Wendy richtte stichting Waterpartijen Mens en Dier op |
Door Wendy Verhezen.
Van mijn ouders moest ik vlees eten, ik zou
anders beslist ziek worden. Toen ik zes jaar was
kreeg ik het niet meer door mijn keel. Uren achter
het raam de vogels observerende en 's winters
samen met mijn ouders vogeltjes voerende, begon
ik mij als kind van zes af te vragen "waarom
je andere beestjes dan opat". Maar ik moest
van mijn ouders, dus wurmde ik het hevig gestressed
naar binnen.
Vroeger had je op de dorpen nog een huisvarken.
Dat dier had het redelijk goed (denk ik nu) had
ruimte, een binnen- en buitenverblijf. In oktober
was het een nachtmerrie voor mij dan was de slachtmaand.
Dan klonken in het dorp de angst- en doodskreten
van de varkens als de slager verscheen en zag
je overal de geslachte varkens opengesneden op
ladders hangen. Toen bij mijn oma net een kip
werd geslacht toen ik daar de achterplaats op
liep was de kogel door de kerk. Ik werd als zes/zevenjarige
vegetariƫr. Alleen wist ik toen niet dat
dat zo heette.
Mijn vader hengelde, in de Maas. We moesten dan
als kind mee want er werd gepicknicked in de weilanden.
Ik verpestte de hele atmosfeer door heel ver weg
te gaan zitten, apart, weg van het hengelgebeuren
van mijn vader. Ik kon het niet aanzien. Mijn
ouders begrepen er niets van.
In de lente ergerde mijn vader zich groen en geel
aan bepaalde lieden uit het dorp die vogelnesten
vernielden. Hij ging elke dag de bossen en weilanden
in om de daders ervan in hun kraag te vatten en
"de worm te zegenen". Hij haalde strikken
weg die onze buurman zette voor konijnen en schold
de houtduivenjagers voor rot als hij ze bezig
zag. Dat boezemde weer respect in voor mijn vader
maar dat hij wel hengelde kon ik als kind niet
rijmen.
Van dieren wist ik niet veel af, zeg maar niets.
Heb nooit een huisdier gehad omdat mijn ouders
tegen dieren in kooitjes waren. Dus ik ook, ik
heb het met de paplepel ingekregen.
Met mijn zoontje, eenmaal getrouwd vele jaren
later, ging ik eendjes voeren. Hij was als vijfjarig
ventje weg van eenden. Wilde altijd prentenboekjes
met eendjes. Dat heb ik nu dus. Ik voerde natuurlijk
ook volop eendjes in de zomertijd. Omdat mijn
zoontje het leuk vond en omdat ik er geen idee
van had dat het niet goed was. Mijn zoon ging
toen hij achttien was plotseling hengelen. Ik
wist toen nog steeds niet dat vissen pijn voelden,
dat was nog niet tot mijn dorpse brains doorgedrongen
en eenden in vislijnen kwam niet bij me op. Toch
werd ik hels toen mijn zoon ging hengelen. Ik
ben een keer naar de Maas gegaan en heb mijn volwassen
zoon de hengels uit zijn handen getrokken en ter
plekke vernietigd.
Alleen wist ik toen niet precies waarom ik niet
wilde dat hij hengelde.
In 1995 vond ik aan de overkant van mijn flat een eend langs de rijweg. Die eend heeft mij gewekt.
Vond het vreemd dat de eend er gezond uitzag maar
niet bewoog. Ik had nog nooit een vogel vastgepakt,
laat staan een dikke eend. Maar ik voelde dat
er iets niet in orde was en vond de vastzittende
vishaak en de vastgebonden tong door vislijn.
Ik keek letterlijk om me heen. Zag plots als in
een licht dat de hele vijverkant barstte van de
hengelende jeugd. Zag een reiger met vishengel
en al de lucht in gaan, zag een eend aan een struik
bengelen ondersteboven en ontdekte dat dat kwam
door vislijnen. Ik
keek en ik keek en ik zag steeds meer. Ik begon
de vijvers te "bewaken" en bleef watervogels
van vislijn bevrijden. Toen het er vijftien op
een dag werden schreef ik een brief. Van 3-A-viertjes.
Ik heb die van mijn eigen centen gekopieerd en
heel Venlo heeft die in de bus gehad. Zo ook de
lokale tv politie, gemeente, pers en alles en
iedereen die me te binnen schoot. Ik haalde de
pers, kwam op tv en kreeg een lawine van respons
vanuit -naar bleek- een gefrustreerde Venlose
bevolking die zelf de moed had opgegeven.
Ik kwam erachter dat dit dus al langer speelde
maar dat het mij volledig was ontgaan. De dierenbescherming
gaf niet thuis en bleef niet thuis geven. Er moest
iets gebeuren, dus moest het door mij gebeuren.
De verwachtingen van de Venlonaren waren dermate
hoog gespannen dat ik gebukt ging onder die last
en er vreselijk bang van werd. Dat kon ik niet,
waarom keek iedereen ineens mijn kant uit? Ik
werd er heel benauwd van. Met vijf mensen richtte
ik een werkgroepje op. We lieten in de krant zetten
dat er een meldpunt was. Natuurlijk mijn telefoonnummer. Zo is het begonnen. Het eerste jaar 3000 telefoontjes
en niet enkel van Venlo. Er was geen weg meer
terug. Er was geld nodig en een rechtspositie
dus MOEST het een stichting worden. Met grote
tegenzin.
Door dit alles ben ik ongelooflijk veel veranderd.
Ik was vroeger een Pietje Precies, een angsthaas
en bijzonder verlegen. Angst voor spreken in het
openbaar en wat de mensen wel niet van mij dachten.
Hield van uitgaan. Stroopte alle hardrockfestivals
af, vertoefde graag in de kroeg en liet daar het
neutje rijkelijk vloeien.
Zelf denk ik dat ik ben veranderd en bewuster
naar dieren ben gaan kijken doordat ik in een
ernstig ziekbed terecht ben gekomen. Na een val
van de fiets onderweg naar mijn werk heb ik dat
werk nooit meer gezien. Zes jaar lag ik verlamd
in bed en had dertien grote rugoperaties plus
ca 46 kleine. Die ingrepen en de altijd aanwezige,
helse pijnen die ik levenslang zal moeten accepteren
hebben mij veranderd (denk ik). Voor mensen die
met me samenwerken binnen onze stichting is het
wel eens moeilijk. Als ik veel pijn heb ben ik
soms goed chagrijnig! En dat valt heel moeilijk
uit te leggen als er uiterlijk niets aan je te
zien valt.
Ik hoop dat ze het met me uithouden, want er is
nog veel werk aan de winkel om de dieren hun recht te doen bekomen.
Terug naar persoonlijke verhalen. |
|
|
|
|
|