Contactblad Relatie Mens en Dier juni 1999 |
Deze tekst is een gedeelte van het eerste Contactblad "Relatie Mens en Dier" met toestemming overgenomen van de stichting Rechten Voor Al Wat Leeft.
Dit is het oudste contactblad op deze site. De overige gaan tot april 2018.
Onderwerpen
|
Europees verbod op (huidige vorm van) legbatterij
U hebt het allen in de krant kunnen lezen: Op 15 juni
jl. zijn de Europese landbouwministers het eens geworden
over een verbod op de legbatterij, tenminste op de huidige
vorm ervan. Het zal echter nog een aantal jaren duren
voor het echt zover is. Vanaf 1-1-2003 mogen geen nieuwe
legbatterijen meer in gebruik worden genomen en zal
elke legbatterijkip 100 cm2 meer ruimte krijgen, wat
betekent dat in elke batterijkooi één
kip minder haar ellendig "leven" zal hoeven
te slijten. M.i.v. 1-1-2012 zal dan het totale verbod
op de huidige legbatterij in Europa ingaan.
Op zichzelf beschouwd een wonder dat, hoewel na veel
getouwtrek, alle Europese landen het hierover eens konden
worden. Toch zou het Nederland sieren als men hier het
voortouw zou nemen en eerder tot afschaffing zou overgaan.
Uiteindelijk is elke lidstaat vrij om dit zelf te bepalen.
Bovendien stond immers in het regeerakkoord dat, als
het in Europees verband niet zou lukken, Nederland op
zichzelf in het jaar 2000 tot een verbod zou overgaan!
Wij vrezen echter dat de Nederlandse overheid nu ook
op dit punt lekker in het Europese schuitje mee zal
varen. Minister Brinkhorst (LNV) was immers al lang
blij dat een "Alleingang wordt vermeden",
zoals hij zei in Trouw van 16 juni jl.
Hoe dan ook, het verbod op de huidige legbatterij ligt
er, maar hóe verheugd kunnen we hierover zijn? |
"Verrijkte" groepskooien een alternatief voor legbatterij?
Wij wezen al eerder op de z.g. "verrijkte"
groepskooien voor legkippen, en steeds meer komt dit
"alternatief" voor de legbatterij in beeld.
Nu wordt er nog mee geëxperimenteerd, maar vanaf
1-1-2002 zal dit systeem in gebruik kunnen worden genomen.
Wat is er nu zo "rijk" aan dit systeem? Wel,
er zit een zitstokje in, een klein legnestje en… hóe
gul!: een scharrelbakje, waar één kip
tegelijk in kan. Dit scharrelbakje stelt echter niets
voor als we weten dat er van tijd tot tijd een rooster
op het strooisel in het bakje wordt gelegd om vermorsen
te voorkomen. Bovendien zal het strooisel regelmatig
ververst dienen te worden, wat voor de pluimveehouder
toch ook een hele klus moet zijn! En dan het stofprobleem,
als in alle kooien strooisel ligt, wat natuurlijk door
de gazen bodems naar beneden dwarrelt en zodoende door
de hele stal zal stuiven! Maar, ook aan dit probleem
wordt gewerkt, want er zijn al leveranciers die (surrogaat-)scharrelbakjes
met een kunstgrasmatje maken. En hierop moeten de stumperds
dan hun scharrelbehoefte zien te bevredigen!
Nee, ook de z.g. "verrijkte groepskooi", die
men ook wel de "welzijnskooi" dúrft
te noemen, is een legbatterijkooi, waar de dieren geen
bewegingsvrijheid hebben en absoluut nog niet naar hun
aard kunnen leven. EEN KOOI BLIJFT IMMERS EEN KOOI!
Het enige voordeel eraan zou kúnnen zijn dat
de investeringskosten misschien zó hoog zullen
zijn dat het voor de pluimveehouder rendabeler zal blijken
om op een volière- of een geïntegreerde
scharrel-/volière-stal over te stappen. Dat zal
afhangen van de eventueel nadere eisen die nog aan de
z.g. "welzijnskooi" zullen worden gesteld,
én van de vraag of er een samenvoeging van scharrel-
en volière-systemen zal worden geregeld, zodat
in volière-stallen ook scharreleieren gelegd
kunnen worden. |
Samenvoeging scharrel-volière - Goed nieuws!
Door deze samenvoeging, waar wij al jaren naar streven,
en waar we ook tijdens de werkbezoeken met de Tweede-Kamerleden
aan de volière-stal indringend over hebben gesproken,
zouden zowel het dierenwelzijn dat beíde systemen
bieden als de mogelijkheden voor de pluimveehouder nóg
verder worden vergroot, waardoor er hopelijk vele legbatterij-houders
op zouden willen overschakelen in plaats van op de z.g.
"welzijnskooi".
Welnu, op 16 juni jl. is in Europees verband ook híerover
een positief besluit genomen, waar de scharrel- en volièrehouders
én Rechten voor al wat leeft heel verheugd over
zijn. Dit Europese besluit moet nu eerst nog in de Nederlandse
regelgeving worden ingepast. In ons volgende contactblad
hopen we hier nader op in te gaan. |
Het ónverdoofd castreren van de miljoenen mannelijke biggen
In augustus 1996 (drie jaar geleden!) hadden
wij een telefoongesprek met Dr. Tj. Jorna, algemeen
secretaris van de Kon. Ned. Mij van Diergeneeskunde,
de vereniging van dierenartsen, die tot doel heeft:
"de bevordering van de diergeneeskunde, o.m.
gericht op behoud en herstel van de gezondheid
en het welzijn van dieren". |
|
Onze vraag was hoe de KNMvD dacht over het ónverdoofd
castreren van de miljoenen mannelijke biggen (beertjes)
in ons land, en of er geen reële mogelijkheden
voor een verdoving of een bedwelming waren.
Castreren is eigenlijk niet nodig, omdat de dieren
al op een leeftijd van vier maanden worden geslacht,
vóórdat de z.g. berengeur optreedt,
die een onaangename geur én smaak aan het
vlees zou geven. Om elk risico te vermijden worden
echter toch álle beertjes gecastreerd,
omdat de Duitse (maar ook de Nederlandse!) consument
(70% van onze export gaat naar Duitsland) dat
wil. Dhr. Jorna beloofde e.e.a. te zullen nagaan
en ons hierover te berichten. Op 5 september 1996
ontvingen wij een tienregelig briefje: dat "boeren
zelf castraties van beertjes doen, binnen 14 dagen
na de geboorte, zonder verdoving", en dat
"castreren niet meer nodig is", maar
dat "de Duitse markt dat vraagt". Verder
kregen wij het advies ons hierover tot het Produktschap
voor Vee, Vlees en Eieren te wenden. Teleurstellend Uiteraard namen wij met dit teleurstellende
antwoord geen genoegen. Op 25 september 1996 schreven
wij dan ook weer een brief, waarin wij benadrukten
castreren zonder verdoving of bedwelming ethisch
ónaanvaardbar te achten. "Is de intrinsieke
waarde (waarde in zichzelf, los van de nutswaarde
voor de mens - red.) van gezelschapsdieren soms
groter dan die van varkens? Honden en katten worden
met alle zorg omringd om hen zoveel mogelijk pijn
en angst te besparen, en krijgen dus wel een narcose,
zowel bij castratie als bij alle andere ingrepen.
"Gaarne", zo schreven wij, "zouden
wij úw standpunt in deze willen vernemen.
Indien u het met ons eens bent dat de intrinsieke
waarde van landbouwhuisdieren dezelfde is als
die van gezelschapsdieren, en dat beide groepen
hetzelfde recht hebben op een verdoving of narcose
voor een pijnlijke ingreep, dan zouden wij gaarne
van u wensen te vernemen of, en zo ja wát
de KNMvD als beroepsgroep tot nu toe in die richting
heeft ondernomen. Zo niet, wat denkt de KNMvD
hier dan alsnog aan te gaan doen? Het kan toch
niet zo zijn dat deze taak alleen op de schouders
van dierenbelangenorganisaties wordt gelegd".
Geen antwoord
Na enkele maanden tevergeefs wachten schreven
wij de KNMvD op 3 december 1996 nogmaals een brief
met het verzoek om een antwoord op onze vraag.
Van deze evenals van de vorige brief zonden wij
een kopie aan mevr. dr. E.N. Noordhuizen-Stassen
te Doorn, buitengewoon hoogleraar "Welzijn
Dieren" en door de KNMvD aangetrokken ter
bewaking van de ethische aspecten van de dierhouderij.
Na nog ruim een jaar! wachten hebben wij het hoofdbestuur
van de KNMvD voor de derde maal, op 18 februari
1998, aangeschreven met een verzoek om antwoord.
"Dat een koninklijke organisatie, die zelfs
een buitengewoon hoogleraar heeft aangetrokken
ter bewaking van de ethische aspecten van de dierhouderij,
en tevens een Commissie Ethiek heeft ingesteld,
na bijna anderhalf jaar nóg niet in staat
is om een fundamentele vraag over bijv. ingrepen
met ernstig ongerief bij dieren te beantwoorden,
stelt ons diep teleur. Omdat wij de problematiek
zeer belangrijk achten, zouden wij toch graag
met u in gesprek willen blijven", zo schreven
wij. Begrip?? Na onze derde brief hulde de KNMvD zich nog drie
maanden lang! in stilzwijgen. Toen, op 15 mei
1998, kwam er een briefje (weer van tien regels),
waar men ons mededeelde "dat de Commissie
Ethiek van de KNMvD een standpunt inzake het (onverdoofd)
castreren van biggen zal voorbereiden. Het Hoofdbestuur
van de KNMvD zal eind 1998 mogelijk tot een standpuntbepaling
komen. Een goed onderbouwd standpunt kost nu eenmaal
tijd. Wij hopen dat u hiervoor begrip kunt opbrengen",
aldus de KNMvD.
Nu kunnen wij echt heel veel begrip opbrengen,
zeker als wij zien dat men echt z'n best doet
om het welzijn van dieren te bevorderen. Maar
toen ná eind 1998 ook inmiddels de eerste
twee maanden van 1999 waren verstreken, hebben
wij op 2 maart 1999 het Hoofdbestuur van de KNMvD
onderstaande en tevens laatste brief gestuurd,
met een kopie naar alle tien regionale afdelingen
van de KNMvD én aan de Groep Geneeskunde
van het Varken te Amersfoort.
"Na enkele jaren (onze brief d.d. 25 september 1996
en reminders d.d. 3 december 1996 en 18 februari
1998) vergeefs wachten op een antwoord met standpuntbepaling
van uw organisatie, die zich zelfs "Koninklijk"
noemt/mag noemen, en n.b. een leerstoel 'Welzijn
Dieren' financiert, gaat de Belangengroep Rechten
voor al wat leeft er maar van uit dat onze eenvoudige
vraag over het onverdoofd castreren van jonge
biggen (en de daarmee samenhangende vraag inzake
de intrinsieke
waarde van dieren) blijkbaar té moeilijk
is om binnen enkele jaren door uw vereniging van
dierenartsen, met de lijfspreuk "tot heil
van mens en DIER", te beantwoorden. Wij constateren
dan ook dat de KNMvD géén standpunt
heeft over:
- de vraag of het ónverdoofd castreren
van jonge biggen wel als "lege artis"
(volgens voorschrift - red.) aangeduid mag worden,
en
- over de vraag hoe de intrinsieke waarde van
landbouwhuisdieren, i.c. varkens, zich verhoudt
tot die van gezelschapsdieren; dit gezien de
verschillende maatstaven die worden aangelegd
met betrekking tot o.a. het vooraf verdoven
bij ingrepen als castratie.
Om ook uw (gewone) leden te informeren stuurt
Rechten voor al wat leeft een afschrift van deze
brief naar uw afdelingen en naar de Groep Geneeskunde
van het Varken te Amersfoort. Vanzelfsprekend
zullen wij onze achterban over uw "slagvaardigheid"
informeren". NaberichtDeze brieven bleken niet tevergeefs. In het
Tijdschrift voor Diergeneeskunde van 1 oktober
1999 publiceerde de KNMvD haar officiële
nota "Castratie van varkens: doen of laten"?
In deze nota neemt de KNMvD eindelijk duidelijk
stelling tegen deze pijnlijke en onnodige ingreep.
Hier "is zowel het welzijn als de integriteit
in het geding", aldus de KNMvD.
In de "Boerderij" van 19-10-99 stond:
"LTO-Vakgroep Varkenshouderij is het eens
met de KNMvD. Secretaris Henk Boelrijk meent dat
het kleine risico op berengeur bij niet-castreren
opgeblazen wordt. …
Niet gecastreerde beren groeien efficiënter,
waardoor minder mineralen nodig zijn in het voer.
Binnenkort praat LTO met brancheorganisatie CBL
van de supermarkten om een einde te maken aan
de vraag naar gecastreerde varkens". De consument
wordt geadviseerd in slagerij of supermarkt te
vragen naar vlees van ongecastreerde varkens.
Dit zou het gesprek van LTO met CBL zeer kunnen
ondersteunen.
Rechten voor al wat Leeft stuurt een Duitstalige
nota "Castratie van varkens: doen of laten"
naar alle dierenbelangenorganisaties in heel Duitsland
en vragen hen om hun achterbannen, maar ook het
grote publiek via de pers te informeren over deze
nota van de KNMvD, en contact hierover te zoeken
met de Duitse supermarkten, zodat ook in Duitsland
de vraag naar vlees van gecastreerde varkens zal
afnemen en hopelijk uiteindelijk zal verdwijnen.
Tot zover het nabericht. |
Varkensharten verzwakken
Dat onze omgang met de landbouwhuisdieren in veel
gevallen verkeerd is, is de laatste paar jaar al dikwijls
maar al te duidelijk gebleken: de BSE-koe, de salmonella-kip
en de varkenspest liggen ons nog vers in het geheugen,
en nu heeft de dioxine-kip haar intree gedaan.
Al deze rampen vormen natuurlijk maar een topje van
de ijsberg, en de oorzaak ligt veelal in het feit dat
de dieren niet voldoende weerstand hebben tegen ziekten
en besmettingen. Behalve de intensieve huisvesting,
waar de dieren praktisch bovenop elkaar zitten, is het
éénzijdig fokbeleid, waar bepaalde kenmerken
van het dier die nut opleveren voor de economie door
selectie worden versterkt, hier debet aan, zoals bijvoorbeeld
bij het varken.
Onderzoeker Marius Nabuurs van ID/DLO deed onlangs melding
van het feit dat varkensharten verzwakken, hetgeen zich
vooral uit bij inspanningen voor het dier, bijv. rond
en tijdens het transport. Dan beconcurreren de organen
elkaar om zuurstof, aldus dhr. Nabuurs in 'BOERDERIJ'
van 18 mei jl. "In stress-situaties kan het hart
soms niet meer genoeg bloed leveren voor de zuurstofvoorziening.
Het maagdarmkanaal heeft al snel van zo'n zuurstoftekort
te lijden. Als dan de darmbarrière, die voorkomt
dat bacteriën in de darmen het varken ziek maken,
niet meer goed werkt, kan oedeemziekte ontstaan. En
rond transport kan salmonella-besmetting ontstaan",
zegt dhr. Nabuurs. "De oorzaak is gelegen in het
fokkerijbeleid, dat té eenzijdig is gericht op
productiekenmerken, zoals veel spieren. Eenzijdige selectie
heeft geleid tot varkens met weinig vet en veel spieren
en een hartcapaciteit die nog maar 45%! is van de oorspronkelijke
capaciteit", aldus de onderzoeker. "In stress-situaties
hebben de dieren weinig weerstand tegen bacteriën".
(Eindelijk begint men door te krijgen dat het met het
fokken een andere kant op zou moeten. Maar of men het
ook zal doen? - red.). |
Cursus proefdierkunde
In "Tegenbericht", het kwartaalblad van
de Anti-Vivisectie-Stichting, nr. 2 1999, lazen wij
in een interview met Prof. Dr. B. van Zutphen, de eerste
hoogleraar Proefdierkunde (vanaf 1983) aan de faculteit
Diergeneeskunde van de Universiteit van Utrecht, o.a.
het volgende (wij citeren met toestemming van de AVS):
"Op de eerste ochtend van de cursus (proefdierkunde
- red.) vraag ik de studenten: "Wij gebruiken dieren,
omdat ze in een aantal opzichten veel op ons lijken.
Dat stopt niet bij het beleven van ongemak en pijn.
Geef mij dan eens de argumenten die het kunnen rechtvaardigen
dat een ingreep, waarvan je vindt dat deze bij mensen
ontoelaatbaar is, bij dieren wél mag worden toegepast!"
Aan het beantwoorden van deze bijzonder moeilijke vraag
merk ik dat studenten ook met deze kwestie bezig zijn.
En met elkaar proberen wij ons hiervan bewust te worden,
en juist die bewustwording kan naar mijn mening bijdragen
aan het respectvol behandelen van proefdieren, en het
met kracht verder zoeken naar mogelijkheden van vervanging,
vermindering en verfijning". Tot zover het citaat.
Tegenstrijdig
Een geweldige stap in de goede richting, om toekomstige
dieronderzoekers op deze wijze ethisch bewust te maken.
Tot welk antwoord echter de studenten komen, en vooral…
welk antwoord Prof. Van Zutphen zélf op deze
vraag heeft gevonden, vermeldt het interview niet. Eerder
in het gesprek zegt hij ook: "Daarnaast vind ik
overigens wel dat je moet accepteren, dat er dieren
worden gebruikt voor onderzoek. Anders kun je je niet
met dit vakgebied bezighouden. Uitgangspunt hierbij
is, dat het onderzoek ethisch toelaatbaar moet zijn".
Het werk en streven van Prof. Van Zutphen is zonder
meer sympathiek en buitengewoon nuttig te noemen, omdat
het erop is gericht het lijden van proefdieren te verminderen.
De moeilijke vraag echter die hij aan zijn studenten
voorlegt lijkt het antwoord erop reeds te impliceren
en dát lijkt weer in strijd te zijn met zijn
mening dat men diergebruik voor onderzoek moet accepteren
om je met dit vakgebied bezig te kunnen houden. Het
is de weg van het compromis, van waaruit misschien énig
profijt voor de dieren te behalen valt. Het moet echter
wel buitengewoon moeilijk zijn voor iemand wiens streven
is gericht op het welzijn van dieren, tegelijkertijd
te moeten accepteren dat dit welzijn (dikwijls zéér
ernstig) mág worden aangetast. "Altijd dient
de vraag gesteld te worden of er geen alternatieven
zijn, dan wel in hoeverre je de positie van dat dier,
zowel voor als tijdens het onderzoek, nog kunt verbeteren",
is dan ook zijn stelling.
Overigens: de cursus proefdierkunde, waarin zowel de
ethische als de technische aspecten aan bod komen, wordt
nu ook op een aantal andere Nederlandse én buitenlandse
universiteiten gegeven. Het handboek van deze cursus
is al in verschillende talen verschenen. In Nederland
is, behalve een doctoraal examen in een biomedische
richting, deze cursus proefdierkunde, die drie weken
duurt, verplicht voor toekomstige onderzoekers. |
|
Dierproeven in het veld
Als wij het over dierproeven hebben, bedoelen wij
meestal dierproeven die worden gedaan om producten en
medicijnen uit te testen of om operatietechnieken te
oefenen. Maar ook in het kader van natuurbehoud worden
met dieren in en vooral úit de vrije natuur proeven
gedaan, bijvoorbeeld om na te gaan hoe dieren (diersoorten)
zich redden in het wild. Allerlei soorten gedrag worden
hiertoe onderzocht. De vraag is of ook déze dierproeven
allemaal wel zo noodzakelijk zijn en of de belangen
van deze onderzoeken wel opwegen tegen hetgeen de betrokken
dieren hiermee wordt aangedaan. Symposium "Dierproeven in het veld" Op 9 maart 1999 hield de Nederlandse Vereniging voor
Proefdierkunde (NVP) in samenwerking met de Nederlandse
Vereniging voor Gedragsbiologie een symposium "Dierproeven
in het veld", in het Congrescentrum "De Blije
Werelt" in Lunteren. Uit hetgeen wij hoorden van
de diverse sprekers kunnen wij concluderen dat het veldbiologisch
onderzoek met dieren in en uit het veld, dat eigenlijk
zo onschuldig lijkt, dikwijls ernstig leed en stress
tot gevolg heeft voor de individuele dieren die bij
het onderzoek betrokken zijn, en bovendien negatieve
effecten kan hebben op het biotoop (levensgemeenschap
- red.) door verstoring, onttrekking of terugplaatsing
van dieren. Dikwijls worden dieren gevangen en moeten
daarna een aantal handelingen ondergaan. Dit soort onderzoek
vindt op grote schaal plaats in de "hobby"-sfeer,
zoals door vogelwerkgroepen, paddenwerkgroepen, e.d.,
maar ook instellingen als Natuurmonumenten en Staatsbosbeheer,
met o.a. hun begrazings-/beheersexperimenten (het uitzetten
van runderen en paarden in z.g. "natuur"gebieden
- denk aan de Oostvaardersplassen!) houden zich dus
bezig met veldbiologisch onderzoek. Wevon Naar aanleiding van de vele vragen die dit soort onderzoeken
oproept is in 1990 door de Inspectie W &V (van het
Ministerie van WVC) de WEVON ingesteld: de Werkgroep
Veldbiologisch Onderzoek. Deze werkgroep "heeft
als taak de Inspectie te adviseren met betrekking tot
een correcte en tegelijkertijd praktische implementatie
(inlijving - red.) in de Wet op de Dierproeven van het
experimenteel veldbiologisch onderzoek. Tevens beoogt
de WEVON onderzoekers en dierexperimentencommissies
(DEC's) handvatten te bieden voor de registratie en
beoordeling van dierexperimenten in het kader van veldbiologisch
onderzoek", aldus de Inspectie W&V in een begeleidend
schrijven bij het symposiumprogramma. De eindrapportage
van de WEVON zal waarschijnlijk vóór eind
1999 zijn afgerond. Dierproeven noodzaak? Wij vragen ons af in hoeverre deze onderzoeken allemaal
nodig zijn. Het is een goede zaak dat ook dit soort
experimenten als 'dierproeven' wordt aangemerkt, tenminste,
als de handelingen met de dieren invasief zijn, d.w.z.
als er verwondingen moeten worden aangebracht of injecties
moeten worden toegediend. Sinds 1 januari 1999 vallen
deze onderzoekshandelingen onder de Wet op de Dierproeven
en worden ze op gelijke wijze geregistreerd als de overige
dierproeven. De WEVON is nu echter bezig te bezien of
ook níet-invasieve handelingen, waarbij niet
ín het lichaam wordt ingegrepen maar wel (soms
zéér ernstig) ongerief voor de dieren
wordt teweeggebracht (angst, stress, honger, dorst,
het onthouden van de nodige hulp of veterinaire zorg,
vaak tot de dood er op volgt!) onder de Wet op de Dierproeven
zullen vallen. En dan is het maar te hopen dat de DEC's,
die uiteindelijk het groene licht moeten geven voor
een dierproef, hier een zeer strenge selectie zullen
toepassen. Want welk belang heeft de maatschappij, het milieu,
dier of natuur er bij om bijvoorbeeld runderen en paarden
uit te zetten in een omheind gebied(Oostervaardersplassen!
- in ons contactblad van oktober 1996 schreven wij hier
al over!) en deze dieren vervolgens aan hun lot over
te laten, waardoor ook afgelopen winter weer vele tientallen
runderen zijn doodgehongerd; of koolmezen van acht dagen
oud uit het nest te halen, met de hand groot te brengen
en dan hun voedselzoek- en agressiegedrag te gaan bestudeRené
Voor onderzoek aan bijvoorbeeld tien vissen worden er
honderd gevangen met netten en uiteindelijk allemaal
gedood. Voor het ringen van vogels worden deze dieren
massaal gevangen met klapnetten, met behulp van lokvogels.
Vaak worden zenders geïmplanteerd bij dieren. Hiertoe
wordt eerst de buik kaalgeschoren. Als dit 's winters
gebeurt betekent dit dat de dieren met een kale buik
terug de kou ingaan. Er is namelijk geen tijd om de
vacht eerst wat te laten aangroeien, want dan is in
die tijd de plaats in het territorium door een ander
dier ingenomen. Het vangen betekent op zichzelf al een
ernstig ongerief voor dieren in het wild. Vossen worden
na de vangst in een donkere kist gehouden tot ze verder
kunnen worden behandeld: bekijken van het gebit, oormerken,
bloedafname voor genetisch onderzoek, wegen, meten en
een zender aanbrengen. Dit soort proeven veroorzaakt
zeer veel angst en stress. Bij onderzoek aan jonge vossen
worden moeder en jong soms enkele dagen gescheiden.
En dit alles om te kunnen vaststellen hoeveel vossen er in een bepaald gebied leven en waar ze uiteindelijk
aan doodgaan! Versterking regelgeving is nodig Het is maar een greep uit het hetgeen wij op dit symposium
hoorden. Maar het zal duidelijk zijn dat velddierproeven
in veel gevallen zéker zo belastend en stress-veroorzakend
voor de betrokken dieren kunnen zijn als biomedische
dierproeven, en dat daarom ook hier versterking van
de regelgeving (én naleving daarvan!) noodzakelijk
is. Ook is maar weer eens gebleken dat natuurbehoud
soms zéér in strijd is met dierenwelzijn.
De vraag voor ons is hoeveel onderzoek slechts gebeurt
om de nieuwsgierigheid te bevredigen of om statistieken
bij te houden. Hopelijk zal het eindrapport van de WEVON
ook hier duidelijkheid in geven. |
Illegale lozingen op zee maken slachtoffers onder zeevogels
Zo af en toe lezen of horen wij van olielozingen op
de Noordzee, waarvan talloze zeevogels het slachtoffer
worden. Vele opvangcentra voor vogels werken op volle
toeren om deze vogels te helpen, maar het blijft dweilen
met de kraan open. Want wat in het nieuws komt over
deze lozingen is slechts het topje van de ijsberg. In
de meest recente uitgave van Stichting Vogelwacht Egmond
lezen wij over (wij citeren): "duizenden meldingen
van lozingen per jaar in de Noordzee en er worden maar
één of twee boten opgepakt, en zelfs die
komen er met een geringe boete van af. Olievlekken van
vijf bij twee kilometer zijn "normaal". De
kustwacht ziet er honderden en ruimt er gemiddeld vijf
per jaar op. Veel fabrieken lozen of laten hun afvalproducten
lozen door criminelen in zee", aldus St. Vogelwacht,
die zelf aangespoelde zeevogels tracht te redden, op
te vangen, schoon te laten maken en weer in de natuur
terug te zetten. Chemicaliën Nóg erger zijn de chemicaliën die in de
zee worden gestort. Wij citeren weer: "Steevast
als wij en andere instanties zeevogels opvangen met
een ons onbekende substantie (dit kan variëren
van roze, geel, transparant, bruin, groen of zwart,
maar ook geurend van zoet, zuur tot vluchtig) werd ons
van overheidswege te verstaan gegeven dat het altijd
onschuldige minerale oliën waren. Het taboe over
chemische lozingen is erg aanwezig; het wordt het liefst
stil gehouden; wat niet weet wat niet deert. Om de dieren
te laten onderzoeken met welke stof ze in aanraking
zijn geweest kost veel geld. En zelfs als je dan na
400,- weet dat het om b.v. polyisobutyleen gaat,
wat dan??? Het is al gebeurd, het leed is al geleden". Doofpot Er is geen goede, laat staan gezamenlijke aanpak van
dit probleem. In plaats van regelingen te treffen stopt
men de zaak liever in de doofpot. En dan te weten "dat
10-100 milligram polyisobutyleen per vierkante meter
zeewater al voldoende is om op het water drijvende vogels
dodelijk te vervuilen".
(Hier dachten wij o.a. aan toen wij het symposium "Dierproeven
in het veld" bijwoonden. En maar proeven doen en
metingen en tellingen met vissen, vogels en andere dieren
om te zien hoe de natuur er weer verder op is achteruitgegaan,
en maar statistieken maken. Maar wat wordt er mee gedaan?
De ellende gaat immers toch maar gewoon door, en de
overheid gedoogt het - red.). |
Dierenbelangencoalitie (DBC)
Sinds vorig jaar vindt informeel overleg plaats tussen
onderstaande organisaties om te bezien waar wij gezamenlijk
kunnen optrekken (onder de naam DIERENBELANGENCOALITIE).
In alfabetische volgorde zijn dit: Animal Peace, Anti-Vivisectie-Stichting,
Bont voor Dieren, DierenBuitenSpel, Faunabescherming,
Ned. Vegetariërsbond, Ned. Ver. tot Bescherming
van Dieren, Ned. Ver. voor Veganisme, Proefdiervrij,
Rechten voor al wat leeft en Sophia-Vereniging tot Bescherming
van Dieren.
Wij hopen vurig dat deze samenwerking de dieren ten
goede mag komen! |
Eekhoorns en Schiphol
Naar aanleiding van de walgelijke en schandelijke
geschiedenis met de eekhoorns van al weer enige tijd
geleden, maar waarover u allen ongetwijfeld hebt gehoord,
gelezen en evenals wij zich wellicht danig zult hebben
geërgerd (deze diertjes werden op Schiphol levend
in een "kuikenversnipperaar" vermalen, is
het niet ónvoorstelbaar in een z.g. "beschaafd"
land?) hebben de organisaties voor dierenbelangen besloten
gezamenlijk iets te ondernemen door de KLM aan te schrijven
en hen te wijzen op hun verantwoordelijkheid voor de
levende have die zij vervoeren.
Tevens is een brief uitgegaan naar de leden van de Vaste
Commissie Landbouw, Natuurbeheer en Visserij in de Tweede
Kamer met het dringend verzoek om betere wetten en regels
én controle daarop omtrent transporten van uitheemse
dieren. In ons volgende contactblad hopen we u de reacties
te kunnen melden. |
Wij lazen voor u
Staatscourant d.d. 27 april 1999:
"Antibiotica"
De aanwezigheid van groeibevorderende antibiotica in consumptievlees
maakt mensen resistent tegen deze antibiotica. Dit vlees
is daarmee een bedreiging voor de volksgezondheid en moet
daarom worden verbannen. Dat zegt de Transatlantic Consumer
Dialogue (TACD), de overkoepelende organisatie van consumentenbonden
uit de Europese Unie en de Verenigde Staten. De TACD roept
de EU en de VS op dit vlees te boycotten, ondanks eventuele
protesten van de farmaceutische industrie". |
"Gemanipuleerde maïs doodt rupsen"
"BOERDERIJ" van 1 juni 1999.
Stuifmeel van zogenoemde BT-maïs is schadelijk voor
rupsen van de Monarch-vlinders, melden Amerikaanse onderzoekers
in het vakblad Nature. De genetisch gemanipuleerde maïs
produceert een gifstof waar de Europese maïsboorder
gevoelig voor is. De gifstof wordt ook in het stuifmeel
opgeslagen. De rupsen die dit opnemen vreten minder en
groeien slechter. De helft van de vlinders bezwijkt eraan".
(Toch blijft de wetenschap maar knoeien met genen, in
de veronderstelling dat wij het beter weten dan de natuur
zelf. Evenals bij het volgende bericht: -red.)". |
Het voorjaarsnummer 1999
van Geno, uitgave van de werkgroep Genenmanipulatie
en Oordeelsvorming, maakt in het artikel "Heftig
rumoer in het Verenigd Koninkrijk over gentech-voedsel"
melding van "een wetenschapper van een door de (Britse)
overheid gefinancierd onderzoeksinstituut. In een t.v.-programma
vertelde hij over de mogelijke risico's van bepaalde genetisch
gemanipuleerde aardappelen. Ze blijken een giftige stof
te produceren die de orgaanontwikkeling en afweerfunctie
van ratten negatief beïnvloedt. Kort na de uitzending
werd hij ontslagen. Ondanks het feit dat inmiddels twintig
wetenschappers zijn bevindingen hebben onderschreven,
is dit niet teruggedraaid". |
|
|
|
|
|