Hoe groter het bedrijf dat de veehouder
heeft laten zetten des te groter is
zijn financiële en zijn morele
schuld. De veehouder heeft morele schuld
omdat hij werkt met dierenleed. Dit
dierenleed is onnodig, onder andere omdat er sprake
is van een productieoverschot, zo'n 80% van vlees en zuivel wordt geëxporteerd. Vroeger produceerde de boer omdat mensen te
eten moesten hebben om te overleven.
Tegenwoordig eten mensen voedsel waarvoor
de behoefte eerst is geschapen. De agrosector wil niet alleen overleven,
maar ook veel geld verdienen.
Natuurlijk zijn er de consumenten, de
overheid, banken en veevoedermaatschappijen,
die er allemaal aan toe bijgedragen
hebben dat de productie op deze schaal mogelijk is.
Hebzucht en gemakzucht typeert de
eigenaar van grote veebedrijven. Hebzucht,
omdat hij zijn geweten tot zwijgen
heeft gebracht en zo hoopt via het
"mesten van dieren" een
vet inkomen te verwerven.
Gemakzucht, omdat hij te beroerd was
om te kiezen voor een fatsoenlijk
beroep of voor een bedrijfsvoering,
die iets langer duurt om een hoog
inkomen te verwerven, maar zonder
dierenleed is.
Bio-industrie is een doodlopende weg
Op een vleesvarken, dat een boer een half jaar laat opgroeien zit bij de slacht soms slechts 2 euro marge. Geen wonder dat er duizenden van moeten worden gehouden voor een beetje inkomen.
Ondertussen zitten veel varkenshouders met
grote schulden aan de bank. Maar in
plaats dat zij zich failliet laten verklaren,
modderen (frauderen) ze verder, want het wonen op
het platteland is vanwege de vrijheid
aantrekkelijker dan wonen in een dorp
of in de stad. Dat is hen gegund, maar
wat meer creativiteit en een positieve
instelling in het zoeken naar verantwoorde
bedrijfsvoering wordt toch node gemist.
Waarom doorgaan op een letterlijk doodlopende
weg als de samenleving zo duidelijk
aangeeft behoefte heeft aan positieve
invulling van de ruimte op het platteland?
Failliet gaan is een drama,
maar die schande is kleiner dan de schande
om via onnodig dierenleed je geld te
verdienen.
Eerlijkheid duurt het langst, oftewel eerlijkheid
is het duurzaamst. De intensieve veehouder
kiest voor het vlugge kapitaal, omdat
hij weet dat hij niet echt wordt tegengehouden
door de rest van de maatschappij. Die
durft niet op te treden of steekt de
kop in het zand omdat het voordeel heeft
aan de lage prijzen van het vlees en
de zuivelproducten. Goedkoop is duurkoop,
maar het duurt lang voordat de negatieve
effecten zichtbaar zijn voor de consument.
Gezondheidsklachten, milieuvervuiling,
ruimtetekort en klimaatopwarming hebben hun tijd nodig om
de kritieke grens te overschrijden.
Beter ten halve gekeerd, dan ten hele gedwaald.
Terwijl veehouders zelf het verdienmodel zijn van de grote veevoederbedrijven en van de melk- en vleesverwerkende organisaties, boeren niet alle boeren slecht. Sommige boeren met weinig vee weten prima de tering naar de nering te zetten. Andere boeren stoppen en hun dierrechten worden overgenomen door andere boeren. En daarvan draait een deel financieel goed en een deel worstelt met schulden. Onder melkveehouders en varkensbarons zijn veel miljonairs.
Er zijn financieel en moreel gezonde alternatieven
Het is als de kikker die in een pan
met koud water wordt gegooid en er niet
uitspringt omdat het water slechts langzaam
het kookpunt bereikt. Hij heeft niet
door dat hij wordt gekookt.
De belastingbetaler in Nederland heeft
niet door dat hij de kikker is, op wiens
zak de intensieve veehouder teert. De
gewone burger, de consument is uiteindelijk
de dupe van de hebzucht van de veehouder.
Het is zijn leven waarvan de kwaliteit
vermindert, kwaliteit die bestaat uit
gezondheid, een schoon milieu, een schoon
geweten, afwisselende natuur, ruimte
om te leven en smakelijk voedsel. Deze
kwaliteit haalt hij nu op vliegvakantie uit het buitenland
waarmee hij op zijn beurt weer het proces van degeneratie
in eigen land en klimaatopwarming versnelt.
Het imago
van de boer wordt in ras tempo verziekt
door de individuen die het niet zo
nauw nemen met dierenwelzijn. Daardoor
moeten uiteindelijk meer boeren het
veld ruimen dan nodig is.
Zou de landbouw in Nederland naar
biologische leest worden omgeschoold
en de immorele
export van vlees en zuivel (veestapel) worden
afgebouwd, dan krijgen de boeren in
ons land weer bestaansrecht, omdat
zij pas dan een eerlijk product voor
de eigen bevolking produceren.
Zie ook: Rabobank: van Amazonewoud tot kippenbout De spil van de soja-connectie Wereldwijd de financiële nummer één in de voedselketen wil de Rabobank zijn. En dus wordt de Sojakoning van Brazilië gefinancierd, die niks geeft om het Amazonewoud en die de grondstof levert voor de thuisbasis van de Rabobank: de Nederlandse bio-industrie. "Met honderdduizend kleine boeren werken is veel te duur en bewerkelijk".
Michiel Bussink