Overgenomen uit Research Magazine.
Bart De Wever werkt al vele jaren aan het kweken van humane huidculturen.
Niet voor transplantatie, maar als middel om de effecten van cosmetische producten te testen.
De Wever legt uit: 'er moeten alternatieven komen.
Op de eerste plaats is er natuurlijk het leed dat vele proefkonijnen wordt aangedaan.
Maar er is ook een ander probleem.
De huid en het hoornvlies van het konijn verschillen behoorlijk van die van de mens en geven daarom niet altijd een voorspelling van reacties bij de mens.
Hoog tijd dus voor een alternatief'.
De Wever ontwikkelde een methode waarmee hij huid, hoornvlies en mondslijmvlies kan kweken.
'Het in vitro gekweekte weefsel is een heel goed alternatief.
Je kunt er uitstekend de toxiciteit en werkzaamheid van producten mee testen'.
Hoe gaat De Wever te werk?
'We nemen cellen van menselijk weefsel, bijvoorbeeld van huid die is weggenomen tijdens een chirurgische ingreep.
Daarvan isoleren we individuele cellen, die we vervolgens plaatsen in kleine plastic bekertjes waarvan de bodem bestaat uit een doorlatend vlies. De cellen worden door dit vlies gevoed en beginnen te groeien. Na ongeveer twee weken heeft zich een weefsel,
in dit geval huid, gevormd. Wij stellen de kweekjes bloot
aan de lucht. Onder deze natuurlijke omstandigheden vindt
uitrijping plaats en ontstaat een stevige verhoornde
huid of een sterk hoornvlies'. Betekent dit nu
dat we binnen een paar jaar geen proefkonijnen meer nodig
hebben? De Wever legt uit: 'we zijn nog maar in
de fase van de prevalidatie, waarin we hebben aangetoond
dat de resultaten van onze modellen vergelijkbaar zijn
met die van het diermodel'. Daartoe koos De Wever
twintig op konijnen geteste stoffen. Op basis van deze
konijnentests waren tien van de stoffen gekwalificeerd
als niet irriterend en tien andere als mild of sterk
irriterend. 'We brachten deze stoffen aan op de
gekweekte hoornvliesweefsels en bestudeerden de reactie.
In de traditionele Draize-test wordt de roodheid van
het konijnenoog gemeten en wordt gekeken hoelang het
duurt voordat deze roodheid verdwijnt. De stoffen die
in normale huid of hoornvlies roodheid veroorzaken heten
cytokines. In de gekweekte weefsels worden ook cytokines
geproduceerd en die kunnen we meten. Verder zullen er
cellen afsterven, waarbij weinig celdood betekent dat
een stof weinig irriterend is en veel celdood het omgekeerde'.
Maar De Wever was nog niet tevreden. Hij vergeleek zijn
resultaten ook nog met tests van dezelfde twintig stoffen
op koeienogen (uit het slachthuis) en slakken. 'Onze bevindingen
werden ook nog eens bevestigd door die tests. Wij toonden
aan dat tien van de gekozen stoffen irriterend waren.
Maar drie van de tien als niet irriterend gekwalificeerde
stoffen bleken in al onze tests wel degelijk irriterend
te zijn'. Dat werd nog eens bevestigd door gegevens
uit ziekenhuizen van mensen die last hadden ondervonden toen ze de genoemde drie stoffen in de ogen kregen.
Bevestiging dus van alle kanten.
'Zorgwekkend is dat in databanken
over toxiciteit, gebaseerd op konijnentests, de genoemde
drie stoffen als volstrekt ongevaarlijk worden aangeduid.
In werkelijkheid blijken ze echter voor irritatie te zorgen'.
Voor nog grotere betrouwbaarheid van de
resultaten voerde De Wever zijn proeven uit in de laboratoria
van vier grote farmaceutische bedrijven. In elk laboratorium
werden dezelfde resultaten bereikt. Waarmee is aangetoond
dat de in vitro test van Bart De Wever reproduceerbaar
is. Hetzelfde kan niet worden gezegd van de Draize-test. 'Ooit
zijn er drie stoffen getest op konijnen in 24 verschillende
laboratoria. De resultaten van deze tests waren voor
ieder laboratorium verschillend. Niet reproduceerbaar dus'.
Prof. Dr. Frans Ramaekers, hoogleraar Moleculaire
Celbiologie en promotor van De Wever, organiseerde
een klein symposium ter gelegenheid van De Wevers promotie: 'Daarin
wisselden internationaal gerenommeerde wetenschappers
van gedachten over alternatieven voor dierproeven. Maar
ook vertegenwoordigers van farmaceutische industrieën
toonden veel belangstelling. Voor deze groep is De Wevers
onderzoek dan ook van groot belang.
Vanaf 2009 mogen in de hele Europese Unie geen cosmetische producten
meer worden verkocht die op dieren zijn getest. Men is dus naarstig op zoek naar alternatieven. Zowel vanuit
economisch als politiek perspectief staat het promotieonderzoek
van Bart De Wever dan ook volop in de belangstelling'. Op
Europees niveau is De Wevers alternatief belangrijk voor
de nabije toekomst. Bart De Wever: 'De Europese
Commissie wil binnenkort 30.000 zeer gangbare chemische
stoffen testen op toxiciteit omdat er niet voldoende
toxicologische gegevens over zijn. Er moet een databank
komen. Dit onderzoek betekent vier
miljoen dierproeven en het gaat 2,5 miljard euro kosten. Nog afgezien van
de capaciteit: als alle laboratoria in Europa fulltime
eraan zouden werken, dan is het onderzoek in 2057 gereed.
Nu heeft men dan ook besloten eerst maar eens de stoffen
te testen die in de grootste hoeveelheden in omloop zijn'.
Bart De Wever is kritisch over de toxicologische 'bijbels'. 'Ambtenaren
volgen deze bijbels te letterlijk en denken niet verder
na. Sterker nog, mensen die moeilijke vragen stellen
zijn 'lastig'. Je kunt dierproeven niet altijd
voldoende vergelijken met de menselijke situatie'.
Helaas zal het misschien nog tien jaar duren voordat de alternatieven
gevalideerd zijn. 'Maar we zijn op de goede weg',
zegt Bart De Wever. 'Ik kreeg voor dit proefschrift
de steun van de drie grootste farmaceutische industrieën
ter wereld. De cosmetische industrie gaat vrijwel zeker
deze diervriendelijke en goedkope methode overnemen'.
Dr Bart De Wever is ontwikkelingsleider van Phenion, onderdeel
van Henkel, het centrum voor de ontwikkeling en validatie
van alternatieven voor dierproeven. Telefoon: +32.494.507.886.
E-mail: B.dewever@phenion.uni-frankfurt.de Prof. dr.
Frans Ramaekers is hoogleraar Moleculaire Celbiologie
bij de capaciteitsgroep Genetica en Celbiologie. Hij
is tevens verbonden aan onderzoeksinstituut Growth
and Development (GROW) waar De Wever zijn promotieonderzoek
verrichtte. Telefoon: +31 43 388 13 51. E-mail: f.ramaekers@MOLCELB.unimaas.nl.