De onmogelijkheid om doelbewust
naar geluk te streven is een vorm van tragiek.
Mensen zijn rationele wezens die proberen
om hun omgeving zodanig vorm te geven dat
toeval en ongeluk worden uitgesloten. Tegelijk
zijn onbeheersbare zaken als emoties, gevoelens
en verlangens nodig om gelukkig te kunnen
zijn. Geluk kan niet alleen het resultaat
zijn van een rationeel streven, maar geluk
moet ook een gevoel zijn dat niet rationeel
te beheersen en te berekenen is. Klaas Rozemond is filosoof
en schrijver van het boekFilosofie
voor de zwijnen. In zijn boek probeert
hij op basis van wat filosofen door de eeuwen
hebben gezegd over de basis voor geluk de
vraag te beantwoorden: wie is gelukkiger,
de ontevreden filosoof of het tevreden varken?
Uit zijn boek een fragment uit het eerste
hoofdstuk en de laatste paragrafen.
Vrijheid is een voorwaarde voor
spontane vormen van geluk, terwijl dwang een
beletsel is voor emotionele gelukservaringen:
je kunt mensen niet dwingen om spontaan of
natuurlijk te zijn. De ervaringen van depressie
en geluk uit de autobiografie van Mill zijn
daarom heel goed te verenigen met het pleidooi
van Mill voor individuele vrijheid in On
Liberty.
De eigen ervaringen van Mill tijdens zijn
mentale crisis vormen echter wel een ondergraving
van de geluksfilosofie uit Utilitarianism.
De competente beoordelaar van Mill is immers
iemand die zijn spontaniteit verloren heeft.
Deze beoordelaar is niet een persoon die op
natuurlijke wijze kan genieten van de dagelijkse
dingen des levens die hij toevallig aantreft.
De competente beoordelaar is voortdurend bezig
met een kritische vergelijking van ervaringen.
Hij stelt zichzelf steeds de vraag of de ervaringen
die hij ondergaat beter of slechter zijn dan
ervaringen uit het verleden. Deze kritische
analyse van ervaringen werkt averechts, althans
volgens de autobiografie van Mill. Een wijnkenner
geniet niet echt van wijn, maar is slechts
bezig met een kritische beoordeling van wijn.
Af en toe heeft hij geluk en lijkt hij de
volmaakte wijn te treffen. Meteen stelt hij
zich de vraag of er niet een betere wijn bestaat
die hij nog niet heeft geproefd. Bovendien
is in de meeste wijnen wel een zurig bijsmaakje
of iets dergelijks te ontdekken, zodat de
wijnkenner nooit echt tevreden is, in tegenstelling
tot de spontane levensgenieter die volmaakt
gelukkig is met de huiswijn van Albert Heijn.
Om gelukkig te worden moeten mensen spontaan
allerlei activiteiten ontwikkelen die natuurlijke
gevoelens van geluk opwekken zonder dat zij
bewust naar deze gevoelens streven. Wanneer
mensen bepaalde handelingen verrichten met
het bewuste doel om gelukkig te worden, dan
ontbreken daarbij de natuurlijke sentimenten
die noodzakelijk zijn voor geluk. Het is niet
mogelijk om bewust te streven naar spontaniteit.
Je kunt jezelf niet planmatig ontwikkelen
tot een emotioneel persoon. Je bent het of
je bent het niet en in dat laatste geval heb
je pech gehad, althans als spontaniteit en
natuurlijke emoties noodzakelijk zijn om gelukkig
te worden.
Daarom was Socrates nooit tevreden. Altijd
wierp hij de kritische vraag op wat de zin
van het leven is. Daardoor werd het alledaagse
geluk permanent op de proef gesteld. Waarom
zou Socrates beter af zijn dan een tevreden
varken dat geniet van de modder waarin het
zich wentelt? Zouden mensen niet veel van
varkens kunnen leren, of, met andere woorden:
zouden wij niet iets van een tevreden varken
moeten hebben om gelukkig te kunnen zijn?
Tot zover een fragment uit het begin van
het boek van Klaas Rozemond.
Het boek eindigt met onderstaande tekst.
Over het geluk weet Socrates
net zo weinig als ieder ander mens of als
een varken: niets. Het verschil tussen Socrates
en een varken is dat het varken niet weet
dat het niets weet, terwijl Socrates wel weet
dat hij niets weet. Maar daardoor wordt Socrates
niet gelukkiger dan het varken.
Wel kan Socrates zich met zijn inzicht bevrijden
van alle illusies over menselijk geluk, inclusief
de denkbeelden die zijn volgelingen aan hem
toeschreven. De opvattingen over geluk die
Plato hem in de mond legt, zijn illusies waarvan
de mensen zich na Plato weer moesten bevrijden.
Langs slinkse weg heeft Socrates via de dialogen
van Plato aan de mensheid laten weten dat
niemand werkelijk iets weet over het menselijke
geluk.
Misschien heeft Socrates daarbij toch ook
nog een heimelijke boodschap nagelaten over
het geluk dat wel bereikbaar is: de staat
van varkens. In het Tweede Boek van De Staat
laat Socrates zien hoe mensen op een eenvoudige
manier gelukkig kunnen worden. Wanneer zij
zich beperken tot hun elementaire begeerten,
dan ligt het geluk binnen handbereik. Dat
geluk ligt heel dicht bij de tevredenheid
van een verzadigd varken.
Glauco, de gesprekspartner van Socrates, neemt
geen genoegen met de staat van varkens. Hij
wil meer en daarmee beginnen de problemen.
De mens roept overbodige behoeften in het
leven die hij met heel veel moeite probeert
te bevredigen. Met zijn arbeid vervormt de
mens de natuur tot een tredmolen van zijn
eigen begeerten. Vervolgens laat hij de tredmolen
doelbewust op hol slaan. Hij kan immers niet
leven als een tevreden varken. Dat is het
enig werkelijke probleem uit de geschiedenis
van de filosofie.
Godsdienst en filosofie leren op dit punt
hetzelfde. Christendom, hindoe?sme, boeddhisme
en westerse wijsbegeerte zoeken naar de oplossing
voor de menselijke ontevredenheid die tot
gevolg heeft dat de mens geen genoegen neemt
met een paradijselijke staat. De mens heeft
voor zichzelf een enorme welvaart geschapen,
maar nog is hij niet tevreden en wil hij meer.
In de consumptiemaatschappij hebben mensen
een luxeprobleem: hoe overleven wij in het
paradijs van consumptieve overvloed? Hoe kunnen
wij gelukkig worden in een samenleving die
veel te veel rijkdom heeft in verhouding tot
de weinige middelen die nodig zijn voor de
tevredenheid van een varken of een filosoof?
Wij zijn veel rijker dan Adam en Eva in de
hof van Eden, maar we zijn nog steeds niet
tevreden. We zijn nu eenmaal niet in staat
om te overleven in het paradijs. We zouden doodgaan
van verveling.
Vele mensen kennen dit luxeprobleem niet en
creperen door honger, ziekte of geweld. Zij
hebben aanzienlijk minder te consumeren dan
een varken in een moderne stal. Ons medelijden
zou moeten uitgaan naar de mensen die werkelijk
lijden, maar daarvoor hebben wij geen tijd,
want wij moeten meer produceren voor onze
onverzadigbare verlangens. Creperen of consumeren,
dat zijn de levensvormen die het lot de mensen
op aarde toewerpt. Wie crepeert, kan alleen
maar jaloers zijn op de mensen die in overvloed
leven. Wie consumeert, is ontevreden omdat
hij nog meer wil. Zo zit de moderne maatschappij
in elkaar. Zonder groei zakt de samenleving
in elkaar. Als we niet meer willen, stagneert
de economie, dus moeten we wel meer willen,
zodat we geen tijd hebben voor eenvoudig geluk
en medelijden met anderen. De consumptiemaatschappij
heeft de menselijke tevredenheid verdronken
in de ijskoude zondvloed van de ego?stische
begeerte. Is er geen derde weg tussen creperen
en consumeren. Misschien is die weg er wel.
Mensen moeten filosofen worden om te ontdekken
dat alleen een tevreden varken werkelijk gelukkig
kan zijn. De filosoof en het varken moeten
samenspannen tegen de onbevredigbare consument.
Zij moeten de handen ineenslaan om het porcratische
geluk te realiseren, het geluk van Socrates en het zwijn. De tegenstelling tussen filosoof en varken is een valse tegenstelling, de strijd
tussen begeerte en verstand is een schijngevecht.
Het lijkt alsof het zwijn in de mens de innerlijke
denker heeft verscheurd. Een varken is echter
geen onverzadigbaar monster en een filosoof
is niet zonder dierlijke begeerten. Dat is
de dialectiekvan het varken, de list van de begeerte.
De these van de filosoof en de antithese van
het varken moeten worden opgeheven in de synthese
van de nieuwe mens: Porcrates, de beestachtige
denker, het socratische zwijn.
Het varken heeft genoeg aan
zijn modderbad en zijn dagelijkse portie eikels
en bessen. De filosoof heeft niet veel meer nodig
dan het varken. Socrates kent geen verveling,
omdat hij oeverloos kan denken en praten over
allerlei vragen: wat is geluk, wat is de ziel,
zijn wij onsterfelijk, hoe zit het heelal in elkaar,
kunnen wij onszelf kennen, door welke wetten wordt
de staat geregeerd en door wie, wat is mooi of
lelijk, wat is het nut van schilderkunst en po?zie,
waarom willen wij schoonheid scheppen, waarom
genieten wij van muziek, wat is ware liefde, hoe
is de mens ontstaan en wat is het verschil tussen
mens en dier? Mensen hebben al die vragen uit
handen gegeven aan economen, psychologen, astronomen,
juristen en biologen. Wij kunnen hun antwoorden
niet begrijpen, want ze zijn te ingewikkeld geworden,
maar misschien weten zij eigenlijk ook niet wat
ze met onze vragen moeten doen. De bioloog weet
wel hoe een mier of een bij of een varken in elkaar
zit, maar hij weet niet of ze gelukkig zijn. Een
psycholoog kan het menselijke gedrag beschrijven,
maar hij kan nog steeds niet in de diepte van
de menselijke ziel kijken. De econoom kent de
wetten van vraag en aanbod, maar hij kan niet
voorspellen waar de begeerten van de mens eindigen.
De jurist raadpleegt zijn wetboek, maar hij leest
daarin niet hoe je de staatsmacht gebruikt om gelukkig te worden. Een astronoom voorspelt de
loop van de planeten, maar hij weet niet waarom
het heelal er is. Op al onze levensvragen moeten
wij nog steeds een antwoord krijgen. De specialisten
zullen ons altijd vertellen dat zij wel heel veel
weten, maar dat zij geen antwoord kunnen geven
op onze vragen over het geluk van mens en dier,
de zin van het leven en het wezen van het heelal.
Daarom moeten wij zelf proberen een antwoord te
geven, maar wij kunnen nooit zeker weten of wij
het juiste antwoord hebben gevonden.
De geschiedenis van de filosofie is de geschiedenis
van de pogingen om onze levensvragen te beantwoorden,
zonder dat die pogingen een definitief antwoord
hebben opgeleverd. Moeten wij daarom de vragen
terzijde schuiven? Moeten wij Plato en Aristoteles,
Schopenhauer en Nietzsche ongelezen laten omdat
zij ons geen laatste antwoorden geven?
Misschien is filosofie een activiteit om de verveling
te verdrijven en niet een zoektocht naar de waarheid.
Wie zich verveelt, kan plezier beleven aan het
denken over allerlei vragen, het lezen van de
filosofen en het voeren van gesprekken over de
zin van het leven. De zin van het denken, lezen
en spreken zou wegvallen wanneer het definitieve
antwoord op al onze vragen zou zijn gevonden.
De wetenschap denkt vanuit een enorme hoeveelheid
vastgelegde kennis en daarom kan zij onze vragen
niet meer stellen. Alleen vanuit de onwetendheid
van de filosofie kunnen wij nadenken over de levensvragen.
Misschien zouden de mensen weer met elkaar moeten
praten over al die grote vragen. Ze zouden hun
vluchtige bestaan een moment kunnen stilzetten
en met een glaasje wijn en een stukje brood rond
de tafel kunnen gaan zitten. Ze kunnen elkaar
de vraag stellen wat de zin van het leven is en
of ze gelukkiger zijn dan hun poes of hond.
Mensen kunnen hun eigen leven met elkaar bespreken
en dat van alle andere levende wezens. Ze hoeven
geen monoloog af te steken over de eeuwige waarheid
van de ziel of de kosmos of de staat, maar ze kunnen wel naar
elkaar luisteren in het eindeloze gesprek over
al die vragen waarover Socrates en zijn vrienden
met elkaar spraken in Athene. We
hebben de waarheid niet nodig. We schorten ons
oordeel eindeloos op om maar geen einde te hoeven
maken aan ons gesprek. We blijven elkaar vragen
stellen en antwoorden geven. We weten dat we niet
kunnen ontsnappen uit onze grot, maar dat we wel
macht hebben over onze illusies die wij op de
wand projecteren. Zij zijn de zelfbedachte schaduwen
om de verveling te verdrijven. Zo verstrijkt de
tijd zonder dat we het merken. Hoewel we druk
met elkaar praten, doen we niet veel meer dan
een tevreden varken dat lui in de modder ligt.
Het gesprek eindigt waar het begon: in onwetendheid.
Wij sluiten met het varken een verbond tegen de
onverzadigbare mens. We leren van het varken dat
wij met heel weinig tevreden kunnen zijn. We koppelen
onszelf los van de machines en we bevrijden ons uit de eeuwige kringloop van
de kunstmatige begeerte.
Aan onze gedachten hebben wij genoeg. Wij hebben
geen behoefte aan overbodige apparaten, hyperactieve
consumptie en onzinnig amusement. Wij hebben niets
te verliezen. Verwerp de ketenen van de welvaart
en wees tevreden met het weinige van de wijsbegeerte.
Dit boek en boeken over gerelateerde
onderwerpen zijn te koop via bol.com.