Na de varkenspest en de vogelpest zijn miljarden Euro's uitgegeven om de veehouders de waarde van hun veestapel te vergoeden.
Toch zijn gelukkig ook een aantal boeren opgehouden met de intensieve veehouderij.
Omdat een boer na een ruiming zijn stallen een minimale periode leeg moe(s)t
laten en daar niet voor werd vergoed,
was voor een aantal boeren het einde
van de lat in zicht. Veel boeren zijn
in financiële
problemen (geraakt), maar zij geven tegen beter weten (nog) niet op.
De vergoedingen van de geruimde veestapels
worden uitbetaald door de Nederlandse
overheid en de Europese Unie.
De omvang van de dierziektes en als
gevolg daarvan de vergoedingen zijn
gerelateerd aan de (te) grote veestapel
in ons land. De vaderlandse veestapel
is veel groter dan nodig is voor het
bevoorraden van de eigen bevolking:
Minimaal 70% wordt geëxporteerd.
Dit betekent dat er een aantal groepen
in de Europese Unie meebetaalt aan
zaken waar ze nadeel van ondervinden.
Allereerst de Europese belastingbetaler
die betaalt voor het in stand houden
van een Nederlandse exportmarkt
die de boeren in eigen land beconcurreert.
Dit betekent dat deze buitenlandse
boeren moeten overwegen of om minder
te verdienen of ook deel te nemen
aan de bio-industrie. Buitenlandse
bio-industrie kan concurrerend zijn
omdat zij te maken hebben met lagere
grondprijzen en loonkosten.
Ten tweede de vegetariërs
in de EU. Zij betalen via hun belastingen
mee aan in stand houden van een sector
die zij (moreel) afwijzen en waarvan
ze geen gebruik maken.
De buitenlandse veehouder wordt
beconcurreerd door de Nederlandse
veehouder die door te beknibbelen
op dierenwelzijnseisen goedkoper
werkt.
De biologische en biodynamische
sector. Door de lage prijs van producten
uit de bio-industrie is het lastig
om te concurreren. De omvang de
sector blijft klein en de aantrekkelijkheid
van omschakeling is gering.
Wil men in ons land verder met een verantwoorde
veehouderij dan zal oneerlijke concurrentie
van bio-industrie via import uit het
buitenland moeten worden tegengehouden.
Iets dergelijks is alleen bespreekbaar
wanneer ons land haar veestapel zelf
krimpt tot nationaal niveau.
Weliswaar is er het streven naar een globale,
vrije markt, maar uitzonderingen zijn mogelijk.
"Waar een wil is, is een weg".
Dierziektes zouden een normaal verschijnsel
moeten zijn in de veehouderij. Weliswaar
is er het risico dat zieke dieren sterven,
het dwingt de veehouder om dieren te
houden die geselecteerd zijn op een
zekere minimale gezondheid. Mogelijk
zijn dit dieren die minder snel op een
slachtgewicht komen of slachtrijp zijn,
dus een hogere vleesprijs zou de pijn
verzachten. Overigens is het welzijn
van dergelijke dieren doorgaans hoger
dan van de snelle groeiers uit de intensieve veehouderij.
Het voorkomen van dierziektes kan met
preventieve inentingen. Voor de veehouder
die dit te duur vindt, zou moeten gelden
dat hij een dierziekte laat uitwoeden.
Voor de binnenlandse markt zouden geen
belemmeringen moeten bestaan voor vlees
en zuivel waarin antistoffen tegen ziektes
worden aangetroffen. Massale ruimingen,
waarbij ook nog eens de dieren van de
hobbyboeren het moeten ontgelden, zouden
dan verleden tijd zijn.
Wanneer de
veestapel in ons land krimpt en ecologische
bedrijfsvoering wordt gesteund, verdwijnen
voornamelijk de niet-grondgebonden bedrijven. Dat zijn bedrijven die geen
eigen grond hebben om veevoeder op te
verbouwen. Dit zijn toch al bedrijven
die in mindere mate meewerken aan een
gesloten kringloop van voer en meststoffen.
Het voer uit de bio-industrie is vaak
afkomstig uit de derde wereld, maar
de mest wordt in eigen land "verwerkt".
Het gevolg is vervuild grond- en oppervlaktewater.
Hierdoor stijgen de kosten van waterzuivering
en wordt de gezondheid van de bevolking
benadeeld.
Samengevat: bij een gezonde veehouderij
met een omvang berekend op de menselijke
maat zijn veel mensen in eigen en buitenland
gebaat.
Stress-RSI-slijtersziekte-MKZ-BSE-CJD
Fast-food in een druk-druk-druk-samenleving is dat wel gezond?
Als een oneindige rij vallende domino-stenen
woekeren ziekten als AIDS onder mensen
en BSE onder dieren voort.
Veel werkende mensen vertonen symptomen
als burn-out door stress en hebben
RSI door overbelasting.
Bij koeien zijn de symptomen de slijtersziekte en bij varkens
Postweaning Multisystemic Wasting
Syndrome (PMWS) oftewel wegkwijnziekte.
Vermoedelijk is dit het gevolg van
verkeerd voedsel, huisvesting en
het bedrijven van topsport.
Er zijn maar weinigen die echt profiteren
van de topsport-economie, maar wie
weet de op hol geslagen rat-race
op tijd te stoppen?
Er is geen tijd meer voor mens en
dier om ziek te worden. Zieke dieren
leiden tot achterstand in de snelheid
van groeien en betekenen verlies in
opbrengst. Een ziek dier moet met
preventief voeren met antibiotica
worden voorkomen en anders maar worden geruimd.
Zieke vicieuze cirkels
"Je bent wat je eet", wanneer
dit letterlijk op zou gaan dan zou
de Nederlander nu ook de symptomen
vertonen die de dieren uit de intensieve
veehouderij reeds vertonen: slijtage
en gaten in het hersenweefsel. Zieke
dieren en slachtafval worden in de
voedselkringloop gebracht via runderen
die normaal geen (ziek) vlees eten.
Dit is de oorzaak van BSE.
De gaten in het hersenweefsel van
door BSE getroffen koeien staan symbool
voor het figuurlijke gat in het gezichtsveld
van de consument. Die weet best wat
er mis is in de intensieve veehouderij
maar negeert de signalen en koopt
toch goedkoop vlees afkomstig uit deze sector.
De consument wordt als het ware op
het spek gebonden door de verleiding
met onredelijk lage prijzen voor vlees
en zuivel. Dit is onredelijk omdat
de belastingbetaler en het dier het
verschil betalen. De vegetariër
betaalt mee aan een systeem die hij verafschuwt.
Wat is er mis met export?
De im- en export van vlees en zuivel is de
steunbeer onder de bio-industrie.
Export kan alleen via overproductie
en is alleen lonend als er meer bezuinigd
wordt op zaken als welzijn dan de
(buitenlandse) concurrentie doet.
De intensieve veehouderij wordt in
stand gehouden door Europese subsidies
die ten laste komen van de belastingbetaler.
Op de huidige wijze krijgt een gezond
alternatief als een ecologisch werkende
landbouw nauwelijks een reële kans.
Het is niet alleen het dier maar ook
de veehouder die slaaf is van het huidige systeem.
Is de vleesprijs wel laag?
Waarom verslepen we vlees van het ene naar
het andere land? Het heeft vrijwel
dezelfde smaak en kwaliteit, dat kan
toch nooit uit?
Dat kan alleen uit als je boeren tegen
elkaar laat concurreren. Wie zijn
daarvan de dupe en kan dit worden voorkomen?
Een regionale oriëntatie is beter
voor het dierenwelzijn, de producent,
het milieu (klimaat) en is ook eerlijker
voor de consument. Iemand die er voor
kiest om vlees en zuivelproducten
te eten, zou een eerlijke prijs moeten
betalen. Bij een eerlijke prijs wordt
niemand de dupe en profiteert iedereen.
Wat moet er gebeuren?
Betekent de verleiding van de lage vleesprijs
dat er toch niets zal veranderen en
dat de uitbuiting van het dier via
de intensieve veehouderij altijd zal blijven bestaan?
Het antwoord hangt er vanaf of de
samenleving bereid is om grenzen
te stellen: aan zichzelf en aan
anderen. Onze welvaart maakt het mogelijk
om een prijs voor vlees en zuivel
te berekenen, waarin alle schade aan
het milieu en het garanderen van het
welzijn van het dier zijn doorberekend.
Om oneerlijke concurrentie vanuit
en naar het buitenland te voorkomen
zouden de grenzen
moeten worden geslotenvoor de
im- en export van vlees en zuivel.
Daarmee houdt ook de noodzaak op om
het totale systeem in stand te houden
via Europese subsidies.
De Nederlandse belastingbetaler betaalt
bijvoorbeeld al jaren miljoenen voor
het vernietigen van Engelse runderen
die ouder zijn dan 30 maanden.
Gezond verder
Pas na het stoppen van de waanzinnige economische
groeidwang (die heeft geleid tot gekke
koeien, varkenspest en vogelpest)
is een veehouderij mogelijk waarin
dieren op een gezonde manier leven,
die producten oplevert die voor de
consument gezond zijn. Pas na het
maken van een uitzondering in de vrije
markt afspraken kan een ecologisch
verantwoorde landbouw zich ontwikkelen;
pas dan kan de consument een gezonde
keuze maken: wil deze vlees
eten, dan betaalt hij voor alle
gevolgen. Wil hij geen vlees eten
dan is het alternatief betaalbaar
en draait hij niet via de belasting
op voor het handhaven van het failliete
systeem van de intensieve veehouderij.
Zie ook Koos
van Zomeren in het NRC over het failliet
van de bio-industrie.
Overzicht dierziektes van 1996 tot en met 2003
(bron: ANP)
1996 De gekkekoeienziekte BSE blijkt gevaarlijk voor mensen
Het
nuttigen van besmette runderorganen
veroorzaakt de fatale hersenziekte
Creutzfeldt-Jakob. BSE blijkt wijdverspreid
onder Britse runderen, omdat kadavers
van zieke runderen zijn verwerkt in
veevoer. In de navolgende jaren verbiedt
de overheid deze verwerking steeds
verdergaand.
1997 Varkenspest
In februari
breekt varkenspest uit in de Peel,
het hart van de Nederlandse varkenshouderij.
Het besmettelijke virus verspreidt
zich snel door Zuid-Nederland. Binnen
een jaar raken varkens op 429 Nederlandse
boerderijen besmet. De dieren worden
geruimd. Om verspreiding van het virus
te voorkomen vernietigt de overheid
van nog eens 1286 bedrijven de varkensstapel.
In totaal 1,8 miljoen dieren worden
afgemaakt. Vele boeren mogen ondertussen
geen varkens afvoeren. De beesten
worden te zwaar en baren zinloze biggen.
De overheid koopt 8,1 miljoen overbodige
biggen en te zware varkens. De biggen
worden doodgespoten, wat tot veel
commotie leidt. De bestrijding kost
ruim 1,3 miljard euro, wat grotendeels
wordt betaald door de Europese Commissie.
1999 Dioxine in veevoer
het Belgische bedrijf Verkest vermengt
afgewerkte motorolie in vet voor veevoer.
Belgische kippen krijgen daardoor
te veel kankerverwekkende dioxine
in hun vlees en eieren. Tegen de tijd
dat het schandaal aan het licht komt,
is het materiaal al verwerkt in producten.
Nederlandse supermarkten moeten honderden
soorten producten uit de schappen
terughalen. De late reactie kost in
België ministers de kop. In Nederland
komt staatssecretaris Faber (Landbouw)
weg met een standje van de Tweede
Kamer.
2001 Mond- en klauwzeer (MKZ)
Het virus woedt massaal in het Verenigd
Koninkrijk en springt in februari
en maart via Frankrijk over naar de
Veluwe en Friesland. In Nederland
raken dieren op 26 bedrijven besmet.
Om het zeer besmettelijke virus te
bestrijden, ruimt de overheid 265.000
dieren op ruim 2600 omliggende veehouderijen.
Export van landbouwproducten is lange
tijd niet mogelijk.
2002 MPA-hormoon in veevoer
Het Belgische bedrijf Bioland mengt
Iers farmaceutisch afval in veevoer.
Daardoor krijgen varkens het hormoon
MPA binnen en worden ze tijdelijk
onvruchtbaar. MPA is niet gevaarlijk
voor de volksgezondheid, maar voor
de zekerheid worden minstens 20.000
besmette varkens vernietigd. Minister
Veerman (Landbouw) schat de kosten
voor Nederland op ruim 100 miljoen
euro.
2003 Dioxine in Duits
veevoer
In Duitsland wordt te veel
dioxine ontdekt in een grondstof voor
veevoer. Het bedrijf heeft ook aan
Nederland geleverd. Nog onzeker is
of hier ook te veel dioxine in zit.
Uit voorzorg verbiedt het ministerie
243 veebedrijven om dieren aan slachterijen
te leveren.
Vogelpest
Eind februari
vinden boeren in en rond Barneveld
abnormaal veel dode kippen in hun
stallen. Het blijkt te gaan om aviaire
influenza, oftewel klassieke vogelpest.
Het ministerie van Landbouw stelt
een vervoersverbod voor pluimvee in
en besluit tot het ruimen van pluimveebedrijven
in de directe omgeving van besmettingshaarden.
De ziekte verspreidt zich naar Zeeland,
Noord-Brabant en Limburg. Begin juli
staan 1300 pluimveebedrijven leeg,
het aantal kippen in Nederland is
in enkele maanden teruggelopen van
90 miljoen naar 40 miljoen. Eind augustus
verklaart minister Veerman Nederland
vogelpest-vrij. De crisis kostte de
pluimveesector ongeveer 2,5 miljard
euro aan omzet en een half miljard
winst.
Blackhead:
Medio
oktober wordt op twee kalkoenhouderijen
rond het Midden-Limburgse Leveroy
de besmettelijke ziekte blackhead
geconstateerd. Bestrijding van de
"zwartekoppenziekte" stuit
op bezwaren van Brussel, omdat het
te gebruiken medicijn mogelijk kankerverwekkend
is voor mensen. Blackhead wordt veroorzaakt
door een eencellig organisme, dat
voorkomt in eitjes van een spoelworm.
Deze eitjes kwamen in de stallen van
de kalkoenenhouders terecht via de
zogeheten verklikkippen, die na de
vogelpest werden uitgezet om te controleren
of die ziekte nog aanwezig was.