In juli 2005 bracht het Landbouw Economisch
Instituut (LEI) van de Wageningse Universiteit &
Resarch (WUR) voor het ministerie van Landbouw Natuur
en Voedselveiligheid (LNV) een rapport uit over hoe in de sector veehouderij gedacht wordt
over dierenwelzijn. |
|
Voor degenen die moeite hebben
de ambtelijke en wetenschappelijke taal goed te
lezen, geven we in onderstaande, tweede colom, alinea
voor alinea, commentaar op de samenvatting van het
rapport. |
Samenvatting
Deze studie geeft een beeld van de behoeften,
wensen, verwachtingen, randvoorwaarden en eisen
van veehouders, veehandelaren, groothandelaren,
be- en verwerkende bedrijven en NGO's met betrekking
tot een dierenwelzijnindex. Daarnaast is aandacht
besteed aan de rol van ketensamenwerking bij de
introductie en implementatie van een dierenwelzijnindex.
Deze informatie is van belang voor de ontwikkeling
van een dierenwelzijnindex en voor de introductie
ervan. |
|
De linker kolom in
simpele bewoording: Wanneer je dierenwelzijn wilt verbeteren
dan zijn er heel veel partijen die kunnen dwarsliggen. |
Belangrijkste conclusies
Uit de bij overige ketenpartijen verkregen informatie
blijkt dat groothandelaren bij de ontwikkeling
en implementatie van de index geen actieve rol
zullen spelen, maar alleen zullen reageren op
marktsignalen en andere signalen. |
|
Mensen die echt veel geld verdienen aan handel
in dierlijke producten reageren alleen als zij
mogelijkheden zien om nog meer geld te verdienen. |
De verwerkende bedrijven zijn eerder
geneigd tot een pro-actieve opstelling. Dit geldt
met name voor verwerkende bedrijven in de zuivel-
en kalversector en in mindere mate voor de verwerkende
bedrijven in de varkenssector. |
|
Bedrijven die zelf geen moeite
hoeven doen voor het verhogen van dierenwelzijn
(zoals slachterijen), zijn geïnteresseerd in
de extra mogelijkheden om wat te verdienen. |
De ondervraagde NGO's inclusief de
landbouworganisatie hebben behoefte aan een dierenwelzijnindex
en zij verwachten dat de hieraan verbonden hogere
kosten in de markt kunnen worden terugverdiend. |
|
Mensen, die zich inzetten voor
dierenwelzijn en milieu, zien mogelijkheden om geld
te verdienen met verbetering in dierenwelzijn economisch. |
De algemene verwachting van handelaren
en verwerkende bedrijven is dat door de introductie
van de dierenwelzijnindex de kosten zullen stijgen
en dat samenwerking in ketenverband geen noodzaak
is. |
|
Wanneer rekening houden met dierenwelzijn
niet verplicht wordt gesteld en gecontroleerd, steekt
niemand er geld en moeite in. |
Ook vragen een aantal groepen, met
name in hieraan verbonden varkens-, rundvlees- en
zuivelsector, zich af of dierenwelzijn wel in de
markt te verwaarden is. |
|
Valt er wel geld te verdienen
aan de verbetering van dierenwelzijn? |
Verder betwijfelen een aantal bedrijven
uit de zuivelsector, de varkenssector en de kalversector
of er in de markt ruimte is voor een extra label
(keurmerk) op basis van dierenwelzijn. Overigens
heeft ook de Consumentenbond geen behoefte aan een
nieuw keurmerk op dit terrein. |
|
Niemand denkt dat alle consumenten
de labels serieus gaan lezen en haar aankoop laat
beïnvloeden door een keurmerk. |
Handelaren en verwerkende bedrijven
stellen een aantal randvoorwaarden aan de introductie
van een dierenwelzijnindex, waaronder waarborging
van de objectiviteit, wetenschappelijke onderbouwing
van de index, maatschappelijk draagvlak en een 'level
playing field'. |
|
Bedrijven investeren alleen
in dierenwelzijn als anderen bewijzen dat het
financieel uit kan. |
Veehouders zien in overgrote meerderheid
het belang van MVO en dierenwelzijn in, maar zijn
veel minder overtuigd van het nut van een dierenwelzijnindex.
De meeste van hen zijn er niet in geïnteresseerd,
hebben er geen behoefte aan en willen er niet aan
deelnemen. Het belang dat de veehouder hecht aan
MVO heeft een significante invloed op het belang
dat hij hecht aan dierenwelzijn en is groter als
het belangrijkste motief voor MVO-gedrag berust
op interne overwegingen (gunstige effecten voor
bedrijf, zorgzaamheid, bereiken duurzaamheid). Tussen
de belangen van MVO en dierenwelzijn en het belang
dat de veehouder hecht aan een dierenwelzijnindex
als middel om de consument een bewuste keuze te
laten maken, bestaat geen relatie. |
|
Veehouders voelen zich een beetje
schuldig over het gebrek aan dierenwelzijn in hun
sector, maar zijn niet bang voor de mening van het
grote publiek. Zij komen alleen in beweging als
er geld valt te verdienen aan het investeren in
verbeteringen van dierenwelzijn op hun bedrijf. |
Terwijl tussen de behoefte aan, interesse
in en deelname aan een dierenwelzijnindex en het
belang dat de veehouder hecht aan dierenwelzijn
een zeer zwakke relatie bestaat. |
|
Een veehouder luistert alleen
naar zijn geweten als het hem geen geld kost. |
Het stimuleren van de dierenwelzijnindex
bij hen vraagt dus een andere benadering dan via
MVO-gedrag en het belang van dierenwelzijn.
Bij invoering van een dierenwelzijnindex verwachten
de veehouders een aantal veranderingen in de keten.
Deze hebben met name betrekking op de noodzaak afspraken
te maken met afnemers en leveranciers. Daardoor
zullen ook de prijsvorming en de machtsverhoudingen
binnen de keten beïnvloed worden. Voor de inkoop
verwacht men verder een prijsverhogend effect en
voor de afzet een beperking van de mogelijkheden
om zelf een afnemer te kiezen. |
|
Veehouders werken alleen mee als
verbeteringen verplicht worden gesteld en worden
gecontroleerd. De hogere kosten moeten worden gecompenseerd
door hogere verkoopprijzen van hun producten. |
Met name de verwachte noodzaak om
vooraf afspraken te maken met leveranciers en afnemers
is mede van invloed op de eisen en randvoorwaarden
die veehouders aan een dierenwelzijnindex stellen.
Gezien bovenstaande verwachtingen is het opvallend
dat uit de analyse blijkt dat de relatie tussen
ketensamenwerking en de verwaarding van dierenwelzijn
zwak is (zie de tweede onderzoekvraag). |
|
Boeren verwachten wel dat welzijnsverbeteringen
effect hebben, maar niet dat andere partijen zich
actief zullen inzetten. |
Belangrijke eisen zijn: geen verhoging
van de administratieve lasten en vrije keuze van
leveranciers en afnemers. Voor een aantal veehouders
is geen verhoging van de administratieve lasten
geen eis maar een randvoorwaarde. Andere belangrijke
randvoorwaarden zijn een naar rato hoge prijs in
de markt en iedereen in de EU moet meedoen (level
playing field). |
|
Het moet de boeren allemaal geen
geld, moeite en vrijheid kosten. |
De huisvestingssystemen bij de meeste
veehouders voldoen aan de voor 2005 geldende wettelijk
normen; een aantal veehouders voldoet al aan de
voor 2008 geformuleerde eindnormen. Op dit punt
is geen belangrijke significante relatie met het
belang dat de veehouder hecht aan MVO gevonden.
In de afgelopen drie jaren hebben namelijk de meeste
veehouders geïnvesteerd in nieuwe of verbeterde
huisvestigingsystemen. Hierbij is er ook geen relatie
aangetoond met de grootte van het bedrijf als maatstaf
voor de kansen op continuïteit. |
|
Een veehouder beperkt niet onnodig
het welzijn van zijn dieren, alleen als dat geld
oplevert. Een boer wil blijven boeren, wat er ook
gebeurt. |
Verder geven nogal wat veehouders
aan dat afnemers op dit moment al eisen stellen
aan dierenwelzijn, maar het aantal dat afzet aan
een groep die dierenwelzijn benadrukt in reclame
en promotie is veel geringer. Een aantal afnemers
stelt dus kennelijk wel eisen aan dierenwelzijn
zonder die te gebruiken in hun promotie. |
|
Niet iedereen loopt ermee te koop
dat hij in het verwaarlozen van dierenwelzijn minder
ver achter loopt als de rest. |
Ten slotte blijken veel veehouders
zich niet te realiseren dat voor het behalen van
een hogere prijs in de markt, het niveau van dienwelzijn
herkenbaar moet zijn voor de consument. Het vrijwel
ontbreken van relaties tussen het belang dat men
hecht aan een dierenwelzijnindex en de communicatie
en promotie van dierenwelzijn in de markt en de
afzet via een samenwerkingsverband dat dierenwelzijn
benut voor promotie is hieruit te verklaren. |
|
Veehouders trekken zich al heel
lang niets aan van de mening van het grote publiek. |
|
|
Tot zover het commentaar |
Bron:
Ketenpartijen over dierenwelzijn en dierenwelzijnindex. ISBN
90-8615-015-2 |
|
Auteurs:
Vlieger, J.J. de, S.T. Goddijn, H.H.W.J.M. Sengers,
C.W.G. Wolf en P.T.M. Ingenbleek
Den Haag, LEI, 2005 Rapport 6.05.17 |
Bovenstaande tekst is weinig optimistisch
over de mogelijkheden tot verbetering in dierenwelzijn
op basis van de vrije marktwerking. Wat er moet
gebeuren is dat de politiek eerst ingrijpt op
de verleiding in de markt om geld te verdienen
aan het negeren van dierenwelzijn. Zij moet dit
doen door de Nederlandse export
van dierlijke producten te beëindigen en
de resterende productie te beschermen voor dieronvriendelijke
import van buitenaf. Daar bovenop moet zij diervriendelijk
produceren verplicht stellen.
Overigens stelt LEI-onderzoeker
Thom Achterbosch:
"Terwijl dierenwelzijn in Europa bij wet beter
geregeld is dan in de rest van de wereld, wordt
in bijvoorbeeld Azië en Brazilië vrijwillig
meer bereikt. Dat komt omdat belangrijke aspecten
van dierenwelzijn als ruimte, arbeid en klimaat
daar goedkoper zijn". |
Op het weblog staan meer recente artikelen over dierenwelzijn. |