De waarheid over honden
Bioloog Stephen Budiansky prikkelt met De waarheid over honden: niet wij
hebben de honden gekozen, maar zij ons en
we zitten aan ze vast! Simon Rozendaal in Elzevier 3 november
2001. Eigenlijk zijn wij, mensen, sukkels. We
laten ons aan de lopende band in de maling
nemen. We staan toe dat onze schoenen worden
stukgekauwd, we accepteren (zij het vloekend
en tierend) dat er tegen de cactus wordt
geurineerd, we laten het uitslapen versjteren,
onze vakantiebestemmingen dicteren. Dat
alles pikken we. |
We maken geen eind aan de relatie met degene
die ons tiranniseert, we zetten deze onverlaat
de deur niet uit, we bellen de brandweer
of politie niet, we schakelen geen advocaat
in. Niets van dit alles. Doorgaans behandelen
we de tiran zelfs als een prins.
En dat alles omdat onze honden, want daar
gaat het hier natuurlijk over, zo'n intens
treurige blik in hun ogen kunnen leggen
waarmee ze rechtstreeks toegang hebben tot
ons hart, en omdat ze de beschikking hebben
over een merkwaardig uitsteeksel boven op
hun lichaam dat zo vertederend begint te
kwispelen als we de sleutel in het slot
steken. |
Vanuit evolutionair oogpunt is het onbegrijpelijk
dat de mens de hond om zich heen duldt.
De evolutie is immers genadeloos: alleen
als de voordelen groter zijn dan de nadelen,
redt een nieuwe eigenschap of nog niet eerder
vertoond gedrag het. En wat zijn in hemelsnaam
de voordelen van het hebben van een hond?
De afgelopen jaren is uit medisch-biologisch
onderzoek duidelijk geworden dat het bezit
van een hond gezond is: het verlaagt bijvoorbeeld
de bloeddruk. Verder is het vermoedelijk
voor veel mensen die door hun partner, baas,
kinderen of ouders gekoeioneerd worden,
een bevredigende compensatie om een lagergeplaatste
in de hiërarchie te hebben. Een wezen
dat (tot op zekere hoogte) wel naar je luistert. |
Toch vallen die biologische voordelen totaal
in het niet bij de nadelen. Aan voer kost
een hond jaarlijks evenveel als een vliegvakantie.
Per jaar laten in de Verenigde Staten en
Europa honderdduizenden mensen zich voor
honden beten behandelen. Miljoenen hondendrollen
vormen tezamen een berg stress die de bloeddrukverlaging
van het hebben van een hond ruimschoots
tenietdoet. En dan is er nog de niet
geringe vrijheidsbeperking voor de hondenbezitter.
Waarom accepteren we dit?< |
Misschien is de verklaring wel dat de hond
ons te slim af is.
De antropoloog David Rindos heeft aangetoond
dat het waarschijnlijk is dat veel gewassen
zichzelf hebben gedomesticeerd doordat hun zaden terechtkwamen in de afvalhopen
van de primitieve jager-verzamelaars. Met
andere woorden, evolutionair succes van
een gedomesticeerde soort heeft evenveel
te maken met die soort als met onszelf.
In zijn boek De waarheid over honden past
Stephen Budiansky deze redenering ook op
honden toe. 'Wij hebben niet de honden gekozen.
Zij hebben ons gekozen en wij zitten aan
ze vast'. |
Honden zijn biologische profiteurs, zo schrijft
bioloog, hondenliefhebber en gerenommeerd
wetenschapsjournalist Budiansky - hij publiceerde
onder meer in Nature, Science, The Economist
en The New York Times - in zijn kostelijke
boek. 'Als biologen niet het slachtoffer
waren van dezelfde blindheid waarmee wij
allemaal geslagen zijn, zouden zij waarschijnlijk
niet aarzelen om honden als sociale parasieten
te classificeren'. Door biologen is de hond
vreemd genoeg altijd verwaarloosd. Net als
andere huisdieren werden honden als een
gedegenereerd fenomeen beschouwd in plaats
van 'volledig nieuwe organismen die gedrag
vertonen dat wolven niet in hun kop zouden
halen'. Budiansky vergelijkt de hond met
de koekoek. 'Die legt zijn eieren in het
nest van een nietsvermoedend slachtoffer
van een andere vogelsoort; de arme beduvelde
ouders zien de grote snavel om voedsel bedelen
en stoppen hem vol wormen, ten koste van
hun eigen nakomelingen'. In feite is de
hond natuurlijk nog slimmer. Het is één
ding om een vogel in de maling te nemen,
het is een prestatie van een ander formaat
om 's werelds slimste zoogdier, met een
IQ dat ver verheven is boven alle andere
dieren, in de luren te leggen.
'Dat honden bestaan, floreren en in ons
gezelschap gedijen, terwijl er buitengewoon
goede biologische redenen zijn waarom zij
tot het allerlaatste exemplaar uitgeroeid hadden kunnen zijn, is een biologisch staaltje
van verbijsterende evolutionaire slimheid'. |
Ook om deze reden is de hond natuurlijk
superieur aan zijn grote concurrent, de
kat. De kat legt ons niet in de luren, de
kat is er gewoon en gaat zijn of haar eigen
gang. De kat kan zich in tegenstelling tot
de hond heel goed zonder de mens redden.
De relatie tussen mens en hond is oneindig
veel intrigerender dan die tussen mens en
kat. Tussen mens en hond is er een fascinerend
machtsspel. De hond is ons in alle opzichten
de baas, zo maakt Budiansky duidelijk, maar
in ruil daarvoor geeft hij ons een gevoel
van macht. Het is nog steeds niet helemaal
duidelijk hoe de wolf hond is geworden.
Wel staat inmiddels uit DNA-onderzoek min
of meer vast dát het zo is. Charles
Darwin en Konrad Lorenz, die meenden dat
zowel de wolf als de jakhals voorouder van
de hond was, hadden ongelijk. De hond en
de wolf staan dichter bij elkaar dan de
hond en de jakhals. Uit dat DNA-onderzoek
komt ook naar voren dat honden en wolven
135 duizend jaar geleden uit elkaar zijn
gegaan. Ook is waarschijnlijk dat honden
al snel een aparte diersoort vormden die
niet met wolven mengden en honderdduizend
jaar lang nauwelijks uiterlijke veranderingen ondergingen. |
Vermoedelijk zijn honden hun relatie met
de mens begonnen als een soort ratten. Beesten
die rondtrekkende groepen mensen volgden
omdat daar voedsel viel te halen. Uit opgravingen
blijkt dat menselijke nederzettingen in
de prehistorie werden gekenmerkt door grote
bergen afval.
Nog steeds vertonen veel dorpshonden in
de Derde Wereld trekken die in de buurt
komen van het prehistorisch hondengedrag,
constateerde de bioloog Raymond Coppinger
ooit. 'Honden werden beschouwd zoals wij
ratten bejegenen: een dier dat overal aanwezig
is, een potentiële verspreider van
ziekten, een aaseter en soms een dief, waarvan
het aantal nu en dan door afschot in toom
gehouden moet worden'. |
In de loop van de evolutie moet de hond
echter hebben ontdekt dat er handiger manieren
zijn om aan voedsel te komen. Hij verliest
de schuwheid en de daaraan gekoppelde agressiviteit
die wolven eigen is, en leert dat wanneer
hij de mens met grote ogen aankijkt hij
soms een kluif krijgt toegeworpen. Zie een
hond bedelen en observeer bij jezelf hoe
effectief die verleidingsstrategie is. Je
moet wel een hart van steen (en de nodige
hondenboekjes gelezen) hebben om dat bedelen
te kunnen weerstaan. |
Conclusie van Budiansky: 'Dit waren dieren
die zelf verkozen om in de buurt van de
mens rond te hangen en zich daardoor isoleerden
van hun wilde tegenhangers, uit eigen vrije
wil. Het waren geen huurlingen of slaven,
zelfs geen uitgenodigde bezoekers; het waren
ongenode gasten die niet meer weg wilden'.
In de loop van de tijd hebben honden geleerd
met mensen om te gaan. |
Tegenwoordig zijn ze er zo bedreven in dat ons als een
'trekharmonica' kunnen bespelen. Zo zijn
ze meesters in het syndroom Munchausen:
ze kunnen een heel scala ziekten veinzen,
tot en met verlamming. Alles om lekkere
hapjes te krijgen of achter hun oren gekrabd
te worden. |
Heel soms is in het gedrag van een hond
de voorouder nog te herkennen. Met name
hun sociale gedrag is nog helemaal dat van
een wolf: zo ligt volgens Budiansky zelfs
liefste en gehoorzaamste hond altijd op
loer om op een gegeven moment (een teken
van zwakte bij de hogergeplaatsten) de macht
in huis over te nemen. Ook in hun eetgedrag
zijn honden nog wolven: ter compensatie
van al die dagen dat de jacht tegenzit,
kunnen ze enorme hoeveelheden voedsel op
- honden hebben altijd de neiging zich te
overeten. Tegelijkertijd zijn honden in
veel opzichten anders dan wolven. Om één
intrigerend voorbeeld te noemen, wolven
blaffen niet, honden wel. En hoe. 'Honden
blaffen als ze honger hebben of zich vervelen;
ze blaffen als ze naar binnen willen; ze
blaffen als ze naar buiten willen; ze blaffen
als een andere hond een bot heeft; ze blaffen
als een andere hond blaft; ze blaffen als
hun bal onbereikbaar op een plank ligt;
ze blaffen als hun baas thuis komt; ze blaffen
als een meteropnemer het tuinpad opkomt;
ze kunnen zelfs blaffen als een dief probeert
om in te breken. De hoeveelheid energie
die honden aan blaffen besteden, is fenomenaal en staat in geen enkele verhouding tot het voordeel dat ze ervan kunnen hebben. Alleen
dat al suggereert dat blaffen niet zozeer
een bewust of opzettelijk geselecteerde
aanpassing is, maar eerder iets wat toevallig
uit de genetische vermenging is gekomen
(naast hangoren en een gebroken-kleurenvacht
en een zekere mate van sulligheid) toen
wolven honden werden'. |
De traditionele visie is om de hond als
een gedegenereerde wolf te zien. Een wolf
kan een prooi vangen en vervolgens opeten.
Er zijn maar weinig honden die een prooi
kunnen vangen en als dat lukt, hebben ze
geen idee wat ze met zo'n halfdood beest
moeten doen. Toch is de hond vele malen
succesvoller dan de wolf. Er leven wereldwijd
nog maar honderdduizend wolven, terwijl
er minstens duizendmaal zo veel honden zijn.
Het is dus een buitengewoon slimme stap
geweest van de wolf om hond te worden. Door
voor ons te kiezen, heeft de hond een sprong
voorwaarts in de evolutie gemaakt. 'Honden
hebben ons precies gekregen waar ze ons
willen hebben en wij, met een idiote grijns
op ons gezicht, laten ons alles aanleunen'. |