Homepage
Nederlands-English-Español

Hebben dieren veel te vertellen?

De menselijke taal lijkt vooralsnog geen gelijke te kennen in de dierenwereld.
Noam Chomsky (eindnoot 1) heeft gewezen op de zogeheten syntaxis (zinsbouw) als instrument waarmee we een oneindig aantal verschillende zinnen kunnen produceren.
De zin Jan ziet Piet betekent niet hetzelfde als Piet ziet Jan en bijzinnen maken het mogelijk om onze mededelingen oneindig lang en complex te maken. Dit zou niet alleen van belang zijn voor de communicatie maar tevens het typisch menselijke talige denken mogelijk maken en zo zelfs aan de basis liggen van veel van onze menselijke cultuur. Ondanks het praatcafé van Bor de Wolf, zouden dieren vergeleken met mensen communicatief nauwelijks interessant zijn.

Communicatie

Een consequentie van de gangbaar geworden concentratie op de syntaxis is dat zij andere vormen van communicatie, die alleen betekenissen overbrengen, in de schaduw stelt. Dergelijke communicatiemethoden zijn veel ouder dan de mensentaal en spelen nog steeds een belangrijke rol in onze eigen communicatie. We moeten hierbij denken aan: non-verbale communicatie, zoals die tot uiting komt in een onbewust aangenomen lichaamshouding of in onbewuste tekenen van nervositeit. Maar ook in vormen van emotionele expressie, zoals lachen, huilen, fronsen van verbazing, gillen van opwinding, een rood hoofd krijgen van woede of schaamte, et cetera.
Hoewel veel emotionele (en motivationele) expressie automatisch plaatsvindt, kunnen mensen dit systeem ook bewust hanteren. Ze kunnen besluiten hun gevoelens of wensen emotioneel te uiten of dat juist niet te doen, of zelfs innerlijke roerselen voorwenden die er helemaal niet zijn door de expressie ervan na te bootsen.
Een ander communicatiesysteem dat niet primair op verbale taal berust, maar ook geen gebruik maakt van lichamelijke signalen, is telepathische communicatie.
Tot slot bestaan er ook bij mensen nog primaire uitingen van verbale taal, zoals losse uitroepen of woorden, waarmee men naar iets verwijst zonder dat ze geordend zijn in regelmatige zinnen. Hiermee kunnen mensen symbolisch naar hun eigen innerlijk verwijzen maar ook naar dingen of situaties buiten zichzelf.

Dieren en communicatie

De niet-syntactische communicatie is natuurlijk niet voorbehouden aan de mensensoort, maar komt in feite voor in de hele dierenwereld. Het is daarbij overigens wel zaak het begrip communicatie niet te vaag of te breed te definiëren. Met dieren die communiceren bedoelen we hier wezens die informatie met anderen delen over innerlijke subjectieve toestanden (gevoelens, wensen, waarnemingen, voorstellingen, gedachten, e.d.) of over gedachten of waarnemingen met betrekking tot de buitenwereld (andere dieren, voedsel, sociale rangorde, verhoudingen, etc.). Het woord communicatie in deze betekenis is dus bijvoorbeeld niet van toepassing op robots, aangezien we mogen aannemen dat die geen subjectieve toestanden kennen (eindnoot 2). Communicatie bij een dier vooronderstelt in mijn definitie dus dat een dier een innerlijk of 'bewustzijn' kent (eindnoot 3). In feite is communicatie bij dieren erg interessant voor iedereen die geïnteresseerd is in wat die dieren van binnen beleven.

Non-verbale communicatie

Veel vormen van communicatie - in de zin van uitwisseling van informatie tussen individuele dieren - vinden plaats zonder dat het dier zich er bewust van is. Dit is vergelijkbaar met de zintuiglijke waarneming die eveneens voor een groot deel berust op onbewuste verwerkingsprocessen.
Er bestaan allerlei soorten sociale signalen in de dierenwereld, maar slechts een deel daarvan mogen we beschouwen als communicatie in de hier gedefinieerde zin. Als een vrouwtje-chirnpansee bijvoorbeeld in haar vruchtbare periode verkeert, vertoont ze opvallende zwellingen aan haar onderlijf die mannetje-chimpansees moeten aantrekken. Deze veranderingen vormen een duidelijk seksueel signaal, maar worden naar men aanneemt niet (primair) veroorzaakt door de geestelijke gesteldheid van het dier.
Iets dergelijks geldt ook voor de automatische afscheiding van bepaalde chemische stoffen zoals feromonen. Om die reden vallen dit soort verschijnselen niet onder communicatie zoals ik dat hier omschrijf. Daarnaast zijn er natuurlijk allerlei uitingen van emoties en motieven in de vorm van o.a. houdingen, gelaatsuitdrukkingen, vaste gedragspatronen en allerlei geluiden. Diersoorten beschikken over vaste soortspecifieke uitdrukkingen, bewegingen en geluiden om bepaalde innerlijke emoties of motieven mee uit te drukken. Er is dus geen sprake van dat ze deze als het ware bewust uitvinden, maar de patronen zijn voor een groot deel aangeboren en voltrekken zich bijna automatisch. Vanzelfsprekend kunnen de meeste dieren talloze nieuwe gedragspatronen aanleren, maar dit doet niets af aan hun natuurlijke repertoire aan communicatieve uitingen.

Soortspecifieke emotionele expressie

Zodra we een dierlijke ziel aannemen, moeten we erkennen dat deze de neuropsychologische systemen van emotionele expressie onbewust prikkelt door een vorm van psychokinese zodat ze de adequate gedragspatronen voortbrengen.
De systemen in kwestie kunnen overigens beschadigd zijn zodat het verband tussen uiting en emotie of motief verdwijnt. Uit de neurologische literatuur zijn bijvoorbeeld verhalen bekend van mensen die na een hersenlaesie almaar onbedaarlijk moeten huilen zonder dat daar ook maar enige reden toe bestaat.
Soortspecifieke emotionele expressie is noodzakelijk voor het overleven en de voortplanting van leden van die diersoort, maar ook voor het emotionele welzijn van individuele dieren. Als dieren niet weten hoe een ander dier zich voelt of wat het van plan is, kan het niet adequaat met dat andere individu omgaan. Ook dieren die grotendeels solitair door het leven gaan, hebben te maken met soortgenoten, al was het maar in de vorm van een partner om mee te paren of in de vorm van jongen.
Er bestaan voor allerlei sociale situaties aangeboren patronen van communicatieve uitdrukkingen, houdingen of gedragingen. Het komt weliswaar voor dat dieren in hun jeugd variaties moeten aanleren. Bepaalde vogelsoorten kennen zo hele streekgebonden 'dialecten' in de geluiden die ze produceren. De vergelijking met menselijke dialecten gaat echter maar zeer ten dele op, omdat de woorden en zinnen die mensen produceren zelf nooit onderdeel uitmaken van een algemeen menselijk patroon. Ze zijn bijna altijd (eindnoot 4) afgeleid van oorspronkelijk betekenisloze, volstrekt willekeurige klanken.
Wij mensen zijn meesters in het decoderen van non-verbale communicatie van andere diersoorten. Net als leden van andere zoogdiersoorten kunnen jonge kinderen zelfs expressieve gedragingen van andere dieren (bijvoorbeeld wolven of honden) overnemen. Algemener hebben we onze kennis op dit gebied in de loop van onze geschiedenis gebruikt tijdens de jacht of voor het temmen van landbouwhuisdieren. De laatste decennia raakt men er gelukkig ook steeds meer van bewust dat dieren hun emoties of wensen kenbaar kunnen maken.
Allerlei mythes over de afwezigheid van een innerlijk leven bij dieren of concreter van pijn, angst, ongemak of verveling, worden hoe langer hoe meer naar het rijk der fabelen verwezen. Gedragingen worden - helaas wel nog steeds veel te beperkt - geïnterpreteerd in het licht van dierenwelzijn en dierethiek. In Nederland is ondermeer de theoretisch biologe Françoise Wemelsfelder (eindnoot 5) bekend geworden door haar onderzoek naar tekenen van verveling bij varkens in de intensieve veehouderij.

Beheersing van non-verbale communicatie

Mensen beschikken net als alle zoogdieren over een breed scala aan aangeboren non-verbale signalen. We huilen, slaken kreten, nemen een dreigende lichaamshouding aan, glimlachen, kijken een ander doordringend aan, krijgen tranen in de ogen van ontroering, en ga zo nog maar een hele tijd door. Er bestaan zelfs algemeen menselijke gezichtsuitdrukkingen van welwillendheid, mededogen en spirituele vervoering, wat weer eens aangeeft dat ons lichaam meer is dan een product van een uitsluitend fysieke evolutie. Mensen beschikken daarnaast over de mogelijkheid om hun non-verbale communicatie voor een groot deel onder bewuste controle te brengen (eindnoot 6). Dit kan in de vorm van onderdrukking van de uiting van bepaalde emoties, maar het is veel gewoner dat allerlei non-verbale gezichtsuitdrukkingen en gebaren bewust worden ingezet in de totale communicatie. Zo besluiten we anderen die dat nodig hebben, soms doelbewust een omhelzing, schouderklopje, zoen of stevige hand te geven. We worden er dan niet toe gedrongen maar besluiten er bewust toe. Honden en andere getemde dieren zoals zeehonden zijn over het algemeen goed in staat om hun vocalisaties te beheersen in overeenstemming met de wensen van hun baas. Leden van 'hogere' diersoorten met een relatief groot begripsvermogen, zoals mensapen, beseffen dat ze non-verbaal kunnen communiceren en gebruiken dit inzicht om anderen hun genegenheid of woede te tonen, emotioneel te ondersteunen, et cetera. In negatieve zin benutten ze hun vergaande beheersing van hun eigen non-verbale communicatie om andere dieren te misleiden, iets wat bijvoorbeeld uitgebreid bestudeerd is door de Nederlandse etholoog Frans de Waal (eindnoot 7). Dit verschijnsel komt ook al bij bavianen voor, blijkens observaties van Andrew Whiten en Richard Byrne (eindnoot 8).
Paul, een bijna-volwassen mannetje, zag dat Mel, een volwassen wijfje, bezig was een sappige knol uit te graven. Paul keek rond en zag alleen zijn moeder; verder waren er geen andere bavianen. Toen uitte hij een schreeuw, alsof hij in gevaar was. Pauls moeder rende naar de bewuste plek en duwde Mel (zij dacht dat dat de aanvaller was) weg. Paul ging daarna de achtergelaten knol opeten.
Dieren die hun non-verbale communicatie voor een groot deel kunnen leren beheersen tonen tenminste enig begrip van wat communiceren inhoudt. Ze beseffen dat bepaalde gedragingen een boodschap vormen voor andere dieren. Dat wil zeggen dat hun communicatie in elk geval op dit punt overeenkomt met de talige communicatie van mensen.

Telepathie

Tot dusverre hebben we alleen stilgestaan bij vormen van communicatie tussen dieren die algemeen aanvaard zijn. Gelukkig raken hoe langer hoe meer wetenschappers ervan overtuigd dat een materialistische visie op dieren in feite veel te beperkt is. Net als van mensen, mag ook van dieren worden aangenomen dat ze geestelijke wezens zijn in een fysiek lichaam. In de parapsychologie bestond al vroeg belangstelling voor telepathie bij dieren en nu wordt er nog steeds onderzoek naar verricht door iemand als de Britse bioloog Rupert Sheldrake (eindnoot 8). Hij hanteert daarbij terecht de strikte ethische regel dat dieren niet geschaad mogen worden door zijn onderzoek.

Sheldrake houdt zich onder meer bezig met het verschijnsel van huisdieren die lijken aan te voelen wanneer hun baasje besluit naar huis te komen, zonder dat ze dat op een normale manier (zintuiglijk) kunnen merken. Hij heeft onschuldige experimenten met huisdieren opgesteld waarin normale factoren systematisch uitgesloten zijn. Daaruit blijkt dat in elk geval een aantal huisdieren, van diverse species werkelijk in staat is tot telepathie. Rupert Sheldrake brengt deze resultaten overigens in verband met zijn theorie van zogeheten morfogenetische velden die verantwoordelijk zouden zijn voor de ontwikkeling van een dier en hem in staat stellen in contact te treden met andere dieren buiten tijd en ruimte om.

Verder zijn er gedocumenteerde gevallen van huisdieren die hun baasje terug wisten te vinden nadat deze verhuisd was naar een andere woonplaats, soms duizenden kilometers verwijderd van het oude adres. Allicht is hierbij ook goed gekeken naar mogelijke normale factoren.
Er zijn zelfs indrukwekkende gevallen waarin huisdieren zonder aanwijsbare reden heel emotioneel werden precies op het moment dat hun baasje elders een ernstig ongeluk kreeg of onverwachts kwam te overlijden. Het hele scala van telepathie dat bij mensen voorkomt, zien we dus ook bij andere dieren. Nu vinden sommigen die gedachte heel bedreigend omdat ze dieren niet (willen) zien als geestelijke wezens. Ze zijn bang dat het aantonen van ESP bij dieren gepaard zou gaan met een devaluatie van deze vermogens bij mensen. John L. Randall (eindnoot 10) gaat zelfs zover te stellen dat het aannemelijk is dat dieren nooit echt telepathie vertonen. Paranormale gevallen op dit gebied zouden volgens zijn theorie veroorzaakt worden door psychokinese van de kant van mensen, die zou inwerken op het brein van de dieren in kwestie. Zo'n voorstelling van zaken zou echter alleen plausibel zijn als je bij voorbaat stelt dat dieren geen psychologische verwantschap vertonen met mensen en binnen een evolutionair perspectief slaat dat natuurlijk nergens op.

Sinds de jaren tachtig is er onder invloed van het werk van schrijvers als Focco Huisman en Beatrice Lydecker (eindnoot 11) belangstelling voor de mogelijkheid om als baas telepathisch met je eigen huisdieren te communiceren. Lang niet al het bewijsmateriaal dat ze overleggen wijst eenduidig op telepathie met die dieren zelf. Een deel ervan zou ook kunnen berusten op menselijke helderziendheid of zelfs alleen maar toeval. Maar er is wel degelijk reden om te veronderstellen dat mensen soms in staat zullen zijn tot telepathisch contact met dieren. Telepathie zou gezien kunnen worden als de zuiverste vorm van communicatie aangezien ze geen gebruik maakt van een systeem van uitingen of codes, maar berust op een directe wisselwerking van geest tot geest. Volgens W.H.C. Tenhaeff zouden dieren overigens veel vaker dan mensen telepathisch contact hebben met elkaar. Onze complexe verbale taal zou de telepathie hebben verdrongen en ons zo vervreemd hebben van de mogelijkheid om rechtstreeks contact te hebben met andermans innerlijke leven. Het feit dat een aanzienlijk aantal mensen twijfelt aan het bestaan van telepathie zou al aangeven hoezeer we hiervan vervreemd zijn. Er zijn echter ook nog heel andere boosdoeners aan te wijzen zoals met name het irrationele materialisme in de wetenschap die een groot deel van de westerse cultuur heeft aangetast (eindnoot 12).

Symbolische communicatie

Diverse diersoorten beschikken naast non-verbale communicatie waarmee ze hun gevoelens of motieven uitdrukken en naast telepathie, ook nog over enkele signalen waarmee ze specifiek verwijzen naar waarnemingen of gedachten. Zo zijn er zowel apen- als vogelsoorten die verschillende kreten kennen om diverse roofdieren mee aan te geven. Het geluid voor een gevaarlijke slang verschilt bijvoorbeeld van dat voor een grote katachtige. Ook zijn apen in de vrije natuur bijvoorbeeld in staat om dingen aan te wijzen die ze willen hebben.

Twee soorten communicatie zijn op dit moment nog steeds niet doorgrond, namelijk communicatie tussen bijen en communicatie tussen dolfijnen en andere walvisachtigen.
Van bijen is bekend dat ze beschikken over een ingewikkeld systeem om specifieke informatie over de locatie, kleur en smaak van voedsel te delen met soortgenoten door middel van een zogeheten bijendans. De bewegingen van een dansende bij komen daarbij overeen met kenmerken van het voedsel. De controverse op dit gebied betreft niet zozeer of bijen hier werkelijk toe in staat zijn, maar in hoeverre ze zich bewust zijn van wat ze doen. Donald Griffin, een groot voorvechter van de gedachte dat dieren geestelijke wezens zijn, meent dat bijen alleen zo'n systeem kunnen hanteren als ze intelligent zijn en weten wat ze doen. Nadere bestudering van het fenomeen doet echter vermoeden dat het weliswaar ingenieus is, maar toch eerder lijkt op voorgeprogrammeerde instinctieve gedragingen dan op een echte taal waarmee dieren willekeurig iets kunnen uitdrukken.
Ook van dolfijnen en andere walvisachtigen wordt vaak gedacht dat ze een eigen taal hebben. Daarbij zouden de ingewikkelde klanken die ze produceren net als onze eigen mensentaal specifiek corresponderen met gedachten. Op dit moment is het nog steeds niet duidelijk of deze veronderstelling juist is of niet. Sommigen zien in de communicatie tussen 'cetaceans' vooral een complexe vorm van non-verbale communicatie die eerder vergelijkbaar is met de zang van vogels of zelfs onze eigen muziek dan met een echte verbale taal. Toch is de veronderstelling dat er meer aan de hand zou kunnen zijn, minder vergezocht dan in het geval van insecten, omdat nu al vaststaat dat dolfijnen en andere walvisachtigen in elk geval zeer intelligente, zelfbewuste wezens zijn en een rijk en gevarieerd sociaal leven kennen. In elk geval lijdt het geen twijfel dat leden van allerlei diersoorten in staat zijn om menselijke symbolen te leren associëren met bepaalde gebeurtenissen of commando's. We kennen dit natuurlijk allemaal al van huisdieren zoals honden, die zelfs getraind kunnen worden om complexe functies te vervullen voor mensen.

In het kader van de vraag waar onze eigen menselijke taal evolutionair vandaan komt, heeft een aantal wetenschappers waaronder het echtpaar Gardner, Roger Fouts (wier onderzoek is samengevat in Fouts' boek Van Mens tot Mens) en Sue Savage Rumbaugh getracht om mensapen een symbolische taal aan te leren. Het ging om gesimplificeerde varianten van de Amerikaanse gebarentaal voor slechthorenden, maar ook om een volledig artificieel computersysteem waarbij de apen willekeurige symbolen moeten leren verbinden aan allerlei concepten.
Dit gebied is nog steeds erg controversieel voor veel wetenschappers, vooral voor aanhangers van de theorie van Chomsky dat de menselijke taal als geheel een aangeboren systeem is dat geen echte parallellen kent onder mensapen. Zo zou het volgens sommigen nog altijd niet duidelijk zijn in hoeverre de onderzoeksverslagen over beroemde gebarende chimpansees als Washoe en de gorilla Koko betrouwbaar zijn. Toch lijken zeker de onderzoeken van Savage Rumbaugh met de bonobo Kanzi aan te tonen dat hij symbolen begrijpt en zinvol kan gebruiken. Kanzi zou volgens het gelijknamige boek van Savage Rumbaugh zelfs bepaalde syntactische verbanden hebben leren begrijpen.

Mondigheid van dieren

Er is van oudsher juist in (westerse) wetenschappelijke kringen veel tegenstand tegen de gedachte dat dieren geestelijke wezens zijn. Dieren kunnen niet praten en dat zou volgens de cartesiaanse (eindnoot 13) traditie aantonen dat ze geen innerlijk kennen. Ze zouden dus niets mededelen omdat ze niets te vertellen hebben. Een hedendaagse psycholoog die deze traditie in stand wil houden is Bob Bermond (eindnoot 14). Hij verkondigt dat je non-verbale communicatie bij de mens kunt loskoppelen van zijn gevoelens, zodat het helemaal niet aannemelijk zou zijn dat dergelijke non-verbale communicatie bij dieren echt hun gevoelsleven zou weerspiegelen. Bewust ervaren (beleefde) gevoelens zouden bij mensen voortgebracht worden door andere, recentere delen van de hersenen dan emotioneel gedrag. We zouden volgens Bermond dus alleen maar hoeven te kijken of die recentere hersengebieden ook voorkomen bij een andere diersoort. Dat is slechts voor een zeer klein aantal diersoorten het geval, zodat Bermond concludeert dat er slechts een handjevol dieren met gevoelens zijn. Non-verbale communicatie van dieren zou dus in veruit de meeste gevallen niets te maken hebben met wat er subjectief in hen omgaat. Deze reductionistische benadering kent zoals gezegd een parallel in de manier waarop met name John L. Randall omgaat met het thema telepathie bij dieren.

Ook het thema van bewuste symbolische communicatie bij dieren stuit op ongemeen fel verzet.
Weer anderen staan om buitenwetenschappelijke redenen niet te springen om een wetenschappelijke erkenning dat dieren gevoelens kunnen uiten door middel van emotioneel gedrag. Gegevens van welzijnsonderzoekers worden helaas maar al te graag genegeerd door mensen die baat hebben bij de uitbuiting van dieren. Dat alles mag niet verhullen dat we qua communicatie veel meer gemeen hebben met dieren dan men op het eerste gezicht zou geloven. Het wordt de hoogste tijd dat we veel beter naar dieren leren luisteren en de mythe doorbreken dat ze helemaal niets te vertellen hebben.

Eindnoten

  1. Knowledge of Language: Its Nature, Origin, and Use, Praeger Publishers, New York 1986.
  2. Deze definitie komt dus niet overeen met een meer biologische of behavioristische definitie waarbij het er niet toe doet of de gecommuniceerde informatie ook iets te maken heeft met de innerlijke beleving van een dier.
  3. Zie: Rivas, E. & Rivas, T. Zijn mensen de enige dieren met bewustzijn? Prana 72, blz. 83-88. 1992.
  4. De uitzonderingen betreffen bijvoorbeeld zogeheten onomatopeeën die geluiden nabootsen. Bijvoorbeeld 'boem' om een val van een zwaar voorwerp mee aan te duiden.
  5. Zie: Wemelsfelder, F, Animal Boredom: Towards an empirical approach of animal subjectivity. Dissertatie, Leiden 1993.
  6. Totale controle schijnt erg moeilijk te zijn en alleen door middel van een langdurige, intensieve training bereikt te kunnen worden. Aanhangers van het gebruik van de leugendetector beweren zelfs dat er altijd lichamelijke signalen overblijven die men niet kan beheersen.
  7. Zie bijvoorbeeld zijn boek Chimpanseepolitiek uit 1982.
  8. A. Whiten & R.W. Byrne (Eds.), Machiavellian Intelligence, Cambridge University Press, Cambridge.
  9. Sheldrake, R. Honden weten wanneer hun baas thuiskomt: een onderzoek naar de mysterieuze vermogens van dieren, Kosmos, Z&K, 1999.
  10. Zie: Rivas. T. Bestaat er een dierlijke ziel? Gezond Idee!, 42. blz. 24-25. 1998/1999.
  11. Beide hebben hier boeken over gepubliceerd bij Ankh-Hermes, waaronder Contact met dieren (Lydecker) en Zo praat je met dieren (Huisman).
  12. Zie: Rivas, T, Geesten met of zonder lichaam, Koopman & Kraaijenbrink, Delft 2003.
  13. Traditie gebaseerd op de inzichten van René Descartes die stelde dat niet-menselijke dieren geestloze en gevoelloze machines zijn.
  14. Zie: Bermond, B. The myth of animal suffering, in: Marcel Dol, et al. Animal Consciousness and Animal Ethics, 1997, en Rivas, T. Onrechtvaardig diergebruik. Koopman & Kraaijenbrink, Delft 2003.
Dit artikel werd gepubliceerd in Prana, oktober/november 2003, nr. 139, blz. 59-68.

Onze hoofdartikelen in boek, in een overzicht of op een aparte mobielvriendelijke site.

Naar onze reactie op de actualiteit op Facebook.

Privacy verklaring.

pijl omhoog