Dierenwelzijn lijdt onder de ambitie van export van vlees
Het exporteren van vlees (dood of
levend) is alleen aantrekkelijk als
de prijs daarvan zo laag is dat het
buitenland geïnteresseerd is
in afname. Nederland slaagt er in
de prijs van vlees laag te houden
omdat onze veehouderij bezuinigt op
het welzijn van dieren en doordat
zij kosten en de overlast afwentelt
op het milieu, het dier en op de belastingbetaler.
N.B. De cijfers, gepresenteerd in dit artikel, zijn niet de actuele cijfers, de teneur is sindsdien niet veranderd.
In de links wordt verwezen naar de actuele situatie, verwoord in het weblog.
70-80% van de Nederlandse dierlijke productie wordt geëxporteerd, terwijl 63 procent van de Nederlandse vleesconsumptie is geïmporteerd.Het aandeel landbouw in de export maakt dat Nederland net(to) iets meer exporteert dan importeert.
Het CBS publiceerde juni 2000 in een nieuwsbericht het volgende:
"Het handelsoverschot van de
landbouwproducten steeg in 1999 met
bijna 2,5 miljard gulden. Door deze
ontwikkelingen kan men stellen dat
Nederland geen exporterend land meer
zou zijn als de handel in landbouwproducten
zou verdwijnen. Deze prestatie op
de Nederlandse handelsbalans moet
deels worden toegeschreven aan de
Nederlandse boer en voor een ander
deel aan de handel in landbouwproducten
en industriële verwerking daarvan.
Vooral het handelsoverschot van ruwe
dierlijke en plantaardige producten
is hoog. Bovendien neemt het de laatste
jaren nog steeds toe. Ook andere belangrijke agrarische
productgroepen als vlees en vleesproducten,
groenten en fruit, zuivelproducten
en veevoeder leveren flinke handelsoverschotten
op." Tot zover het CBS.
Wat opvalt in deze tekst is de suggestie
dat Nederland iets te danken zou hebben
aan de overproductie van de Nederlandse
veehouder. Er wordt gesproken over
een prestatie, terwijl er beter gesproken
kan worden over een schandplek.
Door de enorme bijdrage aan de export (20% van het totaal van ruim 94 miljard euro in 2019) zou de landbouw de motor van de economie zijn. Maar ook dit cijfer is opgeblazen. De agrolobby
vergeet de importen van de exporten af te trekken. Doorvoer wordt ook meegerekend als
Nederlandse export. Als je dat er allemaal aftrekt hou je iets meer dan 10 miljard over (Bron: Land en tuinbouwcijfers 2011, pag. 186) en daarmee nog geen 2% bijdrage aan het BBP.
Door de lage prijzen en de grote productie
wordt de consumptie van onverantwoord
geproduceerd vlees vergroot. Hiermee
heeft de macht van de slechte smaak
voorlopig gewonnen. Wanneer hier niets
tegen wordt gedaan, zal de schadelijke
werking zich wereldwijd verspreiden
want veehouders uit andere landen
zullen zich gedwongen voelen om de
Nederlandse verwerpelijke manier van
bedrijfsvoeren na te volgen. Daarboven
geldt dat hun morele normen zullen
verwateren omdat Nederland hierin
het slechte voorbeeld geeft, voorafgegaan
door ministers die het systeem van
bio-industrie in het buitenland promoten.
Het Nederlandse bedrijfsleven geeft
jaarlijks bijna 250 miljoen uit voor
promotie van de landbouwexport. Dit
bedrag is het hoogste in de EU.
Het economische belang van de intensieve
veehouderij is vrij marginaal: de
sector (inclusief toeleveranciers,
verwerking, zakelijke diensten) draagt
volgens het Centraal Planbureau voor
1,3 procent bij aan het bruto binnenlands
product (bbp), ofwel 4,4 miljard euro.
De keten is goed voor 97 duizend voltijdbanen.
2003 (bron: de Volkskrant)
Varkensvlees
Pluimveevlees
Eieren
werkgelegenheid
60.000
15.000
11.000
productieomvang
15,4 miljoen geslachte dieren
850.000.000 kg
9700 miljoen
overschot voor export
55%
60%
65%
productiewaarde in miljarden euro
12
3,2
2,1
aantal bedrijven
11.851 varkens- of zeugbedrijven
1027 vleeskuiken-, 250 kalkoen- of eendenbedrijven
1700 leghennenbedrijven
Met name het internationale gesleep met levende dieren levert dierziekten en dierenleed op.
Nederland exporteert dagelijks bijna 1 miljoen stuks pluimvee en per week 20.000 levende varkens
en 60.000 biggen. Per jaar verlaten
ongeveer 5,2 miljoen landbouwhuisdieren levend ons land. Alleen omdat slachten in
het buitenland goedkoper is en de
exportlanden er voorkeur aan geven
zelf te slachten. Van deze 5,2 miljoen
worden er 2 miljoen geslacht, de overigen
mogen hun 'leven' nog even voortzetten
in een fok- of mestbedrijf.
In- en uitvoer van levende dieren uit Nederland in 2000
In
Uit
Bestemming
varkens
530.000
3.200.000
Duitsland en Italië
koeien
98.000
56.000
Marokko, Algerije, Polen, de
Verenigde Arabische Emiraten
In 2002 heeft Nederland 346 miljoen
stuks levend pluimvee uitgevoerd voor een waarde van 209
miljoen euro. In datzelfde jaar werden
404 miljoen stuks broedeieren van
pluimvee uitgevoerd met een waarde
van 74 miljoen euro. Jaarlijks wordt
200 miljard kg vlees geëxporteerd.
De laatste jaren is de export van
levend pluimvee flink toegenomen.
Ten opzichte van 1996 is het aantal
uitgevoerde stuks pluimvee zelfs verdubbeld.
Levend pluimvee wordt vooral naar
Duitsland en België uitgevoerd. Bijna driekwart van het
uitgevoerde levend pluimvee was in
2002 voor de Duitse afzetmarkt bestemd.
Hierbij hoort een exportwaarde van
92 miljoen euro.
Een vijfde van de Nederlandse export
gaat naar België. Dit betekent
dat in 2002 bijna 70 miljoen stuks
levend pluimvee met een exportwaarde
van 63 miljoen euro naar België
is uitgevoerd.
In 2002 werden 404 miljoen stuks broedeieren
van pluimvee uitgevoerd met een waarde
van 74 miljoen euro. Ruim de helft
(52 procent) werd naar de EU geëxporteerd,
met Duitsland, België, Italië
en Oostenrijk als belangrijkste uitvoerlanden.
Naar Azië werd in 2002 bijna
20 procent van het totaal aantal broedeieren
uitgevoerd. Saudi-Arabië, Iran
en Koeweit zijn hier de belangrijkste
bestemmingen.
Aandeel landbouw in de economie neemt af
Productie
BNP
Bedrijven
Werknemers
in miljarden euro
in %
aantal
aantal
1950
1,6
13,0
315.000
536.000
1960
2,8
10,0
284.000
428.000
1970
5,4
6,0
185.000
299.000
1980
11,7
3,8
145.000
256.000
1990
16,3
3,7
125.000
192.000
2000
19.9
2,4
97.000
176.000
2005
18,6
1,6
79.000
182.000
Bron: Lei
Terwijl in ons land de inbreng van de landbouw afneemt, neemt de productie in de landbouw nog steeds minstens de helft van het landoppervlakte in, tegen wereldwijd 30%. Naast beslag op de ruimte in eigen land, gebruikt de Nederlandse intensieve veehouderij een veelvoud van de ruimte in Derde Wereldlanden voor de productie van veevoeder.
Er zijn LEI analyses waaruit blijkt dat het aandeel van het Nederlandse Agrocomplex dat op buitenlandse bronnen is gebaseerd (vooral de handel en doorvoer) uitstekend kan functioneren zonder de primaire sector in eigen land. br>
Het is eerder zo dat onze primaire sector niet zonder buitenlandse bronnen kan (brandstof, kunstmest, veevoer). Het aandeel van die buitenlandse impulsen overstijgt het Nederlandse aandeel aanzienlijk.
Hoewel dat economisch minder oplevert, zou het om vele redenen een goede zaak zijn als een deel daarvan bestemd zou worden voor de Ecologische Hoofdstructuur.
Er zijn weinig landen met een te grote veestapel
Wie mocht denken dat bijna ieder
land meer dieren produceert uit economisch
belang heeft het mis. Het zijn slechts
een beperkt aantal landen, die naast Nederland
overproduceren. Bekende voorbeelden
zijn de Verenigde Staten van Amerika
en Frankrijk.
Beide landen kennen dan ook vergelijkbare
schandalen op het gebied van veehouderij
en de vleesverwerkende industrie.
Moreel handelen moet op de politieke agenda
Deze negatieve spiraal is alleen te
doorbreken als Nederland fatsoenlijk
werken en handelen weer op de politieke
agenda plaatst. Nu is dit onderwerp
taboe, omdat fatsoen te gemakkelijk
geassocieerd wordt met fatsoensrakkers.
Dit waren in het verleden veelal kerkelijke
autoriteiten die het één
predikten en het tegenovergestelde deden.
Terecht heeft de Nederlandse samenleving
haar vrijheid op dit punt bevochten.
Vrijheid kan echter ook doorschieten
en dan regeert de dictatuur van de slechte
smaak en lage kwaliteit. Belangrijke
culturele uiting daarvan zijn McDonalds en de barbecue. Het wachten is op politici
die voldoende lef hebben om moreel handelen
weer op de politieke agenda te zetten.
Oud-politicus Van Agt kwam op de proppen met het
"ethisch reveil". De aanjager
van de grootschaligheid in de veehouderij
en daarmee van de bio-industrie, de
heer Mansholt, heeft in zijn politieke
nadagen geprobeerd om het tij te keren.
Beiden stonden niet meer aan het politieke
roer en hun spijt kwam te laat en
eigenlijk waren ze ook niet geloofwaardig. Morele
moed is aan de orde wanneer de politicus
onder economische druk staat en niet
achteraf. Wat de gevolgen zijn voor de aantallen
in de diverse bedrijfstakken: varkens,
runderen en pluimvee hebben we beschreven
in een achtergrondartikel"sluit de grenzen voor vlees
en zuivel". Zet een economie
rond om een veehouderij zoveel mogelijk
regionaal en ecologisch verantwoord
op.