Het regent in Noordoost-Brabant.
Het regent al dagen dat het giet, de plassen blijven op
het land staan en weerspiegelen het loodgrijs van de hemel.
De grond is rul, drassig, en ruig van de maïsstoppels.
Komend uit het noorden zijn we een haast onzichtbare grens
gepasseerd. Rijd in de winter van Ravenstein, Grave of
een ander dorp dat onder aan de Maas is geplakt naar het
zuiden en vergelijk. De akkers bij de rivier zijn in een
strak patroon geploegd, terwijl ze een paar kilometer
zuidelijker onbewerkt zijn. Daar beginnen de zandgronden,
lossere grond waar de boeren pas ploegen in het voorjaar.
Op de klei gebeurt dat in de herfst, zodat de zware donkere
ruggen kapot kunnen vriezen en het land zich makkelijker
laat bewerken in de lente. Die gewoonte stamt nog uit
de tijd waarin de boeren te werk gingen volgens het geruststellende
ritme dat ze hadden geleerd van hun vaders. Er is nog een verschil. De
boerderij-dichtheid neemt toe op de zandgrond en achter
vrijwel elk boerenhuis staat een lange lage schuur. Daarin
zitten varkens. De koeienboeren beheersen de rivierklei,
de varkenshouders het achterland. Bij een van de boerderijen,
een huis van gele baksteen met vier schuren en drie silo's
erachter, lost een vrachtwagen een lading veevoer: UTD
mengvoeder, voert tot winst. Ook die optimistische kreet
is uit de tijd dat het woord mineralenboekhouding nog
niet voorkwam in de Van Dale en dat niet elke kilo veevoer moest worden geregistreerd, de dagen dat de koeien en
de varkens werden geschat naar hun hoeveelheid zuivel
en vlees en dat het niemand veel kon schelen hoeveel die
beesten poepten.
Dat was vroeger, tien jaar geleden. Op het
ministerie van Landbouw wordt nu becijferd hoeveel stikstof
uit dierlijke mest het land nog hebben mag. Het zal vermoedelijk
uitkomen rond de 170 kilo per hectare akkerland, de hoeveelheid
die twintig vleesvarkens in een jaar bij elkaar produceren.
De varkens zien dat land nooit, ze komen de schuur pas
uit wanneer ze op transport gaan richting slachthuis,
110 kilo oud. Niet veel later zitten ze in de worst of
liggen ze panklaar bij de slager, 13,50 gulden voor een
kilo speklappen, 3,90 gulden voor een ons beenham. We
zien er de helft nog niet van terug in onze portemonnee,
zeggen de boeren, het is niet genoeg om de rekeningen
van te betalen en er een boterham aan over te houden.
Waarom juist in Brabant zoveel varkenshouders
wonen, weet niemand beter dan de pastor: "Er kon altijd
maar één zoon de boerderij overnemen en dat was meestal
een koeienboerderij of een gemengd bedrijf. De anderen
gingen naar de ambachtsschool. Door technologische ontwikkelingen
werd het mogelijk om boer te worden zonder veel land
te bezitten. Je kunt tweeduizend varkens houden op 1
hectare, met koeien kan dat niet. Die technisch opgeleide
jongens, boerenzoons, bouwden voor zichzelf een varkensstal".
Xavier van der Spank was tot aan zijn pensionering
vorig jaar pastoraal werker onder boeren van de ZLTO,
de zuidelijke tak van de Land- en Tuinbouworganisatie,
voorheen de Noord-Brabantse Christelijke Boerenbond.
Hij wijdt zich nu fulltime aan wat hij voorheen in de
overgebleven uren deed: het pastorschap van de 250 zielen
in de parochie Bokhoven, dorp aan de Maas. Van der Spank
bewoont de pastorie naast een monumentaal kerkje waarin
hij zijn kudde toespreekt en zijn clivia's laat overwinteren.
"Vooral op de heidegronden had je vroeger grote gezinnen.
Slechte grond voor de boeren. Het was met die gezinnen
als met de clivia's. Ik geef de planten nu nauwelijks
water en mest, en juist dan, als ze het arm hebben,
beginnen ze te bloeien. Hoe onvruchtbaarder de grond,
hoe groter de armoede, hoe meer kinderen".
Het was uitgerekend de vruchtbare mest,
zegt hij, die de keuterboertjes van de schrale grond
ooit wat verlichting bracht. Paradoxaal genoeg dezelfde
factor die veel boeren nu naar de afgrond drijft. "Te
veel is ook niet goed. Ik was begin jaren negentig op
een bijeenkomst van varkenshouders in de veemarkthallen
en al wat daar zelfs toen nog, toen er al een mestoverschot
was, te berde werd gebracht, was productieverhoging.
Er moesten wel problemen van komen".
Maar boeren weten van geen ophouden, ze kunnen niets
anders menen ze, en stilstand is achteruitgang. "Het
is een mythe dat ze niks anders kunnen dan varkensboer
zijn", zegt Van der Spank resoluut. "Ik herken de cultuur
van het verleden in die gedachte. Je vader was boer,
jij bent automatisch boer. Tegen verscheidene boeren
heb ik gezegd: jij bent technisch geschoold, jij kunt
leiding geven, jij kunt best wat anders". Wat daarbij
komt: varkenshouders zijn minder op hun dieren gericht,
volgens de pastor. "Een koeienboer heeft vanouds een
binding met zijn grond en zijn dieren. Hij moet het
land beheren, hij heeft met de seizoenen en de natuur
rekening te houden. Een koe is een grote investering,
een koe is negen maanden drachtig, die is jaren bij
je. Een mestvarken moet al ruim binnen een jaar naar
de slager".
Eén varken mag dan misschien geen
rib uit het lijf zijn, een varkensstal die voldoet aan
de normen voor milieu en dierwelzijn, is dat wel. En
geïnvesteerd werd er. Jan van Sleeuwen (60) uit Boekel
kon het ook niet helpen dat alle vier de jongens boer
wilden worden, net als hijzelf en voor hem zijn vader,
zijn schoonvader ook. Jan is aan het afbouwen. "Belasting-technisch
dan, ik werk nog wel mee maar ik laat die studie over
de mestboekhouding enzo liever aan de jongens over".
Zijn vingers zouden niet passen op het toetsenbord van
een computer, dik als ze zijn van het eelt. Met vrouw
Mien en de jongste dochter woont hij sinds twee jaar
aan de rand van het dorp, of aan de rand van het open
veld ? het is maar van welke kant je het bekijkt. Het
keukenraam biedt zicht op het land waarover in de middagschemer
het gelige licht dwaalt van een reusachtige tractor.
Ze hadden de oudste naar de technische school gestuurd,
vertelt Jan, maar hij wou met zijn loodgietersdiploma
toch de landbouw in. Grond voor koeien was er niet,
de melkquota waren al ingesteld, dus kwamen er varkens.
De vier zoons en hun vader hebben nu samen vier varkensbedrijven
en een koeienboerderij.
Vette jaren waren het, begin jaren negentig, Jan doet
daar niet moeilijk over. Altijd geïnvesteerd, zegt hij.
In grond, vanwege het melkquotum, zeven jaar geleden
een pluimveebedrijf omgebouwd tot varkensbedrijf, in
1996 een oud varkensbedrijf aangeschaft dat de jongens
zelf konden verbouwen. "Moderniseren zeg maar".
Toen brak de pest uit. Het begon in Noordoost-Brabant,
vlakbij Boekel. "Op een vrijdag in februari", zegt Jan.
"Vier februari 1997", zegt Mien. Het gesprek stokt even.
"Vijf kilometer hiervandaan. 's Anderendaags hoorde
ik het van de burgemeester, als voorzitter van de ncb-afdeling
Boekel. We hebben een crisisteam opgericht. We moesten
beslissen welke bedrijven er geruimd moesten worden
en plek zoeken waar de varkens afgemaakt konden worden.
Dat waren geweldig erge dingen. Er waren erbij, boeren,
die het niet konden aanzien. Je gunt het geen man".
Op een dag kwam zoon Jos thuis. "Die van mij zijn
ziek", zei hij, "en spuiten helpt niet meer". Twee dagen
later was het definitief afgelopen". Die avond zaten
vader en zoons om de keukentafel met de dierenarts.
Geef de andere varkens morgen maar aan, zei de dierenarts,
het is niet meer te houden. "6400 varkens", zegt Mien,
"iets meer".
De emoties van een boer ten opzichte van zijn dieren
gaan wat minder diep dan die van de burgerman, maar
zeg niet tegen Van Sleeuwen dat het welzijn van dieren
de boeren koud laat. Als Mien even weg is, de handen
naast elkaar op tafel: "Tegen iedereen, die ik sprak
toen het gebeurde, zei ik: het zijn maar varkens, alles
kan erger. Maar toch, die pest. Ach jongen, pfff, die
lege stallen. Nooit meer, sakkerju. Ik kan er hardop
om vloeken. Maar ja, daar heb je niks aan".
De meeste stallen in Noordoost-Brabant bleven een jaar
leeg, zo lang de pest rondwaarde. Een jaar geen inkomen.
Wat bleef waren de afbetalingen van nieuwe stallen,
moderner, diervriendelijker, die veel boeren in de jaren
daarvoor hadden gebouwd. In huize Van Sleeuwen kwam
in juni 1997 beschuit met muisjes op tafel, toen de
eerste biggetjes van de nieuwe varkens waren geboren.
De prijs die de boeren kregen voor hun varkens, was
intussen flink gekelderd. "De rek is eruit. Je was een
goed inkomen gewend", zegt Jan. "Nu moet je de eindjes
aan elkaar knopen".
Opgeven? "Nooit aan gedacht. Het is het ondernemerschap,
he?. Het ondernemerschap geeft je de moed om verder te
gaan". Aan de muur in de huiskamer hangen ingelijste
foto's van de kleinkinderen, tien inmiddels. "Ik denk
niet dat die ooit nog zelfstandig boer kunnen zijn.
In familieverband misschien. Laten we het hopen".
Wat is armoede in een boerengezin?
"Daar hoor je ze niet een-twee-drie over", zegt de pastor.
"Ook niet als ze geen geld meer hebben om de normale
boodschappen te doen, of om iets voor hun kinderen te
kopen. Ze trekken zich terug op hun bedrijf. De ZLTO
heeft een sociaal fonds voor de echte noodgevallen,
als er eens een wasmachine stuk is enzo. De laatste
jaren hebben vooral varkensboeren daarop een beroep
gedaan".
Armoede, zegt voormalig boer Theo Bongers, kun je niet
zien bij boeren. "Iedereen heeft een moestuin, je hebt
je eigen groenten. Boeren hoeven niet zo nodig een theatertje
te pikken, of uit eten, of elke week naar de bioscoop.
Luxe is niet zo nodig".
Armoede voor een boer, zegt Jan van Sleeuwen, is dat
hij de boerderij moet verkopen en in het dorp moet gaan
wonen, in een gemeentewoning. "De burgermaatschappij
begrijpt niet waarom een boer niet in een gemeentewoning
zou kunnen wonen. Je moet het omdraaien om het te begrijpen.
Leg mij maar eens uit waarom iemand die in een flat
woont drie keer per jaar op vakantie moet. Wij gingen
ook wel eens op vakantie hoor, naar Spanje geweest,
Oostenrijk, maar na de pest zijn we niet meer gegaan.
Je hebt er gewoon geen zin meer in, dat is het".
Niet de stal is het hart van een
boerderij, maar de keukentafel. Het bezoek schuift er
aan, de belangrijke gesprekken worden er gevoerd, knopen
doorgehakt ? bij een mok koffie of thee, afhankelijk
van het uur. De keukentafel van Jos en Margret de Kleijne
in Landhorst is rond en gemaakt van grenenhout. Om half
twaalf zet Margret de spruiten op en vertrekt om de
vijf kinderen van school halen. Middageten is warm eten.
Het gezin heeft 65 melkkoeien, 60 stuks jong vee en
29 hectare land. De termen extensiveringsgebieden, a-zones
en plafondgebonden gebieden komen rap over Jos' tong.
Als elke boer weet hij precies hoeveel mineralen de
koe en de grond ingaan (voer, kunstmest), hoeveel eruit
komt (melk, mest), het verschil daartussen en waar het
blijft. Geen boer kan meer zonder computer.
Jos (37) komt vijftien tot twintig hectare te kort
om te voldoen aan de nieuwe mestplannen van Brinkhorst,
maar beklagen doet hij zich niet. "Boeren zijn altijd
wat conservatief. Maar maatschappelijk gezien is het
beter als we veranderen, en voor onszelf trouwens ook.
Als agrarische sector zijn we daar knap laat mee. Alle
projecten voor boeren die er nu zijn, hadden er tien
jaar geleden moeten zijn".
Een advertentie in vakblad De Boerderij onder de titel
"Koeien en Kansen" bracht hem op het spoor van een landelijk
project waarin zo milieuvriendelijk en economisch mogelijk
wordt gewerkt. "Meedenken", zegt Margret die inmiddels
weer bezig is bij het aanrecht, "je moet niet stilzitten".
"We streven ernaar de mineralenboekhouding vervroegd
kloppend te krijgen. Vroeger dan wettelijk verplicht
is, dus voor 2003". Toen kwam Brinkhorst met weer een
andere maatregel en nu komt Jos papieren hectares te
kort.
Toch zal hij de reconstructie wel overleven, zijn boerderij
ligt in een zogenoemd extensiveringsgebied waar rundveehouderij
is toegestaan, de kippen- en varkensboeren in de omgeving
zullen moeten uitwijken of ophouden. "Niemand heeft
zicht op wat de overheid daarvoor overheeft. In de landbouw
denk je vaak dat je een idee hebt hoe het zit, maar
we komen er steeds meer achter dat we niet weten hoe
het zit".
In zijn boek "Hoe God verdween uit Jorwerd"
schreef de journalist Geert Mak: "Boeren, zelfs de modernste,
wisten immers beter dan stadsmensen dat ze niet alles
wisten. Ze maakten dankbaar gebruik van alle computertechnieken
die God hun schonk, maar ze wisten dat de vooruitgang
van het weten nooit de omvang van het onbekende zou
verminderen". De bron van dat onbekende moet voor moderne
boeren als De Kleijne momenteel meer worden gezocht
in Den Haag dan in de grillen van de natuur.
Hij is gaan werken, zeggen ze
in Brabant, hij heeft z'n beesten verkocht. Hij is gestopt
met boeren en is gaan werken. Boer ben je 24 uur per
dag, zeven dagen in de week, werken doe je van 9 tot
5 voor een baas. Boer word je niet, je bent als boer
geboren net als je vader en je grootvader. Een boer
ging vroeger nooit failliet, nu sneuvelen ze bij bosjes.
Het is alweer zo'n winterdag dat het licht niet wil
doorbreken boven de akkers bezuiden de Maas. Op een
paaltje langs de weg zit een plukkerige valk te verregenen,
kop tussen de veren, drijfnat. De velden, weiden, boerderijen
en bedrijfjes rijgen zich monotoon aaneen, er is niets
dat de aandacht opeist, totdat je na een bocht een bord
ziet staan: Paars, hoeveel varkenshouders moeten er
nog de dood in. Een wilde actie, niet gesteund door
de ZLTO. Laat ze zo hun stoom maar afblazen, het moet
eruit, had de pastor eerder met therapeutisch inzicht
gezegd.
Dat het hier 's zomers mooi moet zijn, als het gewas
op het veld staat en de bomen dik in het blad zitten,
kun je zien aan de landelijke omgeving bij Wilbertoord,
waar het huis staat van Theo en Nel Bongers. Fietstochtenland
voor de stadsmens; recreatie is een belangrijk onderdeel
van de reconstructieplannen. Hoe het hier dan ruikt,
is een andere vraag. Achter vrijwel elke boerderij staat
-nu nog- een varkensschuur.
De stal achter het huis van de Bongersen staat leeg,
Theo (40) is een jaar geleden gaan werken. De 170 fokzeugen
leverden het gezin een "goed belegde boterham" op nadat
Theo het bedrijf in 1990 had overgenomen van zijn vader.
In de jaren tachtig hadden vader en zoon nieuwe stallen
laten bouwen, wat enthousiast werd aangemoedigd door
de overheid via de Wet op de Investeringsregeling.
Het was niet eens de pest die het bedrijf de das omdeed,
hoewel 1997 een onzeker, ellendig jaar was. Theo werkte
een paar maanden in een fabriek ? "ik kwam niet vrolijk
thuis, het is een heel andere mentaliteit" ? en huurde
later elders een stal. Na de pest kwam hij in de problemen.
Een aantal vaste afnemers van zijn biggen was hij kwijt,
bovendien begon de overheid te praten over een verplichte
inkrimping van de varkensstapel. Zijn 12 hectare waren
niet genoeg om de mest op af te zetten volgens de nieuwe
voorschriften. De vleesprijzen bleven slecht, en "elke
keer nieuwe wetjes en regeltjes". "De overheid doet
niks behalve dingen beloven, het is een koude sanering".
Op een dag ging Bongers eens goed met zijn vader praten,
een moeilijk gesprek, en daarna met de accountant. Vader
begreep het wel. "Gelukkig maar, anders had ik me nog
wel een keer bedacht. Je doet het niet zo maar".
Hij voelt zich in de steek gelaten door de overheid.
"Ze willen hier te veel voorop lopen met het milieu
en het ontwikkelen van toerisme. Dat is wel goed, maar
doe dat dan niet ten koste van de sector die Nederland
groot heeft gemaakt".
Theo vond een baan bij een bedrijf in de groenvoorziening,
kon toch buiten werken, in de open lucht. Emotioneel
heeft hij het er wel eens moeilijk mee, zegt hij, als
hij in de holle, lege stallen staat, maar zijn verstand
vertelt hem dat hij de goede keuze heeft gemaakt. En
niet alleen zijn verstand. "We hebben een heleboel kennissen
die niet k?nnen stoppen vanwege de financiële lasten.
Ze moeten afbetalen. Verkopen heeft geen zin, want het
bedrijf brengt geen cent meer op. Ze zitten muurvast.
Ze zeggen wel eens tegen me: je hebt geluk gehad, jij,
dat je er op tijd uit kon stappen".
tekst Nell Westerlaken.
De volgende 2 kaders horen bij de tekst Met toestemming overgenomen uit het
Volkskrantmagazine van 15 januari 2000.
Het platteland op de schop Op het platteland groeien de bomen niet meer tot in de
hemel ? dat is er de afgelopen tien jaar het meest veranderd.
Tot aan het midden van de jaren tachtig stond productieverhoging
in de landbouw gelijk aan vooruitgang, en door schaalvergroting
en mechanisatie leek the sky the limit. Maatregelen om
de uitwassen tegen te gaan - ook de mestproductie schoot
omhoog - bleven uit. Het machtige bolwerk van boeren en
de agro-industrie hadden een stevige voet aan de grond
in Den Haag, waar het cda regeerde. In de jaren negentig
kregen de agrarische sector en de overheid hun trekken
thuis van die onbekommerde groei. De druk van de consument,
die meer wilde dan alleen goedkoop, en de almaar groeiende
kosten om de mest weg te werken, bleken groter dan de
agrarische machten. Dierwelzijn, milieubeheer en natuurbehoud
namen in belang toe. Vooral de varkens kregen veel meelevende
belangstelling van het publiek. Net als in kwakkelende
delen van het bedrijfsleven zijn inmiddels stevige saneringen
in de landbouw noodzakelijk. In het nieuwe, zwaar omstreden
mestbeleid wordt het aantal dieren -"beesten", zegt de
boer- gekoppeld aan een bepaalde oppervlakte land, wat
vooral de varkenshouders problemen oplevert: ze hebben
meestal weinig of geen eigen grond. Varkenshouders krijgen
bovendien te maken met een verplichte inkrimping van hun
veestapel. In september werd bekend dat Nederlandse boeren
al in 2003 moeten voldoen aan de EU-nitraatrichtlijn,
in plaats van in 2008. Alle maatregelen samen zullen veel
boeren de kop kosten. Hun aantal zal over tien jaar zijn
gehalveerd. Den Haag ligt stevig overhoop met de boerenstand
over mest en milieu. De Land- en Tuinbouworganisatie (LTO)
is eind november kwaad weggelopen bij minister Brinkhorst.
De Rabobank -de letters "bo" stonden ooit voor boerenleenbank- vreest dat de meeste varkenshouders de boel maar beter
kunnen opdoeken. Te veel schulden. Te weinig perspectief.
Delen van het platteland gaan op de schop, zodat de natuur
niet verder in de knel komt. De provincies Gelderland,
Limburg, Overijssel, Utrecht en Brabant maken een nieuwe
opzet voor de landelijke gebieden. De ruimte voor de landbouw
moet efficiënter worden gebruikt, er zullen agrarische
zones voor duurzame landbouw worden gemaakt, er moet meer
natuur komen en de faciliteiten voor recreatie moeten
worden verbeterd. In het regeerakkoord is voor deze "reconstructie"
1,2 miljard gulden gereserveerd. De Reconstructiewet wacht
op behandeling door de Tweede Kamer, waarna kan worden
begonnen met de verbouwing van het platteland die minstens
tien, twaalf jaar duren zal. Brabant heeft de meest intensieve
veehouderij van Nederland. Een kwart van de kippen zit
er, 15 procent van de koeien en 40 procent van de varkens.
Binnen vier jaar zullen hier tweeduizend van de zesduizend
veebedrijven "onvrijwillig" zijn verdwenen, denkt de provincie.
Het aantal koeien en varkens moet met grofweg de helft
worden teruggebracht. In het Brabantse provinciehuis wordt
gewerkt aan een plan voor de reconstructie van de zandgronden,
in samenwerking met de Brabantse Milieufederatie (BMF)
en de Zuidelijke Land- en Tuinbouworganisatie (ZLTO).
De Europese Unie zegde in november 119 miljoen gulden
toe aan de zwakke regio Noordoost-Brabant als bijdrage
aan de reconstructie. Een typisch varkensgebied. De regio
werd extra zwaar getroffen doordat hier in 1997 de varkenspest
uitbrak en de meeste varkenshouders bijna een jaar zonder
inkomen zaten. "We willen de boeren duidelijk maken dat
boer zijn een keuze is", zegt Bart van Leerdam, van de
ZLTO-afdeling Noordoost-Brabant, hiermee achteloos een
cultuurbreuk aanduidend. "Met name voor die omschakeling
is het geld bestemd dat de eu in november heeft toegekend
aan de regio. We begeleiden agrarische ondernemers die
ermee willen stoppen, maar we bieden juist ook hulp aan
degenen die ermee doorgaan".
Die lui van het milieu Boeren en milieubeschermers hadden lange tijd een kat-hond-relatie,
niet in de laatste plaats doordat de eersten zich vanouds
de dagelijkse beheerders van de natuur voelden. "Wij
boeren geloofden in de jaren tachtig niet dat die lui
van het milieu zouden winnen", zegt Jan van Sleeuwen,
varkenshouder in Boekel. "Zij kunnen misschien beter
praten dan wij, maar ze lopen veel te hard van stapel.
Tegenwoordig wordt het contact beter, de boeren hebben
ook wel in de gaten dat de consument en de maatschappij
andere eisen stellen, maar je kunt niet alles in een
keer veranderen en dat willen de milieugroepen". "Om
tot een duurzaam evenwicht te komen tussen landbouw
en natuur", zegt Frans Dotinga van de Brabantse Milieufederatie
(BMF) somber, "moet de helft van de varkens weg. Minstens.
Misschien wel driekwart". V??r de nieuwe mestmaatregelen
waren de varkenshouders in wezen verwend omdat ze zonder
veel problemen de mest kwijt konden bij de akkerbouwers,
zegt hij. "Ze hebben de tijd gehad om maatregelen te
nemen, alle boeren. Het is al lang bekend dat er veel
te veel mest is". De ZLTO en de BMF zien een deel van
de oplossing in biologische landbouw, maar door de grote
hoeveelheid vreemd kapitaal in de varkenssector ? het
kapitaal van de Rabobank zeg maar ? is de omschakeling
naar scharrelvarkens voor veel boeren te duur. Met de
natuurontwikkeling loopt het ook niet zo hard, zegt
Dotinga. "Veel gemeenten denken er gewoon niet aan,
er zitten natuurlijk ook veel boeren in de gemeentebesturen.
We moeten elk stukje natuur voor de poorten van de hel
wegslepen".
Tot zover de tekst van Nell Westerlaken. Terug naar columns.