Dat de eerste mens vlees at, staat als een paal boven water. In zalige onwetendheid
van wat zijn keuze miljoenen jaren later voor gevolgen
zou hebben, zette de oermens zijn tanden in een prehistorisch
savannekonijn. Vanaf dat moment had de mens bloed aan
zijn handen.
Onderstaand artikel verscheen op 27 maart 2001 in de Volkskrant.
Door Mac van Dinther. 'Een royale portie vlees roept vanouds het beeld
op van gelukkige en manhaftige mensen'. (Ruth L. Ozeki: "Mijn jaar van het Vlees").
In kringen van wetenschappers werd altijd al aangenomen dat de eerste
mens vlees at, zegt paleontoloog John de Vos van museum
Naturalis in Leiden. Maar twee jaar geleden is er ook
hard wetenschappelijk bewijs voor geleverd.
Onderzoekers vonden in fossiele resten van de Australopithecus
Africanus, de voorloper van de mens, koolstofverbindingen
die een regelrecht verband leggen met vleesconsumptie.
Daarmee zijn alle verhalen dat de vroege mens leefde van
vruchten en groenten van tafel geveegd.
Vlees eten hoort tot de natuurlijke staat van de mens.
De eerste werktuigen van de mens waren mesjes om het vlees
van de botten te schrapen. 'Dat verbaast me niks', zegt
De Vos. 'Van mensapen, zoals chimpansees is bekend dat
ze ook af en toe vlees eten'. De Neanderthaler, een oermens
die het niet haalde, at vrijwel alleen vlees.
Dat de australopithecus vlees at was niet zozeer een keuze, als wel een dwangmaatregel
van de evolutie. Drie miljoen jaar geleden trad er verdroging
op in Oostelijk Afrika, waar de wieg van de mens stond.
Het regenwoud werd savanne.
Toen gebeurden er twee dingen tegelijkertijd, legt De
Vos uit. De mens ging rechtop lopen en vlees eten.
'Op de savanne moest de australopithecus grotere afstanden
afleggen, vandaar dat hij rechtop ging lopen. Dat kostte
meer energie en dat haal je gemakkelijker uit vlees dan
uit planten'. Bovendien was op de savanne minder voedsel
te halen dan in het regenwoud. Hij moest dus wel.
In deze fase van menswording ontwikkelden ook de hersenen
zich sterk. Reden voor sommige onderzoekers om te beweren
dat vlees, een rijke bron van eiwit, goed is voor de ontwikkeling
van de hersenen. Een theorie die tot op de dag van vandaag
niet wordt tegengesproken door het Voorlichtingsbureau
Vlees, maar volgens De Vos op onzin berust.
'Door het rechtop lopen kwamen de handen vrij. De besturing van de handen
gebeurt vanuit de hersenen. Ik denk dat daardoor de hersenen
zich hebben ontwikkeld. Anders zouden leeuwen superhersens
moeten hebben'.
Het eten van vlees vervormde ook ons gebit. Onze lange
hoektanden raakten afgeplat. Onze kaken werden een schaar
waarmee vlees kon worden doorgeknipt. Met de kiezen werd
het vermalen. Een typisch alleseter-gebit, aldus De Vos.
De vroegste mens mag niet vies zijn geweest van het dier,
hij was toch vooral een gelegenheidsvleeseter. Hij at
vlees als hij het te pakken kon krijgen en dat was zelden.
Dat veranderde pas toen de mens dieren begon te domesticeren,
te beginnen met het schaap, achtduizend jaar voor Christus.
Vanaf dat moment ontwikkelt zich een relatie tussen mens
en dier die gekenmerkt wordt doordat de een de ander gebruikt
en eet.
Er zijn streken in de wereld waar de mens niet kan leven zonder vlees
te eten, zegt Adel den Hartog, hoofddocent voedingsgewoonten
aan Wageningen Universiteit. 'Denk maar aan de toendra's.
Daar groeit niks. Hetzelfde geldt voor de Sahara, of Groenland'.
Maar opvallend is dat onafhankelijk van noodzaak alle
volkeren op de wereld vlees lekker vinden. Maar dan ook
echt alle, zegt Den Hartog. 'Ze vinden niet overal
hetzelfde dier lekker, maar overal eten ze graag vlees'.
'Dat is ook wel logisch. Basisvoedsel zoals aardappelen,
rijst, graan smaakt vlak. Maar vlees heeft een sterke,
aromatische smaak'. Vlees zorgt voor sjeu op tafel, het
is gewild, begerenswaardig.
Maar tegelijkertijd is vlees eten nooit onproblematisch.
Vlees is behept met een 'duivelse dubbelzinnigheid', zegt
Den Hartog. In alle culturen leeft het besef dat de mens
bloed moet vergieten om vlees te eten. 'De mens is zich
er sterk van bewust dat hij doodt om te eten'.
Van alles wat op tafel komt is vlees het meest beladen met emoties.
Vlees is zondig. Volgens het boek Genesis begon de mens
vlees te eten na de zondeval. Kaïns broedermoord
op Abel was het precedent. Geen voedingsmiddel dat zozeer
met taboe's en religieuze voorschriften is belast als vlees.
Moslims roepen Allah aan bij de slacht, de oude Grieken
offerden vlees aan de goden, Joden hebben specifieke
spijswetten wat vlees betreft. Het ene vlees is het
andere ook niet. Hindoes vereren de koe, Britten eten
geen paard, Islamieten geen varken, Mongolen walgen van
gevogelte en Europeanen eten kat noch hond.
Veel voedseltaboe's hebben overigens rationele gronden.
Voor ruitervolken was paard taboe, omdat ze het dier nodig
hadden. Hetzelfde geldt voor nomadische herdersvolken
en hun runderen. Herders hadden bovendien minachting voor
boeren die vaak varkens hielden. Daar ligt volgens Den
Hartog de latere afkeer van varkensvlees in sommige van
oorsprong pastorale religies.
Als spiegelbeeld van de zondigheid van het vlees krijgt vegetarisch eten
vaak een aureool van morele superioriteit. Het eerste
wat asceten uit hun leven bannen is seks, drank en vlees.
De Indiase Brahmanen zagen min of meer gedwongen af van
vlees omdat ze in moreel aanzien voorbij gestreefd dreigden
te worden door asceten.
Vegetarisme speelde een rol bij Middeleeuwse christelijke
sekten die de 'zuivere leer' beleden en zich afscheidden
van Rome. De Britse vegetariërs die in 1847 de Vegetarian
Society oprichtten beweerden dat vlees eten 'dierlijke
passies oproept' en leidt tot zedeloos gedrag.
Niet dat het gewone volk daar erg mee zat. De meesten
waren al blij als ze vlees konden krijgen. De zwelgpartijen
van Romeinen zijn roemrucht, evenals de feestmaaltijden
van de rijke Middeleeuwers. Bij de kroning van Hendrik
IV van Engeland in 1399 kwamen veertig gerechten op tafel,
bijna allemaal vlees: everzwijn, jonge zwanen, kapoen,
kraanvogel, zilverreiger, wulp, patrijs, kwartels en gehaktballen.
Maar het gewone volk at brood en pap.
Een tijdlang heerste het idee dat te weinig of helemaal geen vlees
eten leidt tot zwakte. Baron Liebig, de uitvinder van
het vleesextract, beweerde dat de door inspanning verbruikte
spierkracht alleen geregenereerd kon worden door vlees te eten.
De Franse gastronoom Brillat-Savarin schreef de verovering
van India door de Britten toe aan het vleesloze dieet
van de Indiërs. Mahatma Gandhi, vegetariër,
at in zijn jeugd zes keer vlees om uit te proberen of
de Britten daar hun kracht uit putten. Vervolgens werd
hij in zijn slaap geplaagd door rouw. 'Alsof in mij een
levende geit schreeuwde'.
Maar degenen die het hardste werkten, kregen het minste
vlees. Vlees was status, een teken van rijkdom. Pas in
de twintigste eeuw drong het vlees door tot alle lagen
van bevolking. Dat begon in het begin van de eeuw, zegt
Den Hartog. 'Maar de grote golf kwam na de oorlog, in
de jaren vijftig'.
De welvaartstaat bracht een auto voor de deur, een televisie
in de huiskamer en elke dag vlees op tafel. De droom van
elke arbeider kwam uit, zegt Den Hartog. 'Marcus Bakker,
de oud-voorman van de Communistische Partij, zei het al:
Wat goed is voor het bourgeois-kind, is ook goed voor
een arbeiderskind.
Pas in de middeleeuwen begint in Europa een vleesconsumptie op
te komen van enige omvang. Na de pestepidemie in de
veertiende eeuw, die flink huishoudt onder de bevolking,
schijnt er zelfs een tijdlang sprake te zijn geweest
van een betrekkelijke overvloed. Er waren weiden genoeg
beschikbaar voor beesten en weinig mensen om ze onder
te verdelen.
Maar vanaf de zeventiende eeuw groeit de bevolking en
moet er bezuinigd worden op het vlees. Vlees wordt weer
een luxeartikel voor koningen en rijken. De gewone man
en vrouw eten gezouten vlees, stokvis en een reepje
spek door de stamppot. Alleen bij de best betaalde arbeiders
komt vlees op tafel, schreef Friedrich Engels in 1844
over arbeiders in Engeland.
Uit dezelfde tijd dateren ook pleidooien om het volk
meer vlees te laten eten. G. Mulder, een van de eerste
Nederlandse voedseldeskundigen, maakte in 1847 gewag
van een 'gebrek aan veerkracht' van arbeiders. Volgens
Mulder kwam dat omdat ze niet genoeg vlees aten.
Het ideaal is bereikt. Vlees
eten is gedemocratiseerd: het is goedkoop, bereikbaar
voor iedereen en niks bijzonders. Er lijkt geen eind aan
te komen. Jaar na jaar steeg de consumptie van lapjes,
worsten en karbonades. Nog nooit in de geschiedenis is
er zoveel vlees gegeten als nu.
Maar sinds kort is er sprake van een lichte tegentrend.
Het aantal 'vleesverlaters' en vegetariërs groeit,
de vleesconsumptie stagneert. In 2000 werd in Nederland
drie kilo per hoofd van de bevolking minder vlees verbruikt
dan in 1996, toen het vleeseten op zijn hoogtepunt was.
Tegelijkertijd heeft het vlees zijn aanspraken op gezondheid
verloren. De bewering dat vlees gezond is, is wetenschappelijk
achterhaald, zegt voedingsdeskundige Sietske de Waard van
de Nederlandse vegetariërsbond.
'Twee jaar geleden heeft de universiteit van Oxford de
gezondheid van vegetariërs en vleeseters vergeleken.
vegetariërs hadden beter lichaamsgewicht, minder
cholesterol en daardoor minder kans op hart- en vaatziekten'.
Veel vlees eten is ongezond.
Ook het maatschappelijk aanzien
van vlees is gewijzigd, zegt Den Hartog. Vroeger was het
een teken van armoe als je geen vlees at. 'Nu hoef je
je daar helemaal niet meer voor te schamen'. Integendeel,
lijkt het. Het grote vleeseten is op de terugtocht.
Maar dat geldt vooralsnog alleen voor de Westerse landen,
zegt Den Hartog er meteen bij. Want we staan aan de vooravond
van een 'vleesrevolutie'. De Westerse wereld mag verzadigd
raken, de ontwikkelingslanden beginnen aan hun grote inhaalslag
op het gebied van vleesconsumptie.
Volgens het Amerikaanse International Food Policy Research
Institute (IFPRI) zal de vraag naar vlees in ontwikkelingslanden
de komende twintig jaar verdubbelen. In 1995 werd wereldwijd
198 miljoen ton vlees gegeten, het IFPRI verwacht dat
dit in 2020 is gestegen tot 313 miljoen ton. Dat zal enorme
gevolgen hebben voor het milieu en het gebruik van land
in de wereld. Had de australopithecus dat geweten, dan
was hij nooit uit het regenwoud gekomen.