Hoe voer je doeltreffend actie tegen een
dierenindustrie waarvan je maag zich omdraait? Kregen
buitenlanders maar net zo'n hekel aan de Nederlandse slachtkippen
als de Duitsers aan de Wasserbombe-tomaat, dan
zou de slachtkippenbranche zich net zo rotschrikken als
de glastuinbouw, en dan zou je eens zien tot welke
verbeteringen dat leidt, verzucht Wim Köhler bij
de nieuwste voedselcrisis. ('Pak
de bio-industrie wereldwijd aan', 26-04-03, NRC) Köhler
merkt op dat de Nederlandse bio-industrie bovenal een
exportindustrie is, waar volgens hem 'Nederlanders, en
de Nederlandse politiek' weinig over te zeggen hebben,
vandaar dat hij zijn hoop op onze reputatie in het buitenland
heeft gesteld.
In de strijd tegen de uitwassen in bio-industrie
moet niet teveel op hulp uit het buitenland worden gerekend.
Wij moeten ons eerst zelf eens gaan schamen over de
manier waarop we in Nederland met dieren omgaan, meent
Diny Schouten. Diny Schouten heeft een eetrubriek in Vrij Nederland.
Dit artikel verscheen in de NRC op 9 mei 2003.
Köhlers bede is reeds verhoord, nog
voordat hij zich erover uitsprak. In de afgelopen maand
hebben Britse kranten met geschoktheid gereageerd op het plastic chicken uit Nederland. Dit naar aanleiding
van berichten over het injecteren van meer
water in kipfilets dan er op de etiketten stond.
De fraudes werden verergerd doordat varkens- en rundereiwitten
als 'waterbinders' waren gebruikt, en de Nederlandse exportbedrijven
de chicken breasts - die wettelijk alleen 'kipproduct'
mogen heten - als 'halal' bleken te verkopen. De afnemers
waren vooral - een extra reden voor verontwaardiging -
Aziatische cateringbedrijven en Indiase restaurants.
Aan het verzoek van de Britse Food Standard Agency om
deze fraudes te bekeuren, kan de Nederlandse Keuringsdienst
van Waren nauwelijks voldoen. Wat 'halal' is, is niet
omschreven in de Nederlandse wet. De industrie mag 'alles
van alles' maken, mits de hulpstoffen en de percentages
water maar worden vermeld op het etiket. De betrokken
Nederlandse pluimveebedrijven spreken daarom verontwaardigd
van 'een hetze', ingegeven door 'Britse marktbescherming'.
Die plastic kip, nog letterlijker een waterbom dan de
beruchte Westlandse tomaat destijds was, is wel 'Nederlands'
- het injecteren schijnt een Nederlandse specialiteit
te zijn - maar is daarentegen niet uit Nederland afkomstig.
Het is kip die door Nederland geïmporteerd is uit
goedkoper producerende landen: Brazilië en Thailand.
Ontdooien en uitsnijden in een Nederlandse pluimveeslachterij
geeft recht op een NL-slachtstempel; het is dezelfde sluipweg
die het Albert Heijn mogelijk maakte om ontdooid batterijkonijn
uit China te verkopen als 'vers wild'.
Die export-van-import maakt de zaak erg ingewikkeld.
Je kunt wel van mening zijn, zoals Köhler,
dat de slachtkuikens-bioindustrie de wereld uit moet,
om te beginnen uit Nederland, maar het is een ontoereikend,
kruisraketachtig antwoord.
Köhler voelt zich in zijn opinie gesteund door de
visies van oud-landbouwminister Brinkhorst en landbouwminister
Veerman, die ook vinden dat 'de voedselvoorziening
eerder gebaat is bij veel minder dieren in Nederland'.
Dat is een geweldig goed idee, maar dan zit die import
toch in de weg. De grenzen sluiten voor Thaise en Braziliaanse
kip (veelvuldig in opspraak wegens het gebruik van hier
verboden antibiotica), kan niet zomaar.
Of is Köhlers implicatie dat Nederland voor zijn
voedselvoorziening ruim voorzien wordt door de pluimvee-bioindustrie
in Thailand en Brazilië? Zodat wij tenminste schone
handen houden? Maar zo zal Köhler (en Brinkhorst,
en Veerman) het niet bedoelen.
Ik neem aan dat Köhler graag zou zien dat in Nederland
alleen boeren overblijven die er een gezond aantal dieren
op nahouden, zo gezond dat ze weerstand bezitten tegen
een akelig pluimveevirus, en dat die voor de prijs die
ze werkelijk kosten, kunnen worden afgezet. Maar hoe krijgt
een pluimveehouder dat voor elkaar? Door de import van
heel veel goedkoop ki.p.v.lees (gestimuleerd door de WTO)
is de prijs van Nederlandse kip 'onder druk komen te staan',
en inmiddels gedaald tot een ongeloofwaardig niveau.
De prijs van kip in de winkel (minder dan drie euro per kilo) wijst vanzelf naar wat de mester krijgt: ongeveer
zestig cent per 'vleeskuiken' van zes weken. Een kippenmester
moet 350.000 kuikens per jaar grootbrengen, dan heeft
hij één minimuminkomen verdiend, maar het
is er niet een waarmee hij zijn leningen kan aflossen,
en gezonder voer kan inslaan. Wil hij het anders doen
('veel minder dieren'), dan is er geen bank die hem een
lening geeft om zijn bedrijf te reorganiseren. De bank
weet dat er geen afzet is voor een duurdere, gezonde kip,
dat heeft het Landbouw Economisch Instituut zeer gedegen
uitgezocht.
Om het moeilijker te maken: zo'n beoogde,
natuurlijker gegroeide, gezonde kip is nog wat weer iets
anders dan een scharrelkip. In Nederland is geen enkel
bedrijf met 'scharrel'-vleeskuikens. De 'scharrelkippen'
die wij kennen zijn leghennen, waarvan Köhler terecht
zegt dat de huisvesting niet overtuigend veel beter is,
en evenmin is er iets kwalitatief-hoogstaanders voor voorgeschreven
in veterinair opzicht.
De kip die wij eten is uitsluitend de snel-groeiende Cobb-kip.
Een Cobb-kip is een beest dat zichzelf in veertig dagen
doodeet. Het 'onafhankelijke' Voedingscentrum, dat zichzelf
op de borst slaat met de slogan 'eerlijk over eten', en
dat overheidsvoorlichting geeft over wat we moeten eten
om gezond te blijven, publiceert er dagelijks receptjes
mee.
Nederlanders en de Nederlandse politiek kunnen maar weinig
doen, schrijft Köhler. Zijn voorstel is dat de WHO
wellicht wat tegen de ongezonde, inmiddels mensenlevensbedreigende
bio-industrie kan ondernemen, door de kwestie 'hoger op
de agenda' te plaatsen.
Dat lijkt op bidden, opdat een hogere macht (geholpen
door 'buitenlanders') ons verlossen zal van die akelige
Nederlandse bio-industrie. Maar als Nederland een voorbeeldland
moet zijn, laten we ons dan eerst zelf gaan schamen.