Jan Terlouw en Dirk Jan Verdonk reageren op Frans van der Helm die de Nederlandse
bio-industrie wil behouden. Per 1 juli 2004 is Nederland EUvoorzitter.
De EU, dat is voor een belangrijk deel landbouwbeleid.
En landbouwbeleid heeft in Europa betrekking
op het welzijn, of beter, het gebrek aan
welzijn, van de jaarlijks tien miljard productiedieren
die worden gedood voor menselijke consumptie.
Werk aan de winkel voor minister Veerman.
Frans van der Helm gaf in Opinie & Debat
van 26 juni al behartigenswaardige suggesties
voor verbeteringen'.
Van der Helms betoog kwam hierop neer: als
het om dieren gaat kunnen we de markt niet
vrij laten; dierlijke producten moeten duurder
worden met behulp van accijns en een niet-welzijnstoeslag
(waarvan de opbrengst in een duurzame veehouderij
geïnvesteerd moet worden) en
er dient een duidelijke certificering te
komen, zodat elke consument in een oogopslag
kan zien of hij of zij al dan niet meewerkt
aan het levenslang opsluiten van varkens
op kale betonnen vloeren, aan het afkappen
van kippensnavels en aan langdurige diertransporten.
Allemaal zinnige aanbevelingen. Belangrijkste
boodschap was echter dat we ervoor moeten
waken dat de bio-industrie uit Nederland
verdwijnt. Zodra dat gebeurt, aldus zijn
redenering, zullen we namelijk (nog meer)
dierlijke producten uit landen als Thailand
en Brazilië importeren, die onder nog
treuriger omstandigheden tot stand zijn
gekomen dan hier.
Van der Helms redenering bevat echter twee
aanvechtbare premissen. Allereerst poneert
hij de veelgehoorde stelling dat de dieren
in Nederland minder slecht af zijn dan elders.
Deels klopt dat, voor een deel is het echter
een arrogante mythe die politici elkaar
nabauwen, een hoogmoedig staaltje 'the west
is the best'-ideologie dat doorgaans niet
feitelijk onderbouwd wordt. Neem het voorbeeld
van Van der Helm, de kippen. De welzijnsproblemen
van vleeskippen in Brazilië zijn gigantisch,
maar de huisvesting doet niet onder voor
die in Nederland. Sterker nog, Braziliaanse
vleeskippen hebben beduidend meer ruimte
dan hier. Bovendien hebben ze volop daglicht
en frisse lucht omdat ze, in tegenstelling
tot in Nederland, niet in afgesloten schuren
zitten opgepropt, maar in halfopen eenheden.
In delen van Zuidoost Azië geldt iets
soortgelijks.
De hemelschreiende ruiming van kippen recentelijk
in deze laatste regio ter bestrijding van
de vogelpest, die Van der Helm noemt, doet
daar weinig aan af. Wie zich de tragedie
herinnert met de massale, grotendeels mislukte
vergiftiging van kippen met het schapenschurftmiddel
neocidal, een proefneming die het Nederlandse
ministerie van LNV in de lente van 2003
op touw zette, waakt er wel voor de binnenlandse
dierziektebestrijding zo veel beter in te
schatten als die in Thailand. De verhalen
over ruimers in Limburg die met halfdode
kippen aan het voetballen waren, kan net
zo makkelijk gecontrasteerd worden met het
beeld van de boeddhistische Thaise kippenboer
die van ellende flauwviel tijdens de ruimingen:
"Twintig jaar lang heb ik alleen de
eieren van mijn kippen genomen, nooit heb
ik er een gedood". (NRC Handelsblad,
30 januari 2004).
We moeten een open oog houden voor de mogelijkheid
dat men elders op de wereld juist een beter
dierenwelzijn kan verschaffen. Cruciaal
is dat importeurs dierenwelzijnseisen stellen,
en, nog effectiever, dat landen gemakkelijk
de import van bepaalde producten kunnen
verbieden, niet louter op grond van de veiligheid
van de producten zelf, maar ook op grond
van de kwaliteit van de productiewijze als
het om de belangen van dieren aankomt. Hiervoor
moet Europa zich in de WTO sterk maken.
De tweede premisse is van een heel andere
orde. Het is de veronderstelling dat de
overconsumptie van dierlijke producten als
vlees, eieren en zuivel zoals we die in
het Westen kennen een gegeven grootheid
is waaraan niet valt te tornen, waar je
je maar bij neer hebt te leggen. Dat lijkt
me een fatale opvatting. We moeten juist
met zijn allen ons best doen die consumptie
substantieel te verminderen. Dat komt niet
alleen de dieren ten goede, maar de hele
planeet.
Dr Jan C. Terlouw en drs Dirk Jan Verdonk
zijn respectievelijk, ambassadeur en beleidsmedewerker
van Varkens in Nood 12 Juli 2004 in Trouw.