Onverschilligheid is de schaduwzijde van de medaille waarop tolerantie staat
gegraveerd. Tolerantie is weer het zusje van vrijheid.
Wanneer onverschilligheid gecombineerd wordt met geldzucht,
kan het akelige gevolgen als de bio-industrie hebben.
Gelukkig kan deze geldzucht worden beteugeld door het
ongewenste gedrag (lees bedrijfsvoering) financieel onaantrekkelijk
te maken. Dat kan door subsidies (nationaal en europees)
in te trekken en volledig te gaan werken vanuit de gedachte
"de vervuiler betaalt".
Hoe kan het dat 76%
van de mensen tegen legbatterijen is en er toch zo weinig mensen
eco-eieren kopen? In wetenschappelijke termen: hoe ontstaat
de discrepantie ("gat") tussen attitude en
gedrag? Wanneer veranderen mensen hun gedrag (niet)? Het denken over gedragsverandering begint met het
er bewust van worden dat er met het huidige gedrag iets
mis is. Dat heeft in het geval van dieren met kennis
en begrip van de misstanden, maar ook met een notie
van ethiek of spiritualiteit te maken. Wanneer ethiek
niet geworteld is in mededogen komt er van een rechtvaardig
handelen in de praktijk niets terecht. Het dier moet
tenslotte op zijn minst een bepaalde status hebben.
Die status kan er voor zorgen dat mensen vinden dat er grenzen zijn in
wat er met het dier mag gebeuren. Overigens vinden wij dat dieren rechten hebben onafhankelijk
van hun status en waarde.
Fishbein en Ajzen zijn 2 psychologen die als belangrijkste
motivator voor menselijk gedrag zien: een rationele
afweging van voor- en nadelen. Zij erkennen en benoemen
dat er meer factoren zijn, maar de rationele keuze staat
centraal. Wel geldt dat wat voor de één rationeel is,
voor een ander misschien irrationeel is.
Verder van invloed -zeggen F&A- is de sociale druk
van belangrijke anderen, in het geval van de bio-industrie
bijvoorbeeld de overheid, belangenverenigingen, medeconsumenten
en gezinsleden. Hoe belangrijker men hun mening vindt,
des te groter is hun invloed.
Wil men de afweging van een onlogisch, maar ingesleten gedrag daadwerkelijk anders laten uitvallen dan gaat ook de inschatting van verantwoordelijkheid meetellen, zeker als een aantal negatieve gevolgen van het huidige gedrag indirect zijn. Denk hierbij bijvoorbeeld aan
de vraag, die de consument zichzelf stelt, of niet hij
maar de producent of de overheid verantwoordelijk voor het welzijn van varkens of kippen is.
Een volgende factor is de ingeschatte effectiviteit
van het gewenste gedrag op het verkleinen van het probleem:
"is mijn druppel een druppel op een gloeiende plaat"?
Concreet kan hierbij gedacht worden aan de vraag die
door kopers van scharreleieren weleens gesteld wordt:
heeft een kip
uit de scharrelhouderij het echt veel beter dan
de kip in de legbatterij?
De belangrijkste rationele overwegingen zijn: prijs,
beschikbaarheid van alternatieven, ingeschatte gezondheidseffecten, smaak en
benodigde kennis voor bereiding van alternatieven.
Het helpt een beetje als je lekker
kunt koken zonder vlees. Sociale druk gaat onder meer uit
van het onderwijs. U herinnert zich wellicht hoe op de lagere school de trots op de (inter)nationale prestaties van de veeteelt door de onderwijzer breed werden uitgemeten?
Sociale druk gaat ook uit van de media, de reclame en rolmodellen.
Verder kunnen romantische jeugdherinneringen over het
spelen op de boerderij een rol spelen of de sociale
status van actievoerders: geitenwollensokken of een
aantrekkelijke alternatieve levensstijl. Een levensstijl
waarin je veel rekening houdt met anderen valt moeilijk
mee te pronken, het is nauwelijks zichtbaar. Daar komt
bij dat de slachtoffers van de bio-industrie niet
altijd aantrekkelijk zijn om voor op te komen.
'Een royale portie vlees roept vanouds het beeld op
van gelukkige en manhaftige mensen'. (Ruth L. Ozeki:
Mijn jaar van het Vlees aangehaald door Mac
van Dinther).
Je maakt je niet snel populair als je impliciet kritiek
hebt op de levensstijl van anderen.
Het jachtige leven doet geen goed aan het heroverwegen
van voor- en nadelen van het voedingspatroon, men neemt
er domweg geen tijd voor. Men erkent de nadelen wel,
maar doet er niets mee.
Oorspronkelijk neutrale waarden en normen veranderen
in hun tegenovergestelde of schieten door. Competitie
wordt gezien als een deugd, jezelf matigen wordt gezien
als jezelf tekort doen. Iemand die niet het uiterste
uit zichzelf en anderen haalt is een sufferd. Altruïstisch
gedrag is ver(d)acht.
Ook moet men de mogelijkheden hebben om alternatieven
te kiezen. Zonder gemakkelijk bereikbare alternatieven
geen gedragsverandering. "Erst das Fressen und
dann die Moral".
Tatjana Visak in Trouw 31 mei 2002 Wat zijn het voor mechanismen die het ons gemakkelijker
maken om aan een slechte gewoonte vast te houden?
Het slachtoffer van de handeling wordt minderwaardig verklaard. Dit mechanisme wordt gebruikt tijdens oorlogen
en het dient ook om de menselijke overheersing van
dieren te rechtvaardigen.
De problematische handeling wordt in kleine deelhandelingen
opgesplitst. De vleeseter hoeft het dier bijvoorbeeld
niet zelf te doden en lijkt daar niet verantwoordelijk voor te zijn.
Het ongerief van het dier in de bio-industrie is ver weg, wij
hoeven het slachtoffer niet in de ogen te kijken.
Het stukje dier dat bijvoorbeeld 'steak' of 'kroketje'
heet, lijkt niet meer op een koe of een varken en die verbanden kunnen
gemakkelijk uit het bewustzijn worden verbannen.
Dat het slachtoffer ver weg is, maakt het ook moeilijker
om er een band mee te smeden en 'nee'
te zeggen tegen het aangeboden vlees. De keuze ten
gunste van het accepteren van het vlees is daardoor
gemakkelijker.
Mensen leren over het algemeen om andere mensen
of dieren geen pijn te doen.
Wij moeten nog leren om dit principe toe te passen op mensen en dieren
'ver weg'.
(Tot zover Visak).
De onverschilligheid van de consument van bio-industrie
producten lijkt op de onverschilligheid
van de drugsverslaafde over de gevoelens
van zijn slachtoffers. Verslaving is een
vorm van onvrijheid, die de vrijheid van
anderen kan bedreigen. De moderne mens die
zich van zijn eigen onvrijheid en dat van
dieren niet bewust is, is verslaafd aan
vlees als een luxe, werkt hard, heeft geen
tijd voor alternatieven, wil gemakkelijk,
goedkoop en snel eten en neemt risico's
ten aanzien van zijn gezondheid. De druk
uit de maatschappij om te presteren neemt
toe.
De bio-industrie krijgt in een dergelijke maatschappij
teveel speelruimte (vrijheid) omdat de consument verzuimt
de integriteit van de producten te toetsen en om grenzen
te stellen. Door de toediening van groeihormonen aan
vee wordt ook nog eens het dier verslaafd gemaakt. Resten
van stoffen uit dat vlees worden weer geconsumeerd,
en zovoorts.
De bio-industrie is een (financieel en moreel) goedkope
en "snelle" manier van werken.
De consument van vlees en zuivel betaalt zijn prijs
gespreid: eerst via de belasting en later direct in
de winkel. Zou deze in één keer de prijs
betalen, dan bedenkt hij zich wel 2 keer.
Tot zover de individuele overwegingen. Er zijn ook factoren op macroniveau die verbeteringen in het
dierenwelzijn vertragen of afhouden.
Voor wie nog meer psychologische verklaringen wil over
hoe een mens of de samenleving zich (on)gezond kan ontwikkelen,
leze Erich Fromm of onze visie op innerlijke
bevrijding. CONFUCIUS: (Chinees wijsgeer 551-478 v. Chr.)
"Ik zag ze leven en kan niet verdragen ze te zien
doden; ik hoorde hun smartkreet en weiger hun vlees
te eten.