen zijn sociale wezens met een grote behoefte aan
geborgenheid. Die behoefte delen wij met andere sociale
diersoorten. Net als bijvoorbeeld honden willen wij
ons van nature veilig voelen in een geborgen gemeenschap,
of dit nu een dorpsgemeenschap is, een levensbeschouwelijke
of politieke groepering of een kleine kring van intimi.
Het gaat daarbij niet alleen om lichamelijke veiligheid,
maar zeker ook om emotionele geborgenheid. Dit betekent
dat men zich gesteund moet voelen door de gemeenschap,
zich er in zekere zin mee kan identificeren, en ermee
sympathiseert. Door dit alles heeft men nog niet direct
de behoefte om de eigen groep te idealiseren, maar het
beeld dat men er van heeft moet toch overwegend positief
zijn. Een van de belangrijkste sociale waarden is daarbij
natuurlijk het principe van de rechtvaardigheid. Als
men de leden van de groep of kring waarmee men zich
verbonden wil voelen, niet ervaart als eerlijk en billijk,
wordt het in feite direct onmogelijk om zich daarbinnen
echt veilig te voelen. De aantasting van het idee dat
de eigen groep of de maatschappij in essentie rechtvaardig
is kan dan ook leiden tot ernstige emotionele problemen.
Zo kunnen bijvoorbeeld kinderen van oorlogsmisdadigers
hun toevlucht nemen tot het psychologische verdringingsprincipe
van de ontkenning. Dit betekent dat men tegen elke redelijkheid
in ontkent dat de ouder werkelijk schuldig is aan de
hem of haar ten laste gelegde wandaden. De behoefte
aan geborgenheid binnen de relatie in kwestie (zelfs
als die relatie in fysieke zin beëindigd is door
de dood van de ouder) kan zo veel sterker zijn dan de
realistische visie aangereikt door justitie.
Het tegendeel bestaat ook: iemand die is benadeeld
door personen of instanties die worden beleefd als representanten
van de veilige sociale orde, krijgt al heel gauw te
horen dat hij zijn problemen wel aan zichzelf te wijten
zal hebben, ook al gaan de feiten hier glashard tegenin.
Vandaar bijvoorbeeld ook het onbegrip van tevreden liberale
kiezers voor 'asociale' elementen zoals langdurig werklozen,
asielzoekers of daklozen.
In een levensbeschouwelijke context werkt deze op zichzelf
volkomen legitieme psychische behoefte aan geborgenheid
door in vraagstukken als hoe een rechtvaardige godheid
het kan toelaten dat er op aarde allerlei gruwelen plaatsvinden.
Deze vraag naar de plaats van het Kwaad binnen de werkelijkheid
staat bekend als de theodicee. De katholieke Franse filosoof De Malebranche spitste
de theodicee toe op het overal in de natuur voorkomende
leed van dieren. Veel dieren komen in de natuur vroegtijdig
en pijnlijk aan hun eind en de meeste dieren worden
in ieder geval meermalen blootgesteld aan honger, dorst,
pijn, angst, kou, hitte, ziekte, frustratie, etc…. We
kunnen daarbij niet verwijzen naar een eigen schuld
van die individuele dieren omdat zij geen vrije wil
kennen en dus ook niet kunnen zondigen, aldus deze wijsgeer.
Daarom is het volkomen onrechtvaardig dat ze lijden.
Dit is echter volgens De Malebranche niet te rijmen
met het bestaan van een rechtvaardige God en daarom
kan er ofwel geen (rechtvaardige) God bestaan -iets
wat deze katholieke filosoof natuurlijk bij voorbaat
uitsluit- of het schijnbare dierenleed is in feite helemaal
geen echt dierenleed. Dat wil dus volgens hem zeggen
dat dieren niet kunnen lijden, met andere woorden dat
ze slechts zielloze 'automaten' zijn, zoals
Descartes inmiddels reeds verkondigde.
Mensen willen zich geborgen voelen in een menselijke,
eerlijke gemeenschap en ze zijn bereid tot zeer absurde
vormen van verdringing om dit gevoel veilig te stellen.
Het ontbreken van geborgenheid leidt namelijk tot een
vorm van existentiële angst. Dit is de angst te
moeten leven in een essentieel onrechtvaardige realiteit
die lak heeft aan de belangen en emoties van individuen
zoals wij zelf en onze geliefden. Daarom is het volgens
mij zaak om onze menselijke behoefte aan geborgenheid
volledig te erkennen maar dan zonder dat we daarbij
onze ogen sluiten voor onrecht binnen de maatschappelijke werkelijkheid.
Moed
De 'oplossing' die De Malebranche verzon voor het vraagstuk
van het dierenleed is in feite ingegeven door een soort
lafheid. Hij erkent impliciet zijn behoefte aan een
leven binnen een rechtvaardige scheppingsorde, maar
weigert te erkennen dat de natuur nou eenmaal niet direct
getuigt van zo'n orde. Daartoe misbruikt hij zijn intelligentie
op een even ingenieuze als perverse manier. Iets dergelijks
geldt ook voor al diegenen die eigenlijk best wel weten
dat de menselijke behandeling van dieren structureel
immoreel is, maar die het (al of niet onbewust) emotioneel
comfortabeler vinden om hier domweg niet naar te kijken.
Ze zijn in feite het slachtoffer van hetzelfde soort
verdringingsmechanisme als bij de Franse filosoof, ook
al gaat het hierbij niet primair om een scheppingsorde
maar om de menselijke beschaving.
Het heeft zoals ik al aangaf psychologisch beschouwd
geen enkele zin om de behoefte aan geborgenheid die
uit dit soort fenomenen spreekt te bagatelliseren. In
plaats daarvan moeten we beseffen dat er moed voor nodig
is om de vervulling van die behoefte even op te schorten
en de vaak harde realiteit onder ogen te zien.
Geborgenheid
Het is belangrijk om vast te stellen dat veel mensen
bang zijn om de speciësistische realiteit volledig
tot zich door te laten dringen aangezien zo'n inzicht
bloot zou leggen hoever de huidige maatschappij afstaat
van een rechtvaardige en daardoor ook veilige en geborgen werkelijkheid.
M.S. Arnoni doet in dit verband een relevante uitspraak over de Holocaust: "er is
iets nog tragischer dan de Holocaust: de nonchalance, de lauwheid waarmee de mensheid als geheel de Holocaust
heeft geslikt, over zich heen heeft laten komen, er met een boog omheen is gelopen, zich er immuun voor gemaakt
heeft". Geciteerd door Jet Asarin in "Het kwaad en de gedachteloosheid", Baarn: Ambo, 1994.
In plaats van niet-vegetariërs en niet-veganisten
dan ook af te stoten door persoonlijke kritiek en intolerantie,
is het zaak om hen zich juist zoveel mogelijk geborgen
en thuis te laten voelen onder veganisten. Zo wordt het
hen, net als bij het nastreven van de grote humanistische
idealen, op den duur hopelijk duidelijk dat mensen een
rechtvaardige werkelijkheid bovenal zelf moeten scheppen.
En dat de geborgen realiteit die we als mensen zoeken
niet primair een gegeven is dat we passief ondergaan,
maar eerder een vrucht van ons eigen handelen.
Hoe veiliger en geliefder de niet-veganiste zich voelt
onder veganisten, hoe meer zij geneigd zal zijn gestaag
haar miskenning van dierenleed te overwinnen.