Oogstgetuige, Dagblad van het Noorden, 28 januari
2005Dirk Strijker is als landbouweconoom verbonden
aan de Rijksuniversiteit. Het is weer de tijd van de lezingen in de inmiddels
rookvrije cafézaaltjes. Na de pauze
komt er altijd wel iemand met de vraag of
we niet over moeten stappen op biologische
landbouw. U weet wel, landbouw zonder kunstmest
en bestrijdingsmiddelen. Vooral aanwezigen
die het milieu hoog in het vaandel hebben
komen dan met warme woorden. Toevallig kwam
ik deze week aan de praat met een echte
milieudeskundige. Ze draagt priv?
de biologische landbouw een warm hart toe,
maar bij de milieuvoordelen ervan zet ze
grote vraagtekens. Natuurlijk, zonder kunstmest
en zonder bestrijdingsmiddelen blijft de
sloot schoner. Dat levert milieuwinst op,
ter plaatse en ook stroomafwaarts. Maar
als je het op wereldschaal bekijkt, en alles
meerekent, ook de machines, de gereedschappen,
de vrachtwagens en de andere benodigdheden,
dan ligt de zaak anders.
Er wordt momenteel nogal wat onderzoek gedaan
naar de vervuiling in de totale levenscyclus
van producten. In dat soort analyses wordt
alles meegeteld dat direct en indirect nodig
is voor de productie. Als je dan gewone
en biologische producten vergelijkt, dan
komt biologisch er niet altijd goed uit.
De achtergrond van die uitkomsten is waarschijnlijk
een algemene wetmatigheid uit de theorie
van de landbouwproductie. Die luidt dat
de milieuvervuiling het kleinst is, als
je geconcentreerd en intensief teelt. Althans,
de vervuiling per eenheid product is dan
het kleinst. Voorwaarde is wel datje alles
mee moet tellen. Dus het milieubeslag van
de gehele productieketen. Er moeten bij
die redenering een paar kanttekeningen geplaatst
worden, dat vond de milieukundige ook. Stel
je gaat alle varkens van de wereld super-intensief
in een klein gebiedje houden. Zoiets als
we in Brabant doen, of nog erger, op een giga-grote
varkensflat. Dat zal misschien goed
zijn voor het wereld-milieuprobleem, maar
dat wil nog niet zeggen dat het ook goed
is voor Brabant. Of voor de omgeving van
de varkensflat.
Ook al is de vervuiling per eenheid karbonade
dan nog zo klein. En wat opgaat voor varkens,
gaat ook op voor spruitjes en aardappels.
Wat goed is voor de wereld, is niet automatisch
goed voor het concentratiegebied. Die sterk
geconcentreerde productie hoeft trouwens
ook niet meteen smakelijke producten op
te leveren. Of goede arbeidsomstandigheden.
En dan al de grond in de wereld die zou
komen, als alle productie intensief en geconcentreerd
plaatsvond. Die moet natuurlijk wel milieuvriendelijk
gebruikt wordt. Als we er vervolgens huizen
op bouwen, of er gaan rondrijden in een
benzineslurpende aso-bak, dan is de winst
meteen weer weg. Biologisch is dus toch
nog niet zo onlogisch.