In de afgelopen jaren is een
steeds grotere weerstand ontstaan tegen circussen
die gebruik maken van dieren tijdens hun voorstellingen.
Dit is mede veroorzaakt door het aan het licht
komen van stelselmatige mishandeling van dieren
door een aantal grote circusondernemingen
zoals Mary Chipperfield in Groot-Brittannië
en Ringling Bros and Barnum & Bailey Circus
in de V.S. Zijn dit incidentele gevallen van
welzijnsschending of moet worden geconcludeerd
dat er in circussen sprake is van onvermijdbare
welzijnsschending bij dieren? Op deze vraag
zal ik kort in dit stuk ingaan.
door Fabian Gort.Fabian is bioloog en heeft een studie gemaakt van de welzijnsproblemen bij circusdieren.
Welzijnsproblematiek
De welzijnsproblematiek bij circusdieren valt globaal op te delen in vijf aspecten, namelijk:
(1) huisvesting, (2) transport, (3) Training, (4) Voorstelling en (5) winterhuisvesting.
Om te analyseren of er bij deze aspecten
sprake is van welzijnsschending zal ik de
vijf vrijheden, zoals gedefinieerd door
het Britse dierenwelzijnscomité Brambell
(1965), als kader nemen. Deze vrijheden
dienen momenteel als leidraad voor het Europese
beleid ten aanzien van produktiedieren,
om hun welzijn te waarborgen:
Vrijheid van honger en dorst, door
toegang tot vers water en een gezond dieet;
Vrijheid van discomfort, door een geschikte
omgeving met schuilplaats en een comfortabele
rustplek;
Vrijheid van pijn, verwondingen en
ziekte, door preventie of snelle behandeling;
Vrijheid om normaal gedrag te vertonen,
door voldoende ruimte en faciliteiten,
gezelschap van soortgenoten;
Vrijheid van angst en leed, door omstandigheden
en behandeling die mentaal lijden voorkomen.
Van belang is om een onderscheid te maken
tussen welzijnsschending die kan voorkomen,
zoals het niet tijdig verstrekken van water
(het niet tijdig verstrekken van water is
een kwestie van nalatigheid) en onvermijdbare
welzijnsschending, zoals transport (het
transporteren van dieren is inherent aan
het karakter van het circus). Onvermijdelijke
welzijnsschending kan aanleiding zijn om circussen te verbieden.
Huisvesting
Gedomesticeerde diersoorten kunnen over het algemeen vrij ruim in een omheining
worden gehuisvest (Men kan zich echter afvragen
of bijvoorbeeld een circuspaard de vrijheid
moet hebben om te kunnen draven). Wilde
dieren zijn over het algemeen gevaarlijker
en onverspelbaarder, waardoor er strengere
eisen aan hun huisvesting zijn. Met name
voor primaten, beren, olifanten en wilde
katachtigen betekent dit een grote inboeting
van bewegingsvrijheid, zodat de uitvoer
van normaal gedrag zeer wordt ingeperkt
(vrijheid 4). Ook verrijking is veelal niet
mogelijk: Een chimpansee klimt graag, maar
hij ontbeert klimmogelijheden in de circushuisvesting.
Door dergelijke beperkingen vertonen veel
circusdieren stereotiep of apathisch gedrag,
wat kan worden aangemerkt als mentaal leed (vrijheid 5).
Transport
Zolang de transportduur beperkt is en de
transportkooien goed en comfortabel zijn
uitgerust zullen sommigen oordelen dat dit
een acceptabel aspect is. Vooralsnog bestaat
er veel onduidelijkheid in hoeverre circusdieren
het transport als stressvol ervaren (vrijheid
5). Het is bekend dat eenmalig transport
van landbouwhuisdieren voor deze dieren
erg stressvol is. Bij circussen is er echter
sprake van veelvuldig transport, en onduidelijk
is in welke mate er bij deze dieren gewenning
optreedt. Een bijkomstigheid van het transport
is dat dieren steeds weer aan een nieuwe,
voor hen vijandige, omgeving moeten wennen.
Training
Over het aanleren van acts bij dieren bestaat
veel controverse. Het circuspersoneel beweert
vaak dat ze hun dieren trainen door middel
van beloning en succesieve approximatie.
Hieronder verstaat men het gradueel aanleren
van gedrag. Een leeuw die door een brandende
hoepel moet springen kan bijvoorbeeld eerst
worden aangeleerd door een gewone hoepel
te springen. Vervolgens wordt stapsgewijs
de grootte van het vuur rondom de hoepel
vergroot zodat de leeuw langzaam went aan het vuur.
Dierenbeschermers zijn geneigd te geloven
dat circusdieren alleen met marteltuigen
worden getraind. Hoewel er schrijnende gevallen
bekend zijn van marteltrainingen, mag dit
niet veralgemeniseerd worden. Ter nuancering:
Sommige hondeneigenaren leren hun honden
hardhandig kunsten aan, maar de meesten
doen dit middels een beloning. Overigens
moet niet uit het oog worden verloren dat
niet alle dieren met zoveel plezier leren
als honden. Katten zijn vaak eigenzinnig
en zullen niet snel presteren voor een beloning.
Bij grote wilde dieren is het voorts van
belang dat een dompteur een dominante positie
verwerft over zijn dieren. Een zekere mate
van fysiek geweld lijkt hierbij onvermijdelijk
(vrijheid 3 en 5). Daarnaast is het aanleren
via succesieve approximatie bij sommige
kunsten moeilijk tot onmogelijk. Training
hoeft echter geen welzijnsaantasting te
zijn zolang er met dieren wordt gewerkt
die graag leren (via beloning) en er kunsten
worden aangeleerd die niet stressvol zijn.
Voorstelling
Er wordt soms beweerd dat circussen diervriendelijker
zijn dan dierentuinen, omdat circusdieren
tenminste afleiding hebben tijdens voorstellingen.
Daarbij wordt echter de aanname gemaakt
dat ze plezier hebben in het vertonen van
acts. Die aanname is ongegrond, omdat er
meestal sprake is van routinematige, dwangmatige
bezigheden die verveling en zelfs weerzin
op kunnen leveren (vrijheid 5). Diersoorten
die plezier tonen in het uitvoeren van acts
zijn eerder uitzondering dan regel. Winterhuisvesting Hoewel de winterhuisvesting van circusdieren
vaak te wensen overlaat is voor met name
de gedomesticeerde soorten een goede winterhuisvesting
meestal wel mogelijk. Voor een aantal, in
het bijzonder wilde, diersoorten is winterhuisvesting
evenwel problematisch, omdat ze zich niet
aan het Nederlandse winterklimaat kunnen
aanpassen. Dan verblijven deze dieren ofwel
in een klein afgelsoten verblijf waar de
klimaatsomstandigheden kunnen worden aangepast,
ofwel in een buitenverblijf waarvan het
klimaat niet beheerst kan worden (vrijheid 2 en 4).
Samengevat
Voor met name wilde soorten blijkt huisvesting
gedurende het seizoen én de winterperiode
een aantasting van hun welzijn. Gedomesticeerde
soorten zijn veelal beter te huisvesten.
Training hoeft niet noodzakelijkerwijs een
welzijnsprobleem te vormen, mits er gebruik
wordt gemaakt van beloning en diersoorten,
zoals honden, die het leuk vinden om kunsten
te leren. Het vertonen van kunsten tijdens
de show blijkt een routinematige bezigheid
voor dieren en dit kan alleen als acceptabel
worden beschouwd wanneer de dompteur het
respecteert wanneer een dier geen zin heeft
om kunsten te vertonen. Transport is een
onduidelijke kwestie, maar ondanks dat gewenning
mogelijk optreedt, zullen de meeste dieren
het transport in het beginstadium vermoedelijk
als erg stressvol ervaren.