Nota Hengelen in Nederland
De schaduwzijde van een door veel mensen geliefd tijdverdrijf
Bron: DierenBescherming Peelland april 1997. |
Foto's: Stichting Waterpartijen/Mens & Dier. |
Inleiding
Met de NOTA HENGELEN IN NEDERLAND
wil de Dierenbescherming afdeling Peelland (lokale) bestuurders
een zo duidelijk en compleet mogelijk beeld schetsen van de effecten
welke het hengelen op onze natuur heeft. >
De Vislijnen snijden diep door mijn vlees.
Ze hebben mijn rechterpoot misvormd tot een opgezwollen ballon.
Hinkend op EEN poot moet ik door het leven. Maar mijn einde nadert….
- Op het eerste gezicht zal men
bij het aanschouwen van een hengelaar op het water of langs de
waterkant absoluut niet op de gedachte komen dat hengelen behalve
een dieronvriendelijke, maar ook een sterke milieubelastende activiteit
is met vele negatieve ecologische effecten op de natuur en op
het milieu. Als men echter deze enkele hengelaar vermenigvuldigt
met de ongeveer 1,5 miljoen (vaak met MEERDERE HENGELS TEGELIJK)
vissende burgers van Nederland en dat aantal vervolgens vermenigvuldigt
met het gemiddelde aantal uren dat deze hengelaars zich op of
langs het water bevinden, dan komt men tot astronomische cijfers.
Dan blijkt de hengel'sport' als meest beoefende vorm van openluchtrecreatie
door zijn vele beoefenaars een zware druk op het milieu te leggen!!
- Nadelige effecten, voortvloeiend
uit deze zware druk op het milieu kunnen dan ook niet lang onopgemerkt
blijven. Naast deze duidelijk zichtbare en meetbare effecten roept
het plezier beleven aan het kwellen van vissen bij een groeiend
aantal mensen steeds vaker vragen en verzet op. Met name het wedstrijdelement
bij sommige onderdelen van de hengel'sport' waarbij vaak ruw met
de vissen wordt omgegaan. Het gebruik van levend aas, (inmiddels
terecht verboden) werd door het sterk groeiend verantwoordelijk
besef jegens de natuur en het milieu als stuitend ervaren.
- Onderzoekresultaten waarbij is
aangetoond dat vissen wel degelijk pijn en angst ervaren als zij
aan de haak geslagen en gedrild worden, onderstrepen en bevestigen
de groeiende weerzin van veel burgers tegen deze vorm van dierkwellerij
en dwingen daarmee zowel beoefenaars als (lokale) overheid zich
te bezinnen op een andere en beter in deze moderne tijd passende
houding ten opzichte van vissen.
- Als wij, gaande deze Nota het
hengelen nader en kritisch bekijken dan vallen er over deze recreatievorm
heel wat aspecten te benoemen welke op zijn minst vraagtekens
plaatsen bij (de mate en vorm van) het toelaatbaar zijn van dit
massale recreatiegebeuren. Een discussie, waarbij alle gevestigde
hengel'sport' normen en waarden opnieuw getoetst worden aan hedendaagse
moderne opvattingen en aan uit recent onderzoek verkregen nieuwe
inzichten ten aanzien van pijn en angstbeleving bij vissen, is
dan ook zeer wenselijk.
Vislijnen
om mijn poot. De vlijmscherpe lijnen sneden door mijn
poot en blokkeerden mijn bloedsomloop.
Ik heb ook een gezwel ervan aan mijn hak.
Ik ben gestorven na een lange lijdensweg. Kokmeeuw. Ik
ben verdronken. Ik kon niet meer lopen en niet meer vliegen.
Vislijnen hadden mijn poot, vleugel en staart aan elkaar
gebonden.
Kokmeeuw juveniele.
- Deze Nota wil een aanzet geven
tot het (lokaal) op gang brengen van deze discussie. De aangehaalde
argumenten tegen het hengelen bieden daar naar onze mening voldoende
stof en aanleiding toe.
Morele aspecten
Het doden van dieren
Het voor plezier doden
van ongeacht welke diersoort is ethisch ontoelaatbaar. Dit geldt
niet alleen voor de plezierjager en de stierenvechter maar eveneens
voor de hengelaar.
Bovendien is na recent
onderzoek komen vast te staan dat vissen een innerlijk bewustzijn
bezitten en wel degelijk angstreacties vertonen en pijn kunnen lijden.
De opvatting dat vissen, zijnde koudbloedige dieren gevoelloos zouden
zijn en derhalve geen angst en pijn kunnen ervaren is dan ook beslist
onjuist. Daarmee is het hengelen
in een ander daglicht komen te staan en feitelijk als een vorm van
dierkwellerij aan te merken. Ook als vissen, direct nadat ze gevangen
zijn teruggezet worden, kan de opgelopen toestand van ongemak (stress)
dagen aanhouden en overlijdt naar schatting alsnog 10% van deze
vissen. Daar vissen echter geen voor de mens waarneembare geluiden
kunnen produceren op het moment dat zij met een haak door hun lippen
of ingewanden uit het water worden getrokken, wordt de ernst van
dit dierenleed door veel beoefenaars niet onderkend. Zelfs bij veel niet-hengelende
burgers is het een geaccepteerd gegeven dat men gevangen vissen
op de kant laat stikken in plaats van de dieren direct en vakkundig
te doden! Belangrijke reden hiervoor is, dat de mens zich vaak nauwelijks
emotioneel betrokken voelt bij een vis, dit in tegenstelling tot
vogels en zoogdieren. Dit doet echter niets af aan het gegeven dat
de hengelaar, ook bij het zorgvuldig naleven van de gedragsregels
onvermijdelijk onnodig leed toebrengt aan de gevangen vis. Een klein half uurtje 'hengelen' in een Venlose stadsvijver:
drie jeugdige knaapjes en hun tijdverdrijf, de karper is eraan bezweken… GEBRUIK
VAN LEVEND AAS. Het gebruik van levende
aasvisjes is na voornoemd onderzoek eveneens in een ander daglicht
komen te staan. Recentelijk is hier dan eindelijk ook op aandringen
van de Tweede Kamer door de Minister van Landbouw, Natuurbeheer
en Visserij een verbod op van kracht geworden. Voor het gebruik
door hengelaars van bedoelde aasvisjes gold dan ook dat zij ingrepen
deden op een gewerveld dier welke overeenkomst vertonen met dierproeven
voor biomedische doeleinden. Ongeacht wat ook de betekenis van de
verwachte resultaten van deze proeven mogen zijn, worden dit soort
dierproeven internationaal onaanvaardbaar geacht. Het gebruik van
levende aasvisjes was/is dus eveneens als een vorm van dierkwellerij
op te vatten en derhalve zonder meer ethisch niet toelaatbaar.*
* Doen pijn en angst een gehaakte en gedrilde karper lijden?/Prof.dr. F.J. Verheijen,
Dr. R.J.A. Buwalda, Rijksuniversiteit Utrecht. GEBRUIK
VAN LEEFNETTEN. Het gebruik van leefnetten
veroorzaakt ernstig dierenleed. Vissen worden vaak geruime tijd
in deze stress veroorzakende leefnetten gehouden alvorens zij hun
vrijheid terug krijgen. Stress is meetbaar en kan dodelijk zijn.
Daarnaast lopen langdurig in lefnetten bewaarde vissen bij hun voortdurende
pogingen om te ontsnappen ernstige beschadigingen op aan hun snuit
en vinnen. Ook verliezen en beschadigen zij door het schuren tegen
de binnenzijde van het leefnet een groot deel van hun schubben en
slijmlaag. Dit kan leiden tot ernstige infecties en aantasting door
schimmel, waardoor de teruggezette vis na verloop van tijd alsnog
sterft. GEBRUIK
VAN HAKEN MET WEERHAAK. Door het gebruik van
vishaken welke zijn voorzien van een weerhaak worden bij het verwijderen
vaak onnodig grote verwondingen aan de vissenbek toegebracht. Daarnaast
veroorzaken deze haken, indien met het aas tegelijk ingeslikt (ook
bij het zorgvuldig verwijderen!) dodelijke verwondingen aan de inwendige
organen van de vis. VEROORZAKEN
VAN VOGELSTERFTE. In veel (Water)Vogels
worden vishaken en vislood aangetroffen, hetwelk een zeer pijnlijke
dood van deze vogels - en in de broedtijd eveneens van de jonge
vogels- tot gevolg kan hebben.
Ook dit is een rechtstreeks
uit de hengelsport voortvloeiende ontoelaatbare vorm van levensbedreiging.
Door watervogels opgepikte of gegrondelde loodbolletjes die zij
voor steentjes (grit) aanzien lossen onder invloed van maagsappen
langzaam in de maag op en komen via het bloed in de weefsels van
de vogel terecht. Het vogellichaam raakt deze loodverbinding, gelet
op het stabiele karakter van lood, nauwelijks meer kwijt. Vaak bevindt
zich aan deze loodbolletjes nog een stuk vislijn die de vogel nog
geruime tijd achter zich aan moet slepen (of waar de vogel zichzelf
mee wurgt, ophangt of knevelt of zichzelf aan andere dieren vastketend)
alvorens hij sterft. Blijven deze stukken vislijn ergens achter
haken dan is de vogel veroordeelt tot een ellendige (honger)dood. HOUDEN
VAN HENGELWEDSTRIJDEN. Bij Hengelwedstrijden
en met name bij het zogenaamde 'rallyvissen', waarbij hengelaars
in korte tijd zoveel mogelijk vissen of totaalgewicht aan vissen
moeten vangen wordt vaak zeer slecht met de vissen omgesprongen.
Vissen worden ruw op de kant getrokken en onthaakt, vislijnen breken,
haakjes met eetbaar aas worden door de vis in zijn geheel ingeslikt
en de dieren worden met droge handen aangepakt. Bij het 'rallyvissen'
worden de gevangen vissen in een droge plastic zak bewaard. Daarin
ondergaan ze de verstikkingsdood. Een zeer dieronvriendelijke en
absoluut onaanvaardbare vorm van dierkwellerij. Met sport heeft dit alles niets te maken! Het houden van wedstrijden waarbij dieren inzet of onderwerp van
volksvermaak zijn en waarbij hun welzijn ondergeschikt wordt gemaakt
aan dit volksvermaak moet als ontoelaatbaar en moreel verwerpelijk
worden geacht.
Ecologische Aspecten
NACHTVISSERIJ. Door het toestaan
van nachtvisserij (gedurende de zomermaanden) treedt er behalve
overdag, ook 's nachts ernstige verstoring op voor diverse 's nachts
langs wateroevers actieve diersoorten. Door de aanwezigheid
van de hengelaar wordt de activiteitenperiode van deze dieren sterk
verkort. Dit kan leiden tot het uiteindelijke verdwijnen van soorten
uit het gebied, omdat deze veelal schuwe diersoorten niet op voedselzoektocht
voor zichzelf en hun jongen durven te gaan zolang er zich mensen
op de oevers bevinden. De dieren gaan uiteindelijk deze oevers,
waar ze wel in hoge mate van afhankelijk zijn vervolgens mijden.
Daarnaast komt hun voortplanting in gevaar hetgeen tot afname en
zeldzaam worden van de soort kan leiden. Als gevolg hiervan wordt
het evenwicht ter plaatse verstoord in relatie tot minder recreatiegevoelige
diersoorten welke zich wel normaal blijven voortplanten en zich
kunnen handhaven. Afname van
de diversiteit en het ontstaan van ongewenste eenzijdigheid binnen
het ecosysteem ter plaatse zijn mogelijk het uiteindelijke resultaat.
AANTASTING
VAN OEVERVEGETATIE VERSTORING BROEDENDE (WATER)VOGELS EN
VAN ZOGENDE DIEREN |
Zitten en lopen door hengelaars langs oevers
kan door vertrapping ernstige schade aan de toch al zeer kwetsbare
overgangszone tussen water en land veroorzaken.
Oevervegetatie, de planten en rietkragen worden beschadigd en/of
vernield, daarnaast kalven oevers af.
(Zeldzame)
waterplanten kunnen als soort ter plaatse in zijn geheel verdwijnen
en nesten van watervogels kunnen door golfslag van vissersbootjes
losraken van de oever.
Het is voor (vaak schuwe en verstoring gevoelige) riet- en watervogels
in zijn algemeenheid van het allergrootste belang dat recreanten
de rietkragen en oeverbegroeiingen niet beschadigen en met rust
laten.
Het aanleggen, het maken van aanlegplaatsen, het hengelen in rietkragen
en het achterlaten van afval in deze zeer kwetsbare gebieden is
dan ook ontoelaatbaar en moet, door het zowel vanuit het water als
over het land onbereikbaar maken van deze gebieden zoveel mogelijk
voorkomen worden. VEROORZAKEN
VAN FAUNAVERARMING. Veel van de in het riet
broedende, toch al door de achteruitgang van rietvelden en toenemende
recreatiedruk kwetsbare vogelsoorten kunnen, mede door hengelaars,
met name in het voorjaar worden verstoord. Dit leidt veelal tot
een verminderd broedresultaat.
Ook heeft dit tot gevolg
dat steeds meer vogels deze gebieden gaan mijden hetgeen als een
ernstige vorm van (blijvende) plaatselijke fauna verarming
en in zijn totaliteit tot afname van de populatie (bij trekvogels
zowel in Nederland als daarbuiten) van een (vaak al zeldzame) soort
gezien moet worden. Met name schuwe en zeldzame soorten zoals woudaapje,
bruine kiekendief, grote karekiet en purperreiger zijn zeer gevoelig
voor verstoring. VERONTREINIGING
VAN OPPERVLAKTEWATEREN. Jaarlijks worden door
hengelaars vele tonnen voer als lokmiddel in het water gegooid.
Dit overmatig voeren van vissen met eiwit- en zetmeelhoudende eetbare
preparaten en het in het water gooien van afval draagt bij aan een
ernstige nadelige beïnvloeding van de waterkwaliteit (eutrofiering).
Hierdoor gaan onder andere riet en een aantal waterplanten schrikbarend
hard achteruit.
Bij veel aanlegsteigers
en veelgebruikte visstekken valt een aanzienlijke waterverontreiniging
te meten.Uiteindelijk heeft dit het definitief verdwijnen van vele
vissoorten en waterplanten tot gevolg daar door rottingsverschijnselen
het water ter plaatse ondoorzichtbaar en zuurstofarm tot zuurstofloos
wordt. Ook de overige waterbewoners welke van essentieel belang
zijn voor een goede waterkwaliteit zullen verdwijnen. Wat blijft
is een stinkende waterplas welke ecologisch volkomen dood is. MILIEUONVRIENDELIJK
EN/OF GIFTIG AAS. Sommige van de soorten
gebruikt (kunst)aas bevatten (rode) kleurstoffen welke milieuonvriendelijk
en/of giftig zijn. Het gebruik van deze aassoorten moet sterk ontraden/verboden
worden. Zij vormen een extra bijkomende onnodige belasting op het
onderwatermilieu. LOODVERONTREINIGING
EN LOODVERGIFTIGING. 'Sport"vissers
vervuilen jaarlijks het milieu met naar schatting 50 tot 100 ton
lood in metaalvorm. Dit lood komt hoofdzakelijk terecht in waterbodems
waar het onder invloed van zuurstof en water langzaam oplost en
door (water)plantenwortels wordt opgenomen. Behalve door het op
pikken en op grondelen van loodbolletjes en vishaken lopen de watervogels,
vogels en zoogdieren die van deze planten eten ook nog eens het
risico vroegtijdig te sterven aan loodvergiftiging. VERSTORING VAN HET
ONDERWATER-ECOSYSTEEM. Naast het tengevolge
van vervuiling en gebrek aan paaiplaatsen verdwijnen van vissoorten,
kan ook door overbevissing van bijvoorbeeld de snoek (voor hengelaars
een aantrekkelijke vechtlustige vissoort) een ernstige verstoring
van het onderwater-ecosysteem optreden.
Dit kan leiden tot een
explosieve groei van minder 'gewenste' soorten die zich, bij het
ontbreken van hun natuurlijke vijand ongeremd kunnen voortplanten.
Op hun beurt kunnen deze explosief groeiende soorten schade aan
(de overige leden van) de onderwater gemeenschap toebrengen, wat
tot verarming en eenzijdigheid binnen deze gemeenschap kan leiden.
Het uitzetten van jonge snoekjes ter compensatie van de weggevangen
snoek of verhogen van de snoekstand heeft weinig zin, daar de grootste
vijand van deze jonge vissen (zeker als het typische snoekbiotoop
ontbreekt of slechts in beperkte mate aanwezig is) hun grotere soortgenoot
is. De meeste jonge uitgezette snoeken zullen dan ook als prooi
voor hun grotere soortgenoot dienen. FAUNAVERVALSING. Ernstige verstoring
treed ook op bij het ten behoeve van hengelaars (ter vergroting
van de vangkans) opzettelijk of per ongeluk uitzetten van uitheemse
en/of gekweekte vissoorten als bijvoorbeeld snoekbaars en graskarper
op plaatsen waar deze niet thuishoren.
Met name bij het uitzetten
van de herbivore graskarper welke
vaak als biologisch bestrijdingsmiddel tegen het door waterplanten
dichtslippen van waterlopen wordt ingezet, moet men vraagtekens
plaatsen. Veel vragen over het ecologische effect van deze vis op
de onderwaterleven gemeenschap zijn nog onbeantwoord. Overmatige
plantengroei zoals draadalgen (flab) wordt echter veroorzaakt door
eutrofiering van het water en kan alleen met blijvend succes tegengegaan
worden door verlaging van de nutriëntenconcentratie in het water.
Het inzetten van graskarpers verandert niets aan de concentratie
van nutriënten, die worden door de karpers slechts versneld in omloop
gebracht. Het door graskarpers wegvreten van waterplanten welke
voor zeer veel waterorganismen (amfibieën, macrofauna en andere
vissoorten als onder andere de snoek) van het grootste belang zijn,
veroorzaakt in bijna alle gevallen schade aan de inheemse fauna.
Behalve deze schade aan het plaatselijk ecosysteem, is het uitzetten
van graskarpers (tijdelijke??) faunavervalsing. De snoekbaars,
welke waarschijnlijk eveneens hier is geïntroduceerd, is thans de
meest voorkomende roofvis. Hij gedijt in tegenstelling tot onze
eigen inheemse snoek als een meer actieve, visueel ingestelde jager.
Ook in troebel water zonder waterplanten en is hiermee beter dan
onze eigen inheemse snoek (welke wel behoefte aan licht en waterplanten
heeft) aangepast aan het vinden van prooi onder slechte lichtomstandigheden. Diverse andere vissoorten
als bittervoorn, rietvoorn, zeelt, kroeskarper en grote modderkruiper
gaan eveneens in troebel water achteruit. De genoemde uitheemse
troebel water 'sport' vissoorten varen hier ten koste van??? wel
bij. AANTASTING
VAN NATUURWAARDEN Het door vele organisaties
(die het visrecht hebben op een bepaald water) gevoerd visstandbeheer
kan een grote negatieve invloed en aantasting van het waterecosysteem
tot gevolg hebben. Ondanks de verplichting om bij dit beheer rekening
te houden met de natuurwaarden, zal dit beheer in de praktijk door
het uitzetten van bepaalde soorten veelal uitsluitend gericht zijn
op het vergroten van de vangkans ( de zogenaamde doelmatige bevissing)
van die soorten vis, welke hengelaars graag willen vangen (de vechtlustige
vissoorten) en niet op het zo goed mogelijk in stand houden van
de oorspronkelijke visfauna of van een zo natuurlijk mogelijk ecosysteem. Vaak is het
visstandbeheer dan ook eenzijdig en nadrukkelijk op blijvende exploitatie
van gewenste soorten gericht. Ten behoeve van viswedstrijden
worden in een keer grote hoeveelheden (gebiedsvreemde) vissen op
een (kleine) locatie uitgezet. Dit uitzetten moet evenals het massaal
onttrekken van vissen aan een kleine locatie als een vorm van ecologisch
onverantwoord faunabeheer worden gezien.
(deze pagina is overgenomen
met toestemming van Wendy Verhezen van stichting Waterpartijen Mens&Dier
en licht bewerkt door Animal Freedom) |