Dit artikel gaat in op de centrale rol die vrijheid speelt in onze gevoelens van rechtvaardigheid.
Volgens Ruut Veenhoven, onderzoeker van geluk, is vrijheid zelfs de belangrijkste factor in het vinden van geluk.
Zou dat voor dieren anders zijn?
Dat vrijheid een grondrecht is, is een zaak die zo fundamenteel is en zo voor de hand ligt dat we geneigd zijn dit over het hoofd te zien.
Men gaat er letterlijk aan voorbij.
Ten onrechte, want voorbijgaan aan grondrechten is immoreel, ook als het gaat om dieren. Net zoals de ene mens de ander geen eis kan stellen aan de invulling van vrijheid, moet het dier vrij gelaten worden om deze in te vullen met haar natuurlijke gedrag, ook wanneer dit op een dwangmatige (instinctieve) manier lijkt te gebeuren. Hoe dieren zelf hun vrijheid invullen is irrelevant voor rechten van dieren.
Ook irrelevant is dat dieren met ons niet over het concept vrijheid kunnen communiceren.
Het recht op vrijheid is als het ware een gegeven of een principe.
Vrijheid is een grondrecht
Wat is een grondrecht? Klassieke en sociale grondrechten vormen de uitdrukking van het beginsel dat de overheid in een rechtsstaat een tweezijdige verantwoordelijkheid heeft voor de vrijheid van de burger.
Enerzijds moet zij zich zo min mogelijk met de invulling van vrijheid bemoeien.
Anderzijds heeft de overheid de taak voorwaarden te scheppen voor het vrij functioneren van de burger.
Voor het antwoord gaan we te rade bij de bronnen waaruit we normaalgesproken informatie halen over wat hoort en wat niet hoort: de Grondwet, de religie, de natuur, hoe om te gaan met anderen (etiquette en sociale omgangsnormen) en uit onszelf: wat we voelen.
Grondwet
In de formulering van onze grondrechten is gelijkheid (geen discriminatie op o.a. ras) het eerste thema.
In artikel 6 tot en met 15 is vrijheid het voornaamste thema.
Een grondrecht voor mensen betekent een recht dat zelf niet ter discussie staat.
Voor mensen is het nodig om in de wet (en voor sommigen in de religie) dit grondrecht vast te leggen, omdat wij de grenzen van de ander niet (h)erkennen of de neiging hebben om andermans grenzen te overschrijden of de ander te sterk te begrenzen.
Religie
De geschiedenis van vrijheid als basis van onze wetgeving gaat terug tot ver voor Christus.
Ook in de religie is vrijheid het voornaamste controleerbare thema in de regels die gelovigen zichzelf opleggen.
Tenminste wanneer je het er mee eens bent dat het adagium "wat gij niet wilt dat u geschiedt, doe dat ook een ander niet" vertaald mag worden met "zoals jij wilt dat jouw vrijheid wordt gerespecteerd, respecteer zo andermans vrijheid".
Gezondheid
Het belang van vrijheid lijkt op het belang van gezondheid.
Ook gezondheid is een vorm van vrijheid.
Vrijheid en gezondheid worden ook wel fundamentele behoeftes genoemd, die naast veiligheid, begrip, affectie, ontspanning en de mogelijkheid om creatief te zijn de kwaliteit van ons leven (biologisch, sociaal en intellectueel) mede bepalen.
Of alle dieren lijden en ziek worden onder vrijheidsverlies weten we niet zeker voor alle diersoorten, maar we weten wel dat dieren uit de vrije natuur er alles aan doen om te zorgen dat ze niet worden opgesloten.
Dat dierenwelzijn lijdt onder gebrek aan vrijheid of gebrek aan mogelijkheden om natuurlijk gedrag te vertonen is vaak af te leiden uit het afwijkend gedrag dat dieren gaan vertonen.
In onze taal hebben we de uitdrukking "ijsberen" daaraan te danken.
Natuur
In de natuur is het recht op vrijheid intrinsiek.
De term "vrije natuur" duidt daar al
op. Het is de mens die dit intrinsieke recht ten
aanzien van de natuur met voeten treedt.
Onvrijheid in de natuur bestaat alleen als door
ziekte of ouderdom de krachten minder worden en
dan is er al snel de bevrijdende dood. Vrijwel geen van
de vele soorten gewervelde dieren in de natuur
beneemt een andere soort de vrijheid, behalve
kortstondig om de ander op te eten. Wanneer dieren
elkaar opeten, hebben veel menselijke vleeseters
en vegetariërs, die tegen het doden van dieren
zijn, er gek genoeg geen moeite mee.
Gevoel
Ten slotte is er het gevoel. Ons
gevoel zegt ons dat we op moeten komen
voor iemand die gedwongen wordt om in
een onrechtvaardige situatie te leven. Onvrijheid
is zo'n onrecht.
Vrijheid, ethiek, plicht en verantwoordelijkheid
Vrijheid is voor mensen een goede basis
om ethiek op te baseren: wat vrijheid vergroot,
is goed en wat vrijheid verkleint, is mogelijk fout.
Oftewel: nastrevenswaardig is de grootste vrijheid voor het grootste
aantal individuen (mens en dier). Waarbij
aangetekend moet worden dat vrijheid niet
kan bestaan zonder het trekken van grenzen.
Waar de grens ligt, ligt niet vast in tijd
en plaats, terwijl meer (keuze)vrijheid
wel meer verantwoordelijkheid oplevert. De grens van vrijheid is daarmee altijd weer onderwerp van discussie.
Je kunt dit vervelend vinden, maar ook als een bewijs van haar waarde zien.
Natuurlijk moeten we onderscheid maken tussen
het lot en de eigen, vrije keuze. Voor het
laatste zijn wij verantwoordelijk, voor
het eerste ook, wanneer aannemelijk kan
worden gemaakt dat we te weinig voorzorgsmaatregelen
hebben genomen.
Het dragen van veel verantwoordelijkheid vindt niet iedereen aantrekkelijk, daarom
kiezen sommigen bewust of onbewust voor minder vrijheid en voelen zich vervolgens
vrijer.
Iedereen mag voor zichzelf bepalen en aangeven
waar zijn grens voor een ander getrokken
wordt. Het is een goed gebruik en volgens de etiquette om de grens voor een ander proberen in te schatten en te voorkomen dat de ander ons tot het trekken van grenzen moet dwingen.
Niemand is verplicht om zich met dieren
te bemoeien zolang hij een dier vrij laat
of niet zelf heeft gekooid, geschaad of
verwond. Veehouders hebben een zorgplicht.
Dieren hebben geen plichten, zij houden
geen dieren in onvrijheid.
Het begrenzen van vrijheid
De Amerikaanse rechtsgeleerde Peter Berkowitz
wijst in zijn essay The Liberal Spirit
in America (in het tijdschrift Policy
Review) op de paradox
van de vrijheid: hoe meer vrijheid we
verwerven, hoe meer we geneigd zijn elke
autoriteit als arbitrair af te wijzen, waardoor
we onze vrijheid tegen onze bedoeling in
juist ondermijnen.
Het is niet voor niks dat iemand een vrijheidstraf
krijgt opgelegd als hij of zij de door de
maatschappij bepaalde grenzen overschrijdt.
De overtreder wordt gestraft met dat wat
hem het liefst is: zijn vrijheid. Voor de
mens geldt dat deze in principe vrij is,
tenzij men duidelijk grenzen overschrijdt.
Bij dieren is het lastiger om te constateren
of we hun grenzen hebben overschreden. We
kunnen daar met dieren geen gesprek over
voeren en dieren hebben beperkte middelen
om een grens te trekken. Ze kunnen soms
(als hun snavels, tanden en nagels tenminste
niet geknipt of getrokken zijn) alleen maar
letterlijk van zich afbijten.
Vrij naar filosoof Isaiah Berlin: er is vrijheid van en vrijheid tot.
In de wet hebben sommige dieren de vrijheid om verlost te zijn van pijn en ongemak e.d….
Hun recht op vrijheid tot natuurlijk gedrag is niet vastgelegd of gegarandeerd.
Vrijheid is en wordt niet zozeer verleend.
De menselijke vrijheid is fysiek begrensd, de metafysische ziel is onbegrensd.
Het begrenzen en proberen te vergroten van de eigen ruimte
is een natuurlijke zaak. Bij het fysiek
begrenzen van andermans ruimte, wat
een uitvinding van de mens is, moet de mens
zich als het om mensen gaat verantwoorden. Sommige mensen vinden dat zij zich niet
hoeven te verantwoorden ten aanzien van dieren, behalve bij opzettelijke mishandeling. Hoe is zoiets dan wettelijk geregeld?
In de geest van de wet
In de letter van de moderne wet wordt in de bio-industrie
het recht van het dier niet geschaad, want
het dier is rechtsobject en niet rechtssubject.
In de geest van de (grond)wet echter vertoont
een bio-industrieel
als het ware crimineel gedrag, want
de geest van de wet ademt vrijheid voor
alles en iedereen uit: vrijheid en gelijkheid
(en broederschap). Degene die bio-industrievlees
eet is te vergelijken met een heler: je
weet dat het niet klopt, maar je koopt het
wel, want het is goedkoop.
Object of subject?
Volgens de Grondwet maakt het niet uit
of je nu een spaarvarken of een mestvarken
een aantal maanden in de schuur laat staan.
Tussen ding en dier wordt geen onderscheid
gemaakt.
Grondrechten wegen zwaarder
Iedere oproep om een uitzondering te maken
op grondrechten of hieraan voorbij te gaan,
is immoreel. Het maakt niet uit of de oproep
op economische of emotionele gronden wordt
gebaseerd of wanneer de bio-industrie wordt
verdedigd omdat werkgelegenheid en nationaal
inkomen "in gevaar" komen. Grondrechten
komen het eerst en het laatst. Er staan ook geen plichten tegenover.
Economische gevolgen even zwaar laten wegen als gevolgen voor dieren is immoreel.
Beschermen van grondrechten
Om aan criminelen grenzen te stellen hebben
we politie en justitie. Zij bezitten de
dwangmiddelen om onze grenzen te verdedigen
tegen mensen die ze overschrijden. Politie
en justitie zijn zelf ook weer aan de verplichting
gebonden om criminelen net zo kort (lang)
de vrijheid te benemen als noodzakelijk
is. In ons rechtssysteem is vrijheid zo
goed gegarandeerd dat ook een crimineel
recht heeft op vrijheid. Dit is de paradoxale
kracht van het vrijheidsbeginsel: als
praten niet helpt, kun je, mag je en moet
je een ander op morele en ethische basis
dwingen om andermans grenzen te respecteren.
Het is de plicht van de samenleving om de
zwakke partij te beschermen. We doen dat
in onze maatschappij ook ten aanzien van
gehandicapten. Het dier is ten opzichte
van de uitbuitende bio-industrieel duidelijk
de zwakkere partij, die niet voor zichzelf
kan opkomen. In de natuur geldt voor het
individu het recht van de sterkste, slimste
of snelste. Door het beschermen van de zwakke
partij tegen onszelf in combinatie met het
garanderen van de vrijheid overstijgen we
de natuur. Door het recht van de sterkste
in eigen hand te nemen, bijvoorbeeld in
de bio-industrie of in de plezierjacht,
vervalt de mens in liefdeloos of onverschillig
gedrag. Het feit dat een jager of een varkensboer
er belang bij heeft dat dieren gezond zijn
en goed gevoerd worden, moet meer worden
gezien als een sportief of economisch belang
dan als zorg.
Inconsequent beleid ten aanzien van dieren
De mens is in wezen een diersoort. Net als mensen hebben dieren een bewustzijn
en intelligentie. Het is alleen minder ver
ontwikkeld en we
noemen het anders. Dit wil overigens
niet zeggen dat de mens op een hoger plan
staat, het betekent alleen dat de mens meer
macht heeft dan het dier. Vergelijkbaar
met de positie van kinderen ten opzichte
van volwassenen.
Het dier is helaas nauwelijks bij machte
om ons duidelijk te maken in hoeverre het
onder menselijk handelen te lijden heeft.
Je kunt ook omgekeerd stellen dat mensen
nauwelijks in staat zijn om de signalen
van het dier over zijn lijden op te vangen.
De boodschap hiervan is dat we op geen
enkele grond kunnen verdedigen dat de mens
meer grondrechten dan een dier heeft. Het
dier heeft evenveel recht op vrijheid.
Het recht op vrijheid geldt onvoorwaardelijk
Je hoeft je vrijheid niet te verdienen,
die is je onvoorwaardelijk gegeven. De mens
heeft wel plichten, maar die komen voort
uit de grotere verantwoordelijkheid dan
hij soms kan dragen.
Voor het individuele dier is vrijheid niet
vanzelfsprekend. Als de diersoort economisch
aantrekkelijk is, lief om te aaien of lekker
om te eten, voert de mens een inconsequent
beleid. Een dier kan zich in de bio-industrie
niet aan onvrijheid onttrekken, niet door
zich vrij te kopen, niet door te protesteren,
niet door ziek te worden en niet door boete te doen.
Voor dieren uit de "vrije" natuur
zijn we zo "genereus" dat we (behalve
de jagers) ze onvoorwaardelijk vrij laten.
We plannen zelfs deze vrijheid door ons
land te herverdelen op basis van ecologische
hoofdstructuren. Deze wegen geven plant
en dier de mogelijkheid om binnen zekere
grenzen vrij te reizen en zo de overleving
van de soort te garanderen.
Zolang economisch gebruik van dieren zich
"beperkt" tot het maken van een
omheining rond een wei om het vee binnen
te houden, zullen weinig mensen daar problemen
mee hebben. Het wordt pas een probleem bij
het te extreem inperken van deze individuele
ruimte, zodat er te weinig bewegingsruimte overblijft.
De bio-industrie moet worden ingeperkt en het liefst worden afgeschaft
Mogen we vervolgens de bio-industrie weer grenzen opleggen
of perken we dan het recht op vrijheid van
de bio-industrie op onze beurt weer te ver
in? Op basis van de constatering dat vrijheid
op de belangrijkste gebieden in het leven
een centrale rol speelt, kunnen we niet
anders concluderen dan dat vrijheid ook
voor een economisch aantrekkelijk dier een grondrecht is.
Wat we niet bedoelen
Let wel: hier wordt niet
gepleit voor een recht om niet gegeten te
worden of eindeloos te mogen blijven leven. We doen dat niet om in extreme
gevallen (oorlog of noodweer) ons het recht
voor te behouden om een ander te doden,
die het gemunt heeft op onze vrijheid.
Een individu op zich, bijvoorbeeld als vegetariër,
kan wel voor zichzelf stellen dat een dier
het recht heeft om niet door hem of haar
te worden gegeten. Dit recht om vlees te
eten kun je niet aan een ander ontzeggen.
Er wordt ook niet gepleit voor een gelijke
behandeling of omgang tussen dier en mens.
Dat is ook niet nodig. Net zomin als het
nodig is om eerst aan te tonen dat dieren
kunnen lijden of gevoelens of bewustzijn
hebben of intrinsieke
waarde bezitten, voordat we met hun
grondrechten rekening zouden moeten houden.
We vragen mensen ook niet om eerst te bewijzen
dat hun welzijn wordt aangetast, voordat
we hun grondrechten respecteren, terwijl
een mens dat voor zichzelf veel gemakkelijker
kan bewijzen dan een mens voor een dier.
Wel wordt gepleit voor gelijke grondrechten
voor alle dieren onderling. Dierenrechten
gaan over een dierwaardig leven vóór de
dood, zoals de mens ook een menswaardig leven wenst.
We moeten consequenties trekken
We vinden dat in de bio-industrie de grondrechten
van het dier geschonden worden door de extreme
inperking van de bewegingsvrijheid, door
belemmering om natuurlijk gedrag te vertonen,
door hen op te voeren tot onnatuurlijke
gewichtstoename en door de graseters slachtafval
te voeren. Daar komt nog bij dat er een
overproductie is: er wordt voornamelijk
voor het buitenland geproduceerd. Daarmee
wordt het dierenleed des te overbodiger
en het onrecht des te groter. Een afbouw
van de bio-industrie en van de export van haar producten met daarnaast een vervanging
in eigen land door ecologische veehouderij
is een minimale vereiste om aan landbouwhuisdieren recht te kunnen doen.
In de bio-industrie en soms in de politiek
wordt het recht op vrijheid genegeerd en
als het ware doodgezwegen. In een gezonde
maatschappij die haar grondrechten respecteert
en probeert te handhaven zal een dier door
sommigen nog wel worden gegeten, maar heeft
het voor zijn dood een dierwaardig leven.
Voor de overheid betekent dit de morele
plicht om de bio-industrie voor de volle
100% om te bouwen tot een ecologische veehouderij
waarin vrijheid als basis voor welzijn voorop
staat. Het is de taak van de overheid om grenzen te stellen aan het misbruik van de vrijheid die de
mens begaat in de omgang met het dier. Alleen
als de overheid de wet consequent doortrekt
naar dieren kan er daadwerkelijk een einde
worden gemaakt aan het onrecht. Tevens wordt
daarmee haar eigen positie gelegitimeerd;
macht kan en mag alleen worden (over)gedragen
door degene die het misbruik daarvan uitsluit.
Voor de consument geldt dat niet het eten
van vlees verkeerd is, maar het eten van
"besmet" vlees. Je bent
(vrij in) wat je eet, maar kies je voor
het eten van vlees uit de bio-industrie
dan ben je mede verantwoordelijk voor het
in stand houden van de schending van de grondrechten van het dier.
De drogredenen, die vaak gebruikt worden om dieren te misbruiken, staan op papier in een boek via printing on demand. De titel is "Het Smoezenboek". Geïnteresseerd? Ga naar Lulu.com of bol.com.