In de intensieve veehouderij vindt de ene na de andere epidemie plaats.
Honderdduizenden koeien en varkens
zijn in de afgelopen jaren geruimd en nu nog eens miljoenen
kippen. Waren de beelden, van koeien- en varkenskadavers
in grote grijpers, weerzinwekkend. Nu, met de vogelpest
zijn de vergaste of elektronisch gedode kippen door
afgeschermde lopende banden, "netjes" aan
het zicht onttrokken. De "geruimde" bedrijven
worden schadeloos gesteld door fondsen van het Ministerie
van Landbouw en Visserij en door gelden van de Europese
Unie. Voor de bestrijding van deze desastreuze veeziekten
en preventieve ruimingen zijn de laatste jaren miljarden
euro's door de belastingbetaler betaald. Aan de
vogelpest heeft de overheid nu al 100 miljoen euro besteed.
Men kan de vraag stellen of de overheid, of beter gezegd
de belastingbetaler hiervoor moet opdraaien. Ik ben
van mening dat dit niet het geval mag zijn. Zo is het
natuurlijk te gek voor woorden dat een vegetariër
voor dergelijke kosten moet opdraaien. Het zou niet
meer dan redelijk zijn dat in eerste instantie de boer,
de vleesverwerkende industrie en de vleeseters de kosten
van ruimingen dragen. We zouden een parallel kunnen
trekken met de gezondheidszorg. De sterke kostenstijgingen
in deze sector hebben ook geleid tot fors hogere premies
van ziekenfondsen en ziektekostenverzekeringen. Dat
vleeseters meer moeten betalen voor vlees kan nauwelijks
een probleem zijn, te meer daar de prijzen van eieren
en vlees niet veel hoger zijn dan twintig jaar geleden.
Bij de boer valt niet veel te halen, omdat zijn bedrijfsactiviteit
geen vetpot is en zijn inkomen door het grote vleesaanbod
alleen maar daalt. Bovendien is hij vaak een speelbal
van overheidsbeleid en leveranciers van geld en techniek.
De vleesindustrie, de schakel tussen de boer en de winkelketen
heeft ook flinterdunne marges op kip, kipfilé,
varkens- en runderbouten. Door het geweldige aanbod
worden de aanbieders van gewoon vlees "uitgekleed"
door de winkelketens. De ketens kunnen te kust en te
keur terecht bij binnen- en buitenlandse aanbieders.
Vleesproducten zijn nu de "gouden eieren"
in het assortiment van de winkelketens. Het is uit ethisch
oogpunt onacceptabel dat de winkelier vaak met vleesprijzen
stunt. Winkelketens hebben een grote machtspositie bij
het inkopen van gewoon versvlees. Als de inkoopprijs
in Nederland te hoog is, halen zij vlees uit het buitenland.
Wil je de intensieve vleesproductie in Nederland of
beter nog in de EU in stand houden, dan ontkom je er
niet aan, om het vlees te belasten met een forse heffing,
niet alleen op het binnenlandse product, maar ook op
de import en export van vlees. Een accijnsheffing op
vlees aan het begin van de keten levert echter aanmerkelijk
minder op dan aan het einde van de keten. Het vlees
wat de slachterij verlaat, heeft maar een waarde die
ongeveer eenderde bedraagt van de uiteindelijke consumentenprijs.
Daarom is de beste weg om het lage BTW-tarief voor vlees
in Nederland en de EU, te verhogen. Als we in Nederland
de BTW op alleen maar vers vlees met één
procent zouden verhogen, betekent dit ruim 40 miljoen
euro aan extra BTW-inkomsten. Deze BTW-inkomsten moeten
dan in eerste instantie voor de financiering van
rampen worden ingezet, zoals de recente veeziekten kunnen
worden beschouwd. Een verhoging van het BTW-tarief op
alle agrarische producten, wat een veelvoud van de eerder
genoemde 40 miljoen euro oplevert, kan worden aangewend
voor nieuw landbouwbeleid, dat uit maatschappelijk oogpunt
wenselijk wordt geacht, zoals investeringen in milieu-vriendelijkere
produktiewijzen, landschapsbeheer, dierenwelzijn, maar
zeker ook voor produktinnovatie en inkomenssteun van
boeren. De afzet van agrarische produkten wordt door
een BTW-verhoging weinig minder en de winkelier zal
in een aantal gevallen de BTW-verhoging slechts deels
in rekening brengen. Sommige politieke partijen streven
naar een BTW-verlaging, als het bijvoorbeeld gaat om
duurzaam geproduceerd voedsel. Een lagere consumentenprijs
doet mensen meer kopen is het achterliggende idee. De
ervaring leert ons echter dat de veronderstelde afzetstijging
tegenvalt, omdat in de praktijk de BTW-verlaging maar
ten dele in een lagere prijs wordt verwerkt. De winkelier
steekt deze deels in eigen zak en we gaan zeker niet
meer vlees eten als deze producten goedkoper worden.
We hebben het tenslotte niet over luxe reizen of auto's.
Auteur Gerbrand Rustenburg, Haarlem. Dit artikel verscheen
in de Verdieping van Trouw op 17 april 2003.