door Koos van Zomeren (NRC 20 april
2002)Levende Have
Voor sportvissers hebben we in ons
land een blad dat Beet heet. Foto's van echte mannen
die een pas gevangen kanjer in hun armen nemen worden
hierin afgewisseld met teksten die vissen tot een onontkoombare
bezigheid maken. 'Ik vis omdat ik niet geboren ben om
als gevangene te leven, temidden van steen en beton'.
In januari kwamen ze bij Beet op het idee om eens wat
voor de jeugd te doen. In samenwerking met handelaren
in hengelsportartikelen, die hebben ook zo hun idealen,
werd het initiatief genomen tot de Nationale Schoolvis
Competitie. Inmiddels hebben zich volgens Beet zo'n
veertig scholen aangemeld.
Het is een wedstrijd voor basisscholen en er wordt gestreden
in drie leeftijdscategorieën, op woensdag 5 juni
van 14.00 tot 16.00 uur. Organisatoren wordt op het
hart gedrukt om voor kindvriendelijk viswater te zorgen,
dus geen hoge of steile oevers. Aas en voer zijn vrij,
met uitzondering van muggenlarven. Leefnetten dienen
minimaal twee meter lang te zijn en goed gestrekt in
het water te staan. De vis wordt direct na afloop gewogen
en teruggezet. De prijsuitreiking vindt plaats aan de
waterkant. Winnaars kunnen vervolgens deelnemen aan
de Nationale Schoolvis Finale, op 15 juni aan de lage
vaart in Flevoland.
Goed, die mensen vissen met overtuiging en deze overtuiging
proberen ze uit te dragen, dat is logisch. Hun staat
niets anders voor ogen dan kinderen liefde voor water
en respect voor vis bij te brengen. Voor het kwellen
van dieren vind je in Nederland natuurlijk niemand.
Toch zijn er tegenstanders. Dierenvrienden van
diverse pluimage hebben zich verenigd in de actiegroep Nietindehaak.
Ze hebben de tweeduizend basischolen per e-mail
opgeroepen om niet met Beet mee te doen. Ze hebben
bovendien een internetsite geopend, waarop zich
een visserijoorlogje kan ontwikkelen. Een nieuw
slagveld, de bekende schotenwisselingen.
Wie tegen vissen is, is helemaal tegen vissen voor kinderen,
dat is ook logisch. Van kinderen kun je meer onrust
aan het water verwachten en minder ervaring of consideratie
bij het hanteren van gevangen vis. Kinderen zullen ook
meer tuig verspelen of uit onachtzaamheid achterlaten
in de natuur. (En nu zeggen ze bij Beet: maar wij gaan
ze nou juist leren om dat niet te doen.)
De Dierenbescherming heeft intussen besloten om haar
eigen jeugdbeweging in het geweer te brengen, Kids for
animals. Ze waren daar al van plan een wedstrijd te
organiseren voor de diervriendelijkste school van Nederland
en die wordt nu als tegenhanger van de schoolviscompetitie
van Beet gepresenteerd. Welke school bekommert zich
het meest om dieren in nood? Tegen de viswedstrijd zal
op 5 juni her en der worden gedemonstreerd. Op ludieke
wijze.
Kids for animals - ik zou wel eens wellen weten wat
ze daarvan vinden bij Kids in favour of their own language
(KIFOTOL). Maar deze zijsprong hoeft iemand er niet
van te weerhouden om te vragen hoeveel vissen er nu
eigenlijk gevangen worden in Nederland.
Dat weet waarschijnlijk geen mens, zeggen ze bij de
Dierenbescherming, maar het volgende rekensommetje geeft
misschien een aanwijzing voor de orde van grootte waarin
je moet denken. Een miljoen sportvissers. Stel dat die
gemiddeld eens in de veertien dagen gaan vissen en dan
een vis vangen - dan zit je al op 26 miljoen
maal beet per jaar.
Stel dat al die vissen het zouden uitschreeuwen van
pijn… de geluidsoverlast!
Begin april heeft mevrouw Faber, staatssecretaris
van Landbouw Natuurbeheer en Visserij, een nota uitgebracht
onder de titel de waarde van vis. Dat vissen pijn kennen,
zegt deze nota, zal wel nooit bewezen worden. En dat
vissen geen pijn kennen, zegt deze nota, zal ook wel
nooit bewezen worden. Al met al, verzekert deze nota,
heeft het welzijn van vissen, hoewel het maatschappelijk
debat erover nog in de kinderschoenen staat, nu voortaan
de volle aandacht van de overheid.
Uit de nota komt de sportvisserij verder als een betrekkelijk
onschuldig tijdverdrijf naar voren. Vissen die van de
haak worden gehaald en in het water teruggezet vertonen
een nauwelijks verhoogde sterfte. Van de opslag in een
leefnet, wat door vissen als buitengewoon onaangenaam
moet worden ervaren - vandaar ook dat de Dierenbescherming
het wedstrijdvissen als de meest verderfelijke vorm
van vissen beschouwt - ook daarvan schijnen de dieren
nauwelijks nadeel te ondervinden.
Bel je vervolgens met prof.dr. H.J.Th. Goos, endocrinologie
in Utrecht, dan krijg je te horen dat wel of geen pijn
bij vissen inderdaad een heilloze discussie is. Hun
zenuwstelsel is zo anders georganiseerd dan het onze,
dat je onherroepelijk in de knoei komt met je definitie
van pijn.
"Maar" voegt hij eraan toe, "ik heb mijn
hele leven met vissen gewerkt, en ik weet wel dat ze
ontzettend bang kunnen zijn."
"Ontzettend bang?"
"Ontzettend bang."
Vissen die zich lekker voelen, vissen die zich ellendig
voelen - prof. Goos gebruikt dit soort termen op een
heel natuurlijke manier.
Je kunt die andere organisatie van het zenuwstelsel
overigens ook opvatten als de oorzaak van meer
of in ieder geval langduriger pijn. Bij de meeste gewervelde
dieren hoef je de nek maar te breken om er een eind
aan te maken. Maar een paling worstelt met een gebroken
nek gewoon verder. Wat dat betreft is het al even veelzeggend
als sinister dat mevrouw Faber in haar nota geen
oplossing weet voor het doden van gekweekte palingen
(en meervallen).
Ga ik ten slotte bij mezelf te rade, dan moet ik zeggen
dat pijn of geen pijn bij vissen maar zijdelings een
rol speelt. Voor mij is het meer een kwestie van sentiment
dan van standpunt. Ik vind vissen, ik bedoel: het vangen
van vissen, gewoon weerzinwekkend om te zien, een
van die uitingen van menselijk gedrag waarvan je langs
de openbare weg verschoond zou willen blijven.
Bij andere jachtactiviteiten worden dieren tenminste
nog in hun natuurlijke element gelaten. Vissen niet.
Perfect op hun plaats in het water, worden ze in één
ruk in een totaal andere, onbekende onbestaanbare wereld
gebracht, een wereld waarin ze niet anders dan machteloos
en potsierlijk kunnen zijn, blind en verdoemd, snakkend
naar adem. Ik begrijp daar de sport niet van.
Het aardigste deel van mijn jeugd heb ik doorgebracht
in een omgeving waar volop gevist werd. Daar was bijvoorbeeld
een oom van mijn vader die clandestien fuiken zette
(en hazen strikte, en varkens slachtte). Ik herinner
mij de smaak van gebakken voorntjes, heerlijk.
Jarenlang ben ik de sportvissers die op mijn weg kwamen
als late representanten van dat dorp blijven zien. Ik
was het niet met ze eens, maar ik dacht ze wel te kennen,
te begrijpen. En op een gegeven moment hield dat op.
Ik groet geen sportvissers meer.
Soms maken ze het je makkelijk. Dan blijven ze dwars
op je pad zitten. Of ze hebben een spelende radio op
het bakje met maden staan. Of ze zien er bespottelijk
uit. Of het is een vrouw. Of ze hebben net beet.
Maar ze kunnen je het ook knap lastig maken, tanige
levensgenieters die je al van verre hun 'goede morgen'
toeroepen, die hun hengel aan de kant schuiven en trouwhartig
naar je op kijken, geen greintje kwaad. Als je dan niet
blijft staan om een praatje te maken, om te vragen of
ze nogal willen bijten vandaag… als je dan zwijgend
doorloopt, voel je je een geweldig chagrijn. Maar dat
moet dan maar. Dit is mijn actie: geen goedemorgen
voor sportvissers.