Voor de Meerval geldt: het is gunstig dat de meervallen zoveel mogelijk in het
donker worden gehouden (meervallen zijn nachtdieren).
Gelukkig houdt men rekening met de verhouding tussen het
aantal mannetjes en vrouwtjes. Als van beide seksen evenveel
dieren aanwezig zijn is er zo min mogelijk last van agressie.
Het zo uniform mogelijk houden van de dieren, waarbij
dieren met dezelfde grootte in de bassins worden gehouden
verlaagt tevens het kannibalisme.
Er zijn geen schuilmogelijkheden voor de dieren. Op momenten
dat de kweker de verlichting aanknipt kunnen de dieren
geen beschutting zoeken. De selecties die de vissen ondergaan
zijn uiterst stressvol. Niet alleen de handeling op zich
van het worden vastgehouden en in een nieuw bassin terecht
komen met nieuwe soortgenoten is hierbij slecht voor hun
welzijn. Vooraf aan elke selectie worden de dieren ook
een halve dag niet gevoerd. Voor de slacht worden de dieren
zelfs dagen lang niet gevoerd. In de natuur zoeken meervallen
hun voedsel op de bodem, in de kweek bassins worden ze
gevoerd aan het wateroppervlak. Nadelig is het kannibalisme
wat veelal voorkomt in de meerval kwekerij.
Onduidelijk is of een groot aantal soortgenoten, dicht
op de huid, voor een meerval onprettig is. In de natuur
leven de dieren soms ook dicht op elkaar. Ze hebben dan
wel minder onderlinge agressie dan wanneer er meer ruimte
is. Echter, omdat er weinig ruimte is kunnen de meervallen
elkaar ook niet ontwijken als er wel agressie is.
Voor de Paling geldt:
gunstig voor de paling als soort is dat de overleving
van de glasaal in palingkwekerijen groter is dan in
de natuur. De lage lichtsterkte in de kweekhallen is
tevens gunstig, waarbij troebel water nog een extra
gunstig effect kan hebben omdat het licht absorbeert.
Overigens is de paling gebaat bij een nog lagere lichtsterkte
dan de kweker (die moet zien wat hij doet). In het continu
stromende water kunnen de palingen uitrusten op zogenaamde
rustnetten. De kwekers houden de zuurgraad van het water
(pH) in de gaten en er is weinig sprake van ziektes
in de kwekerijen.
Zeer nadelig voor de dieren zijn de selecties die
ze ondergaan om verschillen in lichaamsgrootte te voorkomen.
Het uit zich in een grote onrust onder de dieren. De
paling in een kweekbassin kan zich niet ingraven in
de modder, zoals in de natuur wel gebeurt. Er is sprake
van kannibalisme. Palingen vertonen gestoorde agressie,
hun vechtgedrag is gestoord. Een goede hiƫrarchie
kan daardoor amper ontstaan.
Onduidelijk is of een groot aantal soortgenoten, dicht
op de huid, voor een paling onprettig is. |