Sluit de grenzen voor vlees en zuivel uit de bio-industrie
Ondernemers in de agrosector die ongeveer 50% (70% de binnenwateren niet meegerekend) van het oppervlakte van ons land gebruiken, dragen 1,3 procent bij aan de werkgelegenheid.
Nederlandse veehouders voeden slechts 1% van de wereld en dragen even weinig bij aan de eigen economie (ongeveer 1% van het BNP).
70-80% van de dierlijke productie is bedoeld voor export, de nadelen worden in eigen land gedumpt.
Intensieve veehouders veroorzaken enorme milieuschade en dit wordt betaald door de belastingbetaler en niet door de vervuiler.
Ons land wordt door overbemesting direct door lozing (mest uitrijden) en indirect door de lucht via neerslag (depositie) verzuurd en overbemest. Dit verrijkt niet de natuur, maar verarmt het juist, doordat soorten verdwijnen en andere gaan woekeren tot een groene woestijn.
Animal Freedom roept op tot een regionaal ingestelde landbouweconomie en om de grenzen te sluiten voor de import en export van vlees en zuivel afkomstig uit de bio-industrie.
Waarom willen we dat en wat zijn de gevolgen?
De oproep wordt gedaan omdat de export
van vlees en zuivel de steunbeer is
onder de bio-industrie die wij de
wereld uit willen helpen.
In dit artikel gaan we niet in op
de vraag of een exportverbod in een
vrije markt is in te voeren: "kan
niet" ligt op het kerkhof en "wil
niet" ligt er naast, oftewel "waar
een wil is, is een weg".
Wel zetten we een aantal gevolgen
en de voor- en nadelen voor de bedrijfstakken
varkens, koeien en pluimvee op een
rij. We besluiten met een aantal randvoorwaarden
waaronder veehouders in de voorgestelde
situatie op een acceptabel (en soms
beter) inkomen kunnen rekenen.
Wie meer wil weten over de details
achter de cijfers waarmee alle berekeningen
zijn gemaakt, wordt naar dit overzicht van de exportcijfers van 2019 of naar het overzicht van alle gehouden dieren in ons land.
Een tweede oproep is om in de landbouw
alleen nog maar biologisch (nog liever
ecologisch) te gaan werken. Dit levert
een verbetering van het dierenwelzijn
op, met name door het stoppen van
de internationale transporten van
levende dieren. Niet alleen levert
het meer vrijheid
op voor de dieren, maar ook voor
de veehouders die nu in de tang worden
gehouden door de veevoeder- en vleesverwerkende
industrie.
Het wezen van export van dierlijke
producten is dat je de kostprijs van
het houden van landbouwhuisdieren
zo laag mogelijk probeert te houden
zodat je goedkoper produceert dan
je collega's in het buitenland en
hun dus weg kunt concurreren op hun
eigen markt.
Deze doelstelling levert dierenleed
op in eigen land en scheve ogen van
veehouders in het buitenland die minder
inkomen hebben. Eigenlijk is de intensieve
veehouderij om deze redenen een asociale
bedrijfstak, te meer omdat in eigen
land en in de Derde Wereld ruimte
en milieu moet wijken voor de productie.
In Nederland worden drie keer zo veel
varkens geproduceerd als geconsumeerd, tweederde wordt
geëxporteerd. De mestvarkens worden
met antibiotica, die als groeibevorderaar
werken, in vier maanden slachtrijp
gemaakt.
Er worden in ons land net zoveel pluimveeproducten
geïmporteerd als geconsumeerd.
Daarnaast wordt een veelvoud geproduceerd
en geëxporteerd.
Een productie uitsluitend voor de
nationale consumptie kan worden bereikt
door per bedrijf minder varkens te
houden en het varken in een natuurlijk
tempo te laten groeien, zoals gebruikelijk
is in de biologische veehouderij.
De varkens hebben dan ook meer stalruimte
en een uitloop naar buiten. Deze meer
extensieve wijze van varkens houden
zou aan evenveel varkenshouders werk
geven als nu. In de vleesverwerkende
industrie kost het echter werkgelegenheid.
De biologische varkenshouder houdt
gemiddeld 270 varkens met maximaal
27 varkens per hectare buiten in de
wei. De totale mestproductie wordt
eenderde van het huidig niveau. De
invoer van veevoeder uit de derde
wereld kan drastisch worden verminderd.
Tegenover minder milieuvervuiling
staat een groter ruimtebeslag. De
oppervlakte van de provincie Utrecht
is benodigd om alle varkens buiten
te kunnen laten lopen. Een krimping
van de varkensstapel is nodig voordat
er in dit land voldoende buitenruimte
beschikbaar is.
Runderen bereiken in ons land heel verschillende
leeftijden, sommige, pas geboren stierkalfjes
worden al snel geslacht, andere worden
14 maanden. Melkkoeien werden vroeger
soms pas na hun laatste kalf op 15-jarige
leeftijd geslacht. Onze vleesconsumptie
is iets minder dan een kwart van het
aantal volwassen runderen en ruwweg
de helft van de varkensvleesconsumptie.
De meeste volwassen runderen zijn melkkoeien,
die na een jaar of 4 zijn uitgemolken
en in hun korte leven 2 of 3 kalfjes
hebben gekregen.
Een omzetting van de intensieve melkveehouderij
naar een biologische, waarbij koeien
langer en in kleinere veestapels leven
(met bijvoorbeeld 35 melkkoeien en evenzoveel
jongvee), kan aan lang niet evenveel
melkveehouders als nu werk bieden. Omdat
de melkkoe elk jaar een kalfje krijgt,
zal het jongvee in principe de behoefte
aan rundvleesconsumptie en de vervangingsbehoefte
aan melkkoeien kunnen dekken. Met hoeveel
de melkplas zal afnemen hangt af van
wat er van de melk gemaakt wordt.
Wanneer de Fransen bijvoorbeeld geen
kaas meer mogen exporteren naar ons
land, dan kan die kaas in Nederland
worden geproduceerd.
Wanneer de koeien vaker buiten worden
gehouden, zoals de minister gelukkig
ook wil, is weer meer weiland nodig.
Tenslotte wordt de vraag naar veevoeder
relatief lager omdat de productie in
de biologische melkveehouderij lager
is, zeker als de koeien ook nog langer
leven.
Inkomenspositie
Het is duidelijk dat een krimp van
de veestapel voor de veehouderij moet
worden gecompenseerd door een hogere
prijs van het product. Bij voorkeur
wordt deze compensatie geboden door
een gezond marktmechanisme. Een protectionistische
maatregel (het sluiten van de grenzen
of althans regionalisering), normaal
gesproken ongewenst, is nu zowel in
het belang van het dier, het milieu
als de gezondheid van de consument.
Het betekent wel dat de consument
meer moet betalen voor zijn vlees
en zuivel. De prijs zou twee á drie
keer zo hoog moeten worden als de
huidige.
De oplossing hiervoor is om minder
vlees en iets meer onbespoten fruit en groente
te eten. Dit is goedkoper en gezond
en daarnaast ook nog eens goed voor
het klimaat. Daarom hoeft een hogere
vleesprijs voor de consument geen
groot probleem te zijn.
Nu betalen we bovendien allemaal via
de belasting de Europese subsidies
om de vleesmarkt te handhaven en de
nadelige gevolgen voor milieu en gezondheid
op te vangen. De vervuiler betaalt
niet zelf.
Door het sluiten van de grenzen voor
vlees en zuivel voorkomen we al deze
problemen en met het afschaffen van
de diverse subsidies betekent het
voor de Nederlandse boer en consument
uiteindelijk winst.
Kuikenvlees wordt bijna evenveel gegeten
als rundvlees. Net als bij de varkens geldt
dat er grofweg drie keer zoveel wordt geproduceerd
als in eigen land geconsumeerd. Een omzetting
van intensief naar biologisch zou het aantal
bedrijven kunnen handhaven op het niveau
van 1230, mits de gemiddelde bezetting zou
dalen tot een kwart of een derde van de
populatie. Het is denkbaar dat analoog aan
de melkveehouderij het vlees van overjarige,
maar niet uitgeknepen leghennen zou worden
gegeten in plaats van de nu speciaal gekweekte "turbo"mestkuikens. Zoals bekend worden deze arme diertjes niet
ouder dan zes weken.
Misstanden tijdens internationale
diertransporten
CIWF-nl heeft een film gemaakt over de export van koeien naar een
ver slachthuis met EU-subsidie. Tijdens
de ellenlange internationale diertransporten
bezwijken vele dieren, zie deze
filmrapportage.
Geld besparen
Wanneer Nederland een einde maakt aan de bio-industrie gaat dat de belastingbetaler veel geld besparen. Dat lijkt tegen de recente manier van economisch redeneren in te gaan, maar is het niet.