Godfried Bomans heeft ooit
eens geschreven dat ecologische doemscenario's en pleidooien
voor versobering niets helpen als mensen niet een 'nieuwe
bodem' voor hun bestaan wordt geboden. Ook al is het gebruik
van onheilstijdingen in het milieubeleid en rond het streven
naar duurzaamheid in de laatste jaren wat verminderd,
toch denk ik dat Bomans tamelijk precies aangeeft waarom
het ons zo moeizaam lukt het streven naar duurzaamheid
echt vorm te geven. Duurzaamheid wordt nog steeds te veel
ge?nterpreteerd in termen van een schoon milieu en
in een tegenstelling met economische groei en welvaart.
Dat wekt weerstand. Alle inspanningen om te laten zien
dat er ook 'duurzame technologie' en 'duurzame ontwikkeling'
zijn, hebben deze weerstand niet kunnen voorkomen of doorbreken.
Doordat de bezwering dat we kunnen en dus moeten kiezen
voor 'schone producten' en 'duurzame groei' steeds weer
herhaald wordt, is ongewild misschien zelfs de indruk
gevestigd dat er een forse verandering in onze maatschappij
en cultuur noodzakelijk is die maar moeizaam van de grond
komt. Noodzaak, moeite en beperking van welvaart stimuleren
mensen echter niet echt. Een 'nieuwe bodem' voor het streven naar duurzaamheid.
Met toestemming overgenomen. Een bewerking van dit
artikel verscheen in het Agrarisch Dagblad van woensdag
29 november 2000. Christiaan Hogenhuis is wetenschappelijk staflid voor
technologie, ethiek en levensbeschouwing van het Instituut
Kerk en Wereld te Driebergen.
Al met al is daardoor
een patstelling ontstaan. Bij burgers is het belang dat
men hecht aan milieu en duurzaamheid de afgelopen jaren
afgenomen. En hun milieuvriendelijke inspanningen en 'biologische'
consumptie zijn tamelijk gering van omvang en intensiteit
gebleven, afgezien van bijvoorbeeld gescheiden afvalinzameling.
In een dergelijke situatie verbaast het niet dat ook de
overheid niet echt haar nek uitsteekt door met subsidies
en heffingen milieuvriendelijke producten te stimuleren
en milieubedreigende activiteiten aan grenzen te binden.
Die kosten teveel in termen van geld, economische groei,
veranderingsbereidheid en politieke steun. Weliswaar krijgt
Schiphol nu daadwerkelijk een boete opgelegd en zijn er
energieheffingen ingevoerd, maar bij dat laatste blijven
de grootverbruikers buiten schot. Vervolgens neemt ook
het bedrijfsleven begrijpelijkerwijs een afwachtende houding
aan en richt het zich op maatregelen die relatief eenvoudig
zijn - zoals vermindering van emissies van allerlei schadelijke
gassen - of zich op korte termijn terugverdienen. En in
de landbouw zijn er weliswaar steeds meer bedrijven die
overgaan op biologische productie of die landbouwproductie
combineren met natuurontwikkeling en milieuvriendelijke
recreatie, maar een echte doorbraak in die richting en
de steun van de landbouworganisaties daarvoor blijven
uit.Het probleem is,
zoals gezegd, dat burgers, bedrijven en overheden ervan
uitgaan dat een overtuigende inzet voor duurzaamheid ten
koste zal gaan van onze welvaart. De tegenstelling tussen
welvaart en duurzaamheid is echter vooral het gevolg van
het feit dat welvaart en welzijn vooral in materiële termen
gevat worden. Bij welvaart en kwaliteit van leven gaat
het echter primair om waarden als (bestaans)zekerheid,
genieten en waardering (status). Deze waarden tillen het
leven uit boven het naakte overleven. Zonder (enige) zekerheid,
waardering, genot, verstrooiing en ontplooiing, en dus
zonder een zekere welvaart, is het leven niet menswaardig.
Maar hoewel het streven naar zekerheid, waardering en
genieten altijd gebruik van materie met zich meebrengt,
gaat het niet alleen om bezit en gebruik van materie,
laat staan veel en steeds meer materie. In plaats van
waardering om wat we hebben, kunnen we immers ook waardering
krijgen om wie we zijn, wat we kunnen en hoe we ons gedragen.
Zo kunnen we ook waardering krijgen omdat we anderen aandacht
en steun geven. Dit levert ook meer zelfwaardering op.
Bovendien is deze waardering minder kwetsbaar, omdat wijzelf
niet, maar de dingen die wij hebben wel eenvoudig inwisselbaar
zijn voor (identieke) dingen van anderen.
Ook wat betreft het genieten
kunnen wij het stellen zonder veel en steeds meer 'hebben'.
Wij kunnen heel goed genieten van dingen die wij niet
'hebben', maar toevallig tegenkomen of die ons in het
voorbijgaan overkomen, zoals een met moeite behaald succes,
een indrukwekkend vergezicht, een toevallige ontmoeting
met een dier in het wild, een goed gesprek en een welgemeend
compliment. Als wij dat maar opmerken en tot ons laten
doordringen. Bovendien genieten wij van bezit vaak niet
in de eerste plaats vanwege het bezitten zelf. De fiets
waarop ik jarenlang heb rondgereden en die ik steeds heb
onderhouden, is in zekere zin meer waard dan een gloednieuwe,
omdat ik er van alles op heb meegemaakt en er zorg aan
heb besteed. Datzelfde geldt voor het bedrijf dat ik heb
opgebouwd, de grond die ik heb bewerkt.En naast 'materiële zekerheid'
kunnen wij ook zekerheid ontlenen aan het leven in een
gemeenschap van mensen die voor elkaar instaan. Dat kan
simpelweg een netwerk van mensen zijn die voorzieningen
gemeenschappelijk gebruiken en beheren, elkaar bereidwillig
praktische hulp verlenen, of onderling allerlei diensten
'ruilen' - van iemand de haren knippen tot iemands financiële
administratie doen (de zogenaamde 'LETS' (local exchange
trading systems). Zo kan men ook denken aan bondgenootschappen
tussen landbouwers, winkelbedrijven en consumenten, zoals
die nu gestalte krijgen in de vorm van biologische groente-
of vleesabonnementen. In al die gevallen verkrijgt men
niet zekerheid door grote rijkdom, bezit en beheersing,
maar doordat men kan vertrouwen op elkaar. We zouden dit
'sociale zekerheid' in de ware zin van het woord kunnen
noemen.
Waardering, genieten en zekerheid
hangen dus meer samen met zorg en aandacht voor elkaar
en de dingen om ons heen, dan met (veel) 'hebben'. Dit
kunnen we doortrekken naar onze verhouding tot de natuur.
Zo goed als we meer genieten van de dingen om eens heen
als we er aandacht en zorg aan besteden in plaats van
ze ons toe te eigenen, geldt dat ook voor het genieten
van de rijkdom en schoonheid van de natuur. En zo goed
als we zekerheid kunnen ontlenen aan het vertrouwen op
de zorgzaamheid van anderen, kunnen we ook zekerheid ontlenen
aan het vertrouwen op de overvloedige rijkdom van de natuur
zonder deze met intensieve landbouw en biotechnologie
volledig te willen beheersen. Deze ander verhouding tot
de natuur komt bijvoorbeeld tot uiting in de zorg en aandacht
die we kunnen besteden aan onze directe leefomgeving en
in de ontdekking dat daar op kleine schaal vaak veel moois
te beleven valt, in plaats van dat we een verre reis maken
waarvoor de natuur verstoord moet worden met snelwegen,
landingsbanen, hogesnelheidslijnen etc. Ze komt ook tot
uiting in de biologische landbouw en het streven met onze
voeding de seizoenen te volgen in plaats van aardbeien
te eten in de winter, zodat aardbeien echte 'zomerkoninkjes'
blijven. Deze benadering leidt zo juist door de beperking
van het beheersen van de natuur tot een ander en scherper
besef van luxe en welvaart.
In de kern gaat het bij die 'nieuwe bodem' van Bomans
naar mijn mening dus om een andere verhouding tot elkaar,
tot de natuur, tot het leven, tot onszelf en - voor
wie godsdienstig is - tot God. In feite is hier sprake
van een spirituele levenshouding: een spiritualiteit
van opmerkzaamheid of ontvankelijkheid. Ontvankelijkheid
voor de schoonheid en zorgzaamheid die de natuur ons
zo maar biedt en voor de solidariteit en aandacht die
wij elkaar (kunnen) geven. Dat klinkt weinig praktisch,
maar dat is het uiteindelijk wel. Deze spirituele levenshouding
is niet zomaar een luxe hobby van dromers, denkers en
dichters, maar een praktijk van 'duurzame doeners',
zoals uit de voorbeelden in het voorgaande kan worden
afgelezen.
zie Grond onder onze voeten. Duurzame welvaart,
christelijke spiritualiteit en intimiteit met de natuur,
red. C. Elzinga en C. Hogenhuis, Kok kampen 2000