100% biologische landbouw is mogelijk in Nederland
Varkens- en kippenpest, BSE en MKZ. Dat
de bio-industrie tegen zijn grenzen aanloopt, daarover
lijkt bijna iedereen het eens. Maar hoe draai je de ontwikkeling
terug? Een volledig biologische landbouw? Een rondgang
levert een verrassend antwoord op. 'Ja, het kan'.
Geschreven door Caspar Janssen in de Volkskrant
van 29 november 2003 met als titel "Dromen van Arcadië".
Een honderd procent biologische landbouw,
of dat kan in Nederland? Cees van Bruchem en Hans van
Meijl, beiden verbonden aan het Landbouw Economisch
Instituut (LEI),
barsten niet uit in hoongelach vanwege de naïeeve
vraag. Integendeel, het lijkt wel of de twee landbouweconomen
alles uit de kast halen om de voor hen ongebruikelijke
denkoefening tot een goed einde te brengen. In de loop
van het gesprek wordt de stapel rapporten en boeken
op de tafel almaar hoger, de computer wordt ingeschakeld,
de rekenmachine komt er aan te pas en na twee uur komen
ze in perfecte samenspraak tot een conclusie.
'ja, het kan', zegt Cees van Bruchem. 'Met een iets
aangepast voedingspatroon kun je de Nederlandse bevolking
voeden als je de huidige, gangbare landbouw vervangt
door biologische productie'.
Hans van Meijl, verbaasd: 'Dat had ik vooraf niet gedacht'.
De vraag kwam niet zomaar uit de lucht vallen. De discussie
over de toekomst van de landbouw en de voedselvoorziening
woedt volop. Onder leiding van minister Veerman voerde
de veehouderijsector tot deze maand een nationaal debat
over de transitie van de intensieve veehouderij naar
'duurzaam'. Vanwege varkenspest, gekkekoeienziekte en
mond- en klauwzeer, vanwege Europese Nitraat- en Ammoniakrichtlijnen,
vanwege toenemende concurrentie van goedkope producten
uit het buitenland, vanwege het afnemen van Europese
subsidies, vanwege dierenwelzijn, landschapsbehoud en
milieu. En tegen de achtergrond van een andere heikele
kwestie: genetische modificatie van voedsel.
Bij de tientallen instituten en bureaus die in Nederland
op de een of andere manier met landbouw en voeding te
maken hebben, verschijnen aan de lopende band rapporten
en toekomstscenario's over de agrarische sector. Al
deze plannen hebben een ding gemeen: ze
gaan, begrijpelijkerwijs, uit van de bestaande landbouw,
van bestaande mondiale, Europese en nationale richtlijnen
en afspraken, van de huidige wereldwijde voedselstromen.
Politieke en economische wetten, bezwaren en belangen
staan aanpassingen toe, maar aan de uitgangspunten kan
moeilijk gemorreld worden.
Een mooi moment om de zaak eens om te draaien.
Om het dierenwelzijn, het cultuurlandschap, natuurbehoud
en milieu als startpunt te nemen en vervolgens te kijken
wat de landbouw vermag in een dergelijk model. We verplaatsen
ons daarbij in de idealistisch-romantische medeburger.
We willen koeien zien grazen, varkens zien wroeten en kippen zien scharrelen in de buitenlucht.
We vinden dat het afgelopen moet zijn met de nitraatvergiftiging
van de bodem, het gesleep met (levende) dieren door Europa,
de import van kipfilets uit Brazilië, het milieuvervuilende
gevlieg met vlees, tulpenbollen en tuinbouwproducten over
de wereld en de milieuverwoesting elders, in naam van
onze intensieve landbouw.
We vinden het vreemd dat het
kleine, dichtbevolkte Nederland de derde landbouwexporteur
van de wereld is.
Dus formuleren we fier onze radicale
beginselen en wapenen we ons tegen deskundigen die maar
al te goed weten waarom onze aannames niet kloppen of
waarom iets niet kan. Die houding blijkt tegenover Cees
van Bruchem en Hans van Meijl overtrokken. Zeker, ze
moeten even slikken bij het horen van de kern van ons
model, zijnde: In Nederland bestaat in de nabije toekomst
alleen nog biologische landbouw, geproduceerd op een
gelijkblijvend landbouwareaal; in de winkels mogen alleen
nog biologische voedingsmiddelen liggen.
Maar de twee landbouweconomen gaan vervolgens voortvarend
aan de slag, al lijkt het scenario in eerste instantie
onmogelijk. Hans van Meijl: 'Honderd procent biologische
landbouw…. De doelstelling is nu 10 procent en niemand
gelooft dat we dat gaan halen'.
Er komt een studie van de inmiddels overleden
landbouweconoom Theo Bakker ter tafel, uit 1985, Eten
van eigen bodem. Bakker was de laatste die onderzocht
of Nederland, als de veevoerstroom van over de oceaan zou stilvallen, zou kunnen voorzien
in zijn eigen voedsel. Zijn antwoord luidde destijds:
'Ja, het kan'.
Van Bruchern: 'Je leest vaak dat we met een ecolandbouw
teruggaan naar de Middeleeuwen. Dat is onzin. Ik schat
dat we teruggaan naar het niveau van de jaren zeventig.
Een melkkoe in de biologische veehouderij geeft nu bijna
7000 liter. Dat was het niveau dat normale bedrijven in
1980 haalden. Het is alleen de vraag of je niet vastloopt
met je mineralen. Die stoppen we nu, in de vorm van kunstmest
en veevoer van over de oceaan, van buitenaf in het systeem.
Het is de vraag of je helemaal zonder kunt'.
Desondanks, meent Van Bruchem, is er veel meer mogelijk
dan we denken. 'In de gangbare landbouw worden honderden
miljoenen besteed aan onderzoek en technische ontwikkeling.
Stop datzelfde geld in de ontwikkeling van de ecolandbouw
en je boekt grote resultaten. Ecoboeren behelpen zich
nu vaak nog met verkeerde rassen. Je kunt dus andere rassen
ontwikkelen. Er is een wiedrobot in de maak, een intelligente
wieder. Daarmee kan het handwiedwerk met 95 procent worden
teruggebracht, een uitkomst voor biologische akkerbouwers'.
Hans van Meijl 'De gangbare tuinbouw gaat
steeds meer in de richting van ecologische tuinbouw. Ze
hebben in kassen bijen en hommels rondvliegen, het pesticidengebruik
is bijna helemaal weg. De vraag is alleen: moet alles
per se grondgebonden zijn, of mag het ook op een substraat?
En mag een kasgasgestookt zijn? Hoever wil je gaan met
dit experiment'?
We laten het nog even in het midden. Biologisch is biologisch,
bovendien: kassen zijn bepaald geen sieraad voor het landschap.
Anderzijds: er moeten compromissen mogelijk zijn.
Eerst maar de gevolgen voor de veestapel. Als de beesten
de ruimte moeten krijgen op het huidige landbouwareaal
en als de import van veevoer tot een minimum wordt beperkt,
dan zullen er heel wat verdwijnen. Met een flinke slag
om de arm komen Van Bruchem en Van Meijl uit op 60 procent
minder runderen, 80 procent minder kippen en zelfs 90
procent minder varkens.
Van Meijl: 'Uit biologisch oogpunt
is de productie van varkensvlees inefficiënt. Voor
iedere kilo vlees heb je zeker twee, drie kilo aan grondstoffen
nodig'.
De consumptie
van varkensvlees zal dus afnemen, al is tweederde
nu bestemd voor de export.
Rundvlees blijft er voldoende, evenals melk en melkproducten.
Er zal een verschuiving optreden naar het telen en de
consumptie van groenten en granen. Van Bruchem vermoedt dat de totale vleesconsumptie zal
terugvallen tot het niveau van 1980: ongeveer 70 kilo
per hoofd van de bevolking. Ter vergelijking: in 1950
aten we 35 kilo per hoofd, in 2001 85 kilo. De export
valt nagenoeg weg, de productie zakt terug met 30 tot
40 procent, de prijzen zullen evenredig stijgen, wat volgens
Van Bruchem en Van Meijl zou betekenen dat we in plaats
van 12 procent ongeveer 16 procent van ons inkomen aan
voedsel gaan besteden. 'Dat scheelt twee dagen vakantie
per jaar', relativeert Van Bruchem. 'In 1970 gaf een gemiddeld
gezin in Nederland nog dertig procent uit aan voedsel.
We zouden hiermee terugvallen op het niveau van 1985'.
Het aandeel van de landbouwsector in de economie zal ongeveer
halveren, dat wel. 'Maar wat dan nog, zegt Van Bruchem,
'dan missen we 3 procent van het nationaal inkomen. Dat
is de groei van anderhalf jaar'.
Er staat veel 'welzijnswinst' tegenover. Cees van Bruchem:
'Biodiversiteit, landschap, rust, ruimte, minder stress,
minder files, minder milieuvervuiling. Maar ook andere
economische activiteiten. Ik zou het nog niet zo gek vinden
als we deze richting op gingen'.
Toch wringt er het nodige aan ons model,
vinden ook de twee landbouweconomen. Het is stringent,
erg stringent. Ons voedselpakket wordt schraler. De biologische
landbouw kan meer leveren dan we misschien denken (het
teeltplan van een beetje biologische boerderij bevat al
gauw vijftig verschillende groenten en vruchten, ook rucola
en knoflook) en we hoeven de winter heus niet door te
komen op winterwortels en kool, maar wel zijn producten
als aardbeien en tomaten bijna alleen nog beschikbaar
in het seizoen.
Dat is een logisch gevolg van ons model, maar de vraag
is of het importverbod zich ook moet uitstrekken tot producten
die nu uberhaupt niet in Nederland worden geteeld,
zoals sinaasappels, kiwi's, mango's, avocado's en andere
exotische vruchten. Dan hebben we het nog niet over koffie,
cacao en tabak. We willen wel de lusten, maar niet teveel
lasten.
Een volledig importverbod druist niet alleen in tegen
de internationale handelsregels, het is onrealistisch
en ook uit economisch oogpunt ongewenst. Er zal een compromis
gevonden moeten worden, waarbij import en export mogelijk
is zonder dat het ecologische aanbod in de winkel wordt
weggeconcurreerd. Van Bruchem geeft alvast een aanzet.
'Je zult er niet omheen kunnen je markt te beschermen
door subsidies, of juist door heffingen en milieubelastingen.
Om te beginnen zou er eindelijk eens een flinke heffing op kerosine moeten komen'.
Niemand beter geschikt om tegengas te geven dan Peter
Smeets van het Wageningse onderzoeksbureau Alterra. Smeets
is een pleitbezorger van wat in de media de 'varkensflat'
is gaan heten, een omstreden, maar door deskundigen geroemd
plan voor een agro-productiecomplex, een soort gemengd
bedrijf, maar dan in etages. Een realistisch alternatief
voor het 'dromen van Arcadië, aldus Smeets.
Hij prikt graag een aantal mythes door. Bijvoorbeeld aan
de hand van de tractor. Een trekker fabriceren, zegt Smeets,
kost ook energie. 'Dat moet je meetellen'. Daarmee komt
hij op een volgend punt. 'Als je de trekker wel toestaat,
maar je mag niet met een bulkcarrier over zee varen, dan
maak je een rare tegenstelling. De Deense varkenshouderij,
waar de boeren het graan voor hun varkens uit de directe
omgeving halen, is wat betreft het fossiele energiegebruik
even duur uit als de Nederlandse varkenshouderij die ongeveer
een gelijkwaardige hoeveelheid voedingstoffen per bulkcarrier
laat aanvoeren. Het laatste wat je dus omwille van de
duurzaamheid moet afschaffen is dat hele grote zeeschip
dat met een relatief klein motortje 22.0000 ton veevoer
over de oceaan brengt. Ik zou eerder de trekker afschaffen'.
Nog zo'n mythe,
aldus Smeets: de zogeheten voetafdrukgedachte,
de aanname dat de Nederlandse landbouw buiten ons land
vijf keer zoveel grond gebruikt en verpest dan in Nederland
zelf. 'Tweederde van onze landbouwproductie gaat het land
weer uit. De juiste verhouding is dus 5 op 8. Daarnaast:
als Nederland ophoudt met het importeren van sojaresten,
citruspulp en raapzaadresten om het hier aan de varkens
te voeren, dan gaan ze die resten daar weer verbranden,
zoals ze vroeger deden'.
Wat Smeets maar wil zeggen: de intensieve veehouderij
is een mondiaal georganiseerde afvalverwerking. Een heel
efficiënt systeem. En de intensieve veehouderij is
in Europa altijd dichtbij de grote havens gevestigd; op
die manier kunnen ze de mondiale afvalstromen naar zich
toehalen. Heel logisch dus dat Nederland een grote intensieve
veehouderij heeft.
Met grootschaligheid is niets mis, aldus Smeets, die vermoedt
dat de toestand van de kippen, de varkens en het milieu
er in de wereld per saldo op achteruit zal gaan als Nederland
kiest voor een volstrekt biologische productiewijze. 'Bijna
nergens is het met het dierenwelzijn zo goed gesteld als
in Nederland. Ik zeg altijd: als het aan de varkens lag,
kwamen ze bij ons in de flat wonen. En als wij er mee
stoppen, dan zullen ze elders de productie overnemen,
met alle gevolgen van dien'.
Smeets ziet de oplossing voor milieuproblemen eerder in
'precisielandbouw'. 'Met het kunstmestgebruik zijn we
doorgeschoten. En ook de distributie kan veel efficiënter
en schoner. Maar dat zijn problemen die met technische
middelen, kennis en intelligentie opgelost kunnen worden'.
We geven ons niet zomaar gewonnen. Waarom zou de situatie
verslechteren al onze landbouw biologisch wordt, vragen
we ons af. Alsof in omringende landen niet dezelfde discussie
speelt? En als wij een landbouw willen met varkens, kippen en koeien die buiten kunnen lopen, dan moeten we daar toch het model
op aanpassen. In Utrecht, bij het Centrum voor Landbouw
en Milieu (CLM), krijgen
we ondersteuning. 'Een wel erg mooie voorstelling van
zaken van Smeets', zegt Peter Leendertse, die zich bij
het onderzoeks- en adviescentrum bezig houdt met gewasbescherming.
'Als je de schaal maar groot genoeg maakt kun je alles
wat
krom is recht praten. Maar we moeten even terug naar het
uitgangspunt: zo min mogelijk slepen met alles, je eigen
bodem goed benutten en daar duurzaam mee omgaan'.
Juist ja, daar waren we gebleven. Met Leendertse en zijn
collega's Erik
Hees en Natasja Oerlemans proberen we ons model te
perfectioneren. Het probleem zal uiteindelijk niet liggen
aan de productiekant, maar aan de consumentenkant: hoe
brengen we onze volledig biologische landbouwproductie
aan de man/vrouw, zonder de import van goedkopere, niet-ecologische
producten te verbieden? Een volledig antwoord bestaat
niet, maar Van Hees en Oerlemans zoeken het vooral in
milieuheffingen.
Oerlemans: 'Je moet het niet met subsidies
doen, want dat staat zo hulpgeverig. Maar met milieuheffingen
op gangbare of geïmporteerde producten kun je heel
ver komen. Het doel is uiteindelijk dat ecologische producten
voor de consument niet duurder zijn dan gangbare producten'.
Dat het transport dan veel duurder wordt, daar is iedereen
het over eens. Dat het schandalig is dat er nog geen belasting
op kerosine zit, in die stelling kon ook Peter Smeets
zich vinden.
Open einden blijven er genoeg. Wat zal de rol van de supermarkten
zijn, en de houding van de verwerkers van primaire landbouwproducten?
En hoe voorkom je dat consumenten massaal in Duitsland
en België hun dan goedkopere boodschappen gaat doen?
Het model zou sowieso beter werken als de Noordwest-Europese
landen zouden samenwerken, menen Van Hees en Oerlemans,
al is het maar vanwege de beschikbaarheid van grondstoffen
als graan.
Oerlemans heeft nog een idee. 'Ik heb onderzoek gedaan
naar een biologische boerderij bij Deventer, De
Oosterwaarde. Een mooi gemengd bedrijf waarin meer
dan tweehonderd mensen aandelen hebben. Ze betalen jaarlijks
een bedrag en krijgen daarvoor wekelijks de seizoensgebonden
producten van de boerderij. Een dergelijk systeem zou
je in heel Nederland kunnen invoeren.
Mensen zijn daarnaast
vrij om nog te kopen wat ze willen'.
Een mooi idee, al moeten we een licht fatalistisch gevoel
over de uitvoerbaarheid van dit idyllische model onderdrukken.
Maar de afspraak was: we laten ons niet weerhouden door
de weerbarstige praktijk en de bestaande wetten. Dus bestaat
die biologische landbouw op een dag gewoon.
En dan dienen zich nieuwe dilemma's aan. Dilemma's als
op De Oosterwaarde. Daar lopen drie varkens rond, Knir,
Knar en Knor. Ze zijn de lievelingen van de aandeelhouders.
Sommigen onder hen wilden niet dat de varkens in november,
slachtmaand, geslacht zouden worden. Niet deze varkens.
Een gezonde bedrijfsvoering vereiste dat het toch gebeurde.